Koen Geens: Mijnheer de minister, mag er worden aangenomen dat het nieuwe artikel 4.59 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat gewijzigd wordt door de wet van 30 juli 2022 om Justitie menselijker, sneller en straffer te maken – de wet MSS II – alsook de daarmee samenhangende artikelen inzake de zogenaamde sociale en fiscale notificaties en het Centraal Erfrechtregister, die eveneens door die wet werden gewijzigd, enkel van toepassing zijn op sterfgevallen vanaf de datum waarop de wijzigingen aangebracht door MSS II in werking treden? Zijn die dus niet van toepassing op elke akte of attest van erfopvolging opgesteld vanaf de inwerkingtreding, bijvoorbeeld voor een overlijden van voor die datum?
Vincent Van Quickenborne: Collega, de regels van het erfrecht vinden inderdaad pas toepassing op het moment dat een nalatenschap openvalt door het overlijden van de erflater. Artikel 2 van het oud Burgerlijk Wetboek is in die zin duidelijk dat de nieuwe wet alleen beschikt voor het toekomende en dus geen terugwerkende kracht heeft. In artikel 1.2 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek dat op 1 januari 2023 in werking treedt, is die regel overgenomen.
Het door de wet MSS II grondig herschreven artikel 4.59 van het Burgerlijk Wetboek, alsook de daarmee samenhangende artikelen inzake de zogenaamde sociale en fiscale notificaