Koen Geens: Mijnheer de minister, vergeeft u mij voor mijn aandringen, maar ik voel mij genoodzaakt mijn inmiddels jaarlijks terugkerende vraag te stellen hoever het staat met het beloofde wetgevend initiatief inzake bewindvoering. Er zijn nu eenmaal dingen die door herhaling beter worden. In uw beleidsverklaring gaf u aan dat het wetsontwerp en het KB over de bezoldiging in uw werkgroep werden behandeld en gefinaliseerd om aan de regering te worden voorgelegd. Hoewel deze niet onbelangrijke werven al in de vorige legislatuur werden opgestart en de door u aangestelde werkgroep voor de zomer vorig jaar haar werkzaamheden had afgerond, is er nog geen resultaat te zien.
Een bijkomend aspect dat ik graag onder uw aandacht breng, is het Centraal Register van bescherming van de personen (CRBP), dat op 1juni2021 in werking is getreden. Dat digitaal platform, dat bewindvoeringsdossiers centraliseert, is ingevoerd om de procedure te vereenvoudigen en ze zo toegankelijker te maken. Helaas ervaart niet iedereen dat zo. Hoewel niet wettelijk verplicht voor familiale bewindvoerders, blijken overeenkomstig het advies van juni 2020 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap sommige vredegerechten toch te eisen dat familiale bewindvoerders via het digitale platform gaan. Verder stellen zij vast dat de communicatiecampagne slecht uitgevoerd zou zijn en dat er geen medewerking is ten aanzien van de organisaties van personen met een handicap om hun leden te informeren en te ondersteunen. Het gevolg is dat de digitale kloof wordt vergroot, in die mate zelfs dat sommige familiale bewindvoerders verzaken aan hun mandaat.
Mijnheer de minister, u wenst Justitie sneller, menselijker en straffer te maken dankzij doorgedreven digitalisering, en dat is een grote stap voorwaarts. Het gebruik van het CRBP moet dan ook worden aangemoedigd. Maar in bewindvoeringsdossiers is het toch belangrijker om menselijk te werk te gaan. De wet verleent vandaag voorrang aan de door de betrokkene zelf gekozen bewindvoerder, namelijk de familiale. Uit de audit van de Hoge Raad voor Justitie blijkt dat om uiteenlopende redenen steeds meer wordt gekozen voor professionele bewindvoerders. Het middenveld signaleerde mij dat het de voorbije weken bijna dagelijks meldingen binnenkrijgt van vrederechters die ervoor kozen om een advocaat als bewindvoerder aan te stellen omdat de ouders bijvoorbeeld als bewindvoerder niet over de nodige digitale vaardigheden zouden beschikken. De invoering van het digitale dossier via het CRBP mag echter geen reden zijn om familiale bewindvoerders te vervangen door professionele. In dat verband heb ik de volgende vragen voor u.
Welke initiatieven denkt u te nemen om de organisaties van personen met een handicap en de familiale bewindvoerders te informeren en te ondersteunen bij de opmaak van het digitaal dossier en het gebruik van het CRBP? Hoever staat het met het koninklijk besluit dat een uniforme onkostenregeling voorziet, in het bijzonder voor professionele bewindvoerders? Ten slotte, hoever staat het met de voorwaarden voor de erkenning van een professionele bewindvoerder en de oprichting van een federale bewindvoeringscommissie? Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoord, mijnheer de minister.
Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Geens, u wijst erop dat hoewel het niet wettelijk verplicht is voor familiale bewindvoerders, sommige vredegerechten blijkbaar toch eisen dat familiale bewindvoerders van het digitaal platform zouden gebruikmaken. Tot op heden heb ik geen kennis van vredegerechten waar dat effectief het geval zou zijn, maar u hebt er inderdaad in gelijk dat het geen verplichting is om via het digitaal platform te werken als het gaat om familiale bewindvoering, ook al beveel ik het gebruik ervan uiteraard aan.
