Koen Geens (CD&V): Mijnheer de minister, beste collega's, het is niet mijn gewoonte om op het podium te gaan staan, maar uit solidariteit met de collega's meende ik dat het passend was u vanaf dit spreekgestoelte toe te spreken.
Mijnheer de minister, mijnheer de staatssecretaris, mevrouw de voorzitster, op het einde van de vorige legislatuur hebben wij inderdaad, zij het met een minderheid en met een vrij verenigde oppositie, mevrouw Van Cauter het voorrecht gegeven het wetsvoorstel dat vandaag wordt voorgesteld in te dienen. Ik herinner mij dat wij toen zelfs de PS overtuigd hebben, wat niet zo eenvoudig was toen die in de oppositie zat.
Het was een grote zorg van mevrouw Van Cauter sinds het begin van de legislatuur. Ik zeg dit omdat zij vandaag de gelukkige gouverneur is van de beste provincie van het land, althans die waar het mooiste Nederlands wordt gesproken.
Mijnheer De Roover, u vergist zich, het gaat niet over Antwerpen.
Mevrouw Van Cauter heeft op dat ogenblik gezegd dat wij de korte straffen gingen uitvoeren. Zij was echter ook diegene die bij het begin van de nieuwe legislatuur tegen de nieuwe minister van Justitie zei dat we in het nieuwe strafrecht geen straffen zouden opleggen van minder dan een jaar. Dat waren twee strijdpunten van mevrouw Van Cauter. Mocht zij hier zijn, zou zij bevestigen wat ik zeg.
Mijnheer de minister, mijnheer de staatssecretaris, ik was daarstraks getroffen door wat mevrouw De Wit zei over de rechterlijke macht. Die zegt bepaalde dingen, ook in Kortrijk naar verluidt, en wordt dan niet gevolgd door de uitvoerende macht. Ik heb aan de kant van de uitvoerende macht gezeten. Ik kan u zeggen, beste collega's, dat het gemakkelijker is om in de wetgevende macht te zitten dan in de uitvoerende macht. Ik heb dus in de uitvoerende macht gezeten. Onder de minister zit daar een administratie die, zeker wat het gevangeniswezen betreft, onvoorstelbaar hard werkt. Mijn empathie vandaag gaat in de eerste plaats naar die mensen. Zij krijgen oekazes van overal en moeten proberen met een te beperkte capaciteit het gevangeniswezen te runnen.
De dag waarop wij geen 35 of 40 gevangenisdirecteurs meer vinden die bereid zijn om dag en nacht te werken, hebben wij in dit land een serieus probleem. Wij zouden die gevangenisdirecteurs dus beter goed verzorgen. Net als de magistraten, parlementsleden en ministers zijn dat immers mensen van goede wil.
Mijnheer de minister, ik hoor dat u misschien met flankerende maatregelen zult komen. Daarover zou ik iets willen zeggen, dat misschien toch niet onbelangrijk is. Het is heel gemakkelijk om het steeds opnieuw voor te stellen alsof de uitvoerende macht het gat moet dichtrijden. Ik ga zeven mogelijke flankerende maatregelen geven en bekijken, heel snel.
Ten eerste, de voorlopige hechtenis. Reeds zowat 20 jaar zeggen wij dat de voorlopige hechtenis de grote oorzaak is van de overbevolking. Wat heeft de wetgever daaraan tot nog toe gedaan, collega's? Niets. De wetgever huivert ervoor om de voorlopige hechtenis in de duur te beperken, in functie van de duur van de straf die op het misdrijf staat. Degene die als minister of expert het woordje quota in de mond durft te nemen, wordt vriendelijk wandelen gestuurd. Als het vriendelijk is, valt het nog mee.
Nochtans ligt het voor de hand dat als men de bevolking in de arresthuizen niet kan regelen en
daar voortdurend met een zware overpopulatie zit, er zich situaties voordoen zoals in de Tour de Lantin. Als wij de voorlopige hechtenis niet aanpakken op wetgevend vlak, wat men in vele landen doet, dan zal het probleem van de overbevolking van de gevangenissen niet opgelost raken, hoeveel gevangenissen de heer Michel ook nog droomt te zetten in de toekomst.