Ik kom nu tot uw concrete vragen. Op uw eerste vraag, het Gerechtelijk Wetboek voorziet dat alle verzoekschriften met betrekking tot gerechtelijke bescherming moeten worden ingediend via het Centraal Register. Hoewel verplicht gebruikgemaakt moet worden van dat register om de vordering in te dienen, is de familiale bewindvoerder die daarna aangesteld wordt geenszins verplicht om ervan gebruik te maken voor de uitoefening van de opdracht. De familiale bewindvoerder moet het register enkel gebruiken indien hij of zij er uitdrukkelijk om heeft verzocht. Het stelselmatig gebruik van het register biedt weliswaar voordelen, zoals een versnelling van de procedures, vermindering van de kosten, de mogelijkheid om onmiddellijk informatie over de stand van het dossier te ontvangen en de mogelijkheid om de verslagen in meerdere keren op te stellen en de opmaak ervan voort te zetten waar de bewindvoerder is gestopt. Het gebruik van het register wordt sterk aanbevolen, maar het is dus niet verplicht.
Wij hebben evenwel een aantal maatregelen genomen om een digitale kloof te voorkomen. Zo bevat het register didactische video's en een FAQ-lijst die de taak vergemakkelijken van personen die het niet gewend zijn om een dergelijk geïnformatiseerde procedure te gebruiken. Ik overweeg bovendien de invoering van een testplatform ten behoeve van de verzoekers, opdat zij met de procedure vertrouwd zouden raken. Ten slotte kunnen personen die geen toegang hebben tot een computer of die moeilijkheden hebben om een computer te gebruiken, steeds bij de griffies van de vredegerechten de benodigde documenten invullen.
Daarnaast werden verschillende initiatieven genomen om de familiale bewindvoerders verder te helpen ondersteunen, zoals de invoering van contactpunten die specifiek gewijd zijn aan de plaatsing onder gerechtelijke bescherming, de opstelling van praktische gidsen en de organisatie van informatiesessies. De FOD Justitie neemt deel aan die initiatieven. Verschillende pagina's van de website zijn gewijd aan de gerechtelijke bescherming en aan de rollen van de verschillende actoren die in het kader daarvan optreden. Op die pagina's worden ook modellen van documenten ter beschikking gesteld die nuttig zijn voor de uitoefening van de opdracht van de familiale bewindvoerder. Het laatste initiatief waaraan mijn administratie nauw heeft meegewerkt, is de opmaak van een praktische gids voor familiale bewindvoerders die in december 2022 werd gepubliceerd op de website van de Koning Boudewijnstichting.
Op uw tweede en derde vraag, wat de vergoeding van de bewindvoerders en de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van bewindvoerders betreft, kan ik meedelen dat daarvoor een werkgroep werd opgericht die een eindverslag heeft uitgebracht in juni 2022.
Tot eind september werd er nog verder gesproken in deze werkgroep, om enkele punten uit te klaren. Het ontwerp van koninklijk besluit over de vergoeding van de bewindvoerders werd aangepast na discussies in die werkgroep.
Het wetsontwerp, waarin naast de erkenningsvoorwaarden ook enkele bepalingen over de vergoeding van de bewindvoerders werden opgenomen, werd in december door mijn administratie aan mij bezorgd. Bij de opmaak van het ontwerp van koninklijk besluit is gebleken dat dat enkele aanpassingen aan de wet vereist. Beide zijn dus gekoppeld.
Zowel het wetsontwerp als het koninklijk besluit zijn nu nog in onderzoek bij mijn beleidscel. Er is nog een aantal IT-moeilijkheden dat opgelost moet worden. Zodra het onderzoek afgerond is en de IT-moeilijkheden geregeld zijn, zal het voorontwerp van wet samen met het ontwerp van koninklijk besluit aan alle betrokken actoren bezorgd worden voor advies, waarna wij het aan de regering en het Parlement zullen bezorgen.
Koen Geens: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zie de reglementaire stappen met vreugde tegemoet.