Ten tweede, een zaak die wij ook helemaal aan de rechterlijke macht hebben toevertrouwd sedert de zaak-Dutroux, is de voorwaardelijke invrijheidstelling. Wij stellen ook opnieuw dat de duur van de straf die effectief moet worden uitgevoerd zeker niet verkort wordt en als het enigszins mogelijk is verlengd wordt, ook met de veiligheidsperiode of beveiligingsperiode. Collega's, dat is een hervorming waarvan ik mij herinner dat ik ze nog heb doorgevoerd. De voorwaardelijke invrijheidstelling wordt door de strafuitvoeringsrechtbanken, dat is ook weer de rechterlijke macht, spaarzaam gebruikt.
De psychosociale diensten in onze gevangenissen zijn op dat stuk ook angstiger dan vroeger om voorwaardelijke invrijheidsstellingen voor te stellen, aangezien er nooit gevangenen mogen vrijkomen die eventueel iets verkeerd zullen doen. Wij vergeten echter dat als gevangenen hun straf geheel uitzitten zonder dat zij worden opgevolgd tijdens hun straf en per definitie niet na hun straf – de vrijheid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is heilig –, de veiligheid daarmee nog veel minder gediend is dan met een voorwaardelijke invrijheidsstelling onder voorwaarden, waarvan de opvolging tot lang na de vrijlating kan duren. Dat debat is hypocriet, net zoals dat van de voorlopige hechtenis. Als wij aan die factoren sleutelen door een maatschappelijk klimaat te creëren dat ietsje toleranter is, dan kan er veel gebeuren. In sommige rechtsgebieden, provincies of arrondissementen, of hoe het ook heet in de nieuwe wet tot hervorming van het gerechtelijk landschap, durft men de enkelband niet te gebruiken om de voorlopige hechtenis uit te voeren. Bij gelegenheid kan ik die rechtsgebieden opnoemen, maar ik zal dat niet nu op het spreekgestoelte doen.
Ten derde, ik heb ooit wat sympathie gehad voor de maatregel van het verlengd penitentiair verlof, dat eventueel met wisselende weken kan worden toegepast. Mijnheer de minister, misschien kunt u dat eens bekijken op het moment dat u flankerende maatregelen toepast. Op die manier kunnen betrokkenen zich voorbereiden op de arbeidsmarkt en ondertussen nog delen van hun straf uitzitten, zodat de doelstellingen re-insertie, resocialisering en straf worden gecombineerd.
In een vierde punt kom ik tot de alternatieve straffen. Die soupape zou men veel gretiger kunnen gebruiken. Mevrouw De Wit, die ik goed heb beluisterd, deelde mee dat het om een Vlaamse bevoegdheid gaat. Welnu, ik zou blij zijn met die bevoegdheid, want zo kan men in Vlaanderen een eigen strafuitvoeringsbeleid voeren, gesneden op maat van de betrokken gedetineerden.
Ten vijfde pleit ik voor niet te veel korte gevangenisstraffen. U zult mij proberen te overtuigen, mijnheer de minister, straks of op een later tijdstip, van het feit dat het zinvol is om in het nieuwe Strafwetboek straffen van minder dan een jaar in te schrijven.
Voor mij is dat voorlopig nog altijd een trauma, want daarop is het Strafwetboek in de vorige legislatuur gesneuveld. Er was een draagvlak om geen straffen van minder een jaar meer op te leggen. Vandaag durft een centrumlinkse regering – dat mag ik toch zeggen, ik ben van het centrum, maar ze is toch centrumlinks – niet komen met straffen van minimaal een jaar. Hoe moet ik in 2022 begrijpen dat een aantal partijen hiervoor geen lans breken? Ik zal dat begrijpen, mijnheer de minister. U zult mij overtuigen. Het is mij aangekondigd dat u dat zult doen en zoals altijd luister ik naar de regering en volg ik haar met veel liefde.
Ten zesde, het exporteren van op het grondgebied niet regelmatig gekomen gevangenen naar het moederland via gesloten asielcentra is een belangrijke manier om onze gevangenissen een beetje te legen.
Mijnheer de minister, eerlijk gezegd, ik volg niet alles, het is ook niet zo gemakkelijk, maar ik ben op een bepaald ogenblik in de vorige legislatuur aan tienduizend gevangenen geraakt. Ik zou graag begrijpen waarom het er vandaag elfduizend zijn. Wellicht is dat omdat ik veel te tolerant was, omdat ik totaal niet repressief was, maar ik zat in een centrumrechtse regering, dacht ik. Ik was ook van het centrum op dat moment en ik ben dat vandaag nog altijd.
Ten zevende, alles waarover het hier gaat, heeft te maken met capaciteit en daarom ben ik zo blij dat u vandaag in tandem bent gekomen en dat we de staatssecretaris voor de Regie der Gebouwen mogen begroeten. We hebben vele masterplannen geactualiseerd en we zijn gekomen op een capaciteit van 10.500. Dat is de doelstelling. Vandaag worden de gevangenissen te Haren en te Dendermonde voltooid. Ik heb het al in de commissie voor Justitie gezegd, mijnheer de staatssecretaris. Ik moet het vandaag herhalen om rechtvaardig te zijn. Ik vind dat het veel te traag gaat.
Ik vind dat het bouwbeleid veel te traag gaat. Ik zat in de vorige regering, zoals u weet. Ik heb toen alles gedaan om in het Luikse grond te vinden waar men Lantin zou kunnen vervangen. Ik heb daar nog met bepaalde leden van de toenmalige meerderheid bezoeken gebracht. Ik heb tientallen telefoons gedaan met politici uit de streek. Ik begrijp dat er vandaag in het Luikse nog altijd geen grond is gevonden om een nieuwe gevangenis te bouwen, terwijl elke minister die Lantin bezoekt, dringend naar huis moet om 's avonds een klein glas meer te drinken. Kan u zich voorstellen wat het is om in Lantin directeur te zijn? We kunnen veel spreken over de magistratuur, mevrouw De Wit, we kunnen veel spreken over de uitvoerende macht, maar wat is het om in Lantin directeur te zijn, in dat windgat! U hebt het recent nog bezocht met de commissie tegen Foltering van Straatsburg. Lantin is een aanfluiting voor ons land. Het werd gebouwd midden jaren zeventig en is dus veel jonger dan ik, maar het ziet er veel slechter uit. Het is een schande dat er nog geen plaats gevonden is, excuseer mij dat ik het zeg, voor heel de provincie Luik en voor de regering erbij.
Mons is in een verschrikkelijke staat. Van Verviers spreekt men al lang. Paifve, verschrikkelijke staat. Aalst. Collega D'Haese is er niet, dus ik zal er deze keer niets van zeggen. Leopoldsburg, gepland in 2012. Het is 2022, collega's! Leopoldsburg wil een gevangenis. Dat is een stad die een gevangenis wil! Tien jaar. Ik heb collega Goffin, doorgaans en ook nu een wijs man, horen zeggen dat het belangrijk is dat de regering ter plaatse gaat en de burgemeesters overtuigt.
Het is belangrijk dat zij de burgemeesters overtuigt en compensaties geeft, draagvlak zoekt en bewerkstelligt dat men coûte que coûte meewil. Het is niet van op deze kansel – daarom ben ik hier gaan staan – dat men decreteert dat er in Verviers een gevangenis moet komen. Er waren namelijk parlementariërs die mij tijdens de vorige regeerperiode elke week vroegen wanneer de gevangenis er kwam. Men moet het ter plaatse doen.
Ik smeek u, ook in verband met de nieuwe detentiehuizen, dat u probeert om op lokaal niveau mee draagvlak te zoeken. Elke partij, elke minister en elke burgemeester zal hiervoor uit zijn kot moeten komen. Ik heb in de vorige commissiedebatten minister Van Quickenborne horen zeggen dat wij in dit land veel te repressief zijn. Ik stel vast dat hij ook naar mijn centrum opschuift. Ik vind dat ook. Als u echter de detentiehuizen effectief wil gebruiken om detentieschade te voorkomen bij kortgestraften is het de hoogste tijd dat we eraan beginnen. Daarover gaat het namelijk, men wil vermijden dat kortgestraften al detentieschade zouden oplopen bij hun eerste bestraffing. Ik doe een warme en gemeende oproep tot u allemaal en in het bijzonder tot u, collega's minister en staatssecretaris bevoegd voor de materie, om de flankerende maatregelen te nemen die rechtvaardigen dat wij vandaag nogmaals een uitstel stemmen.
Het zal misschien niet het laatste zijn. Ik weet het niet. Ik heb altijd mededogen met een administratie die zegt dat het niet lukt. Het is echter de hoogste tijd dat de mensen op het terrein zien dat er wordt gebouwd en dat we de rechterlijke macht op een aantal punten indicaties geven dat er grenzen zijn aan de eindeloze verlenging van zaken zoals de voorlopige hechtenis en aan het minder gebruiken van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Ik hoop dat u daarvoor de kracht vindt. Op mijn steun mag u rekenen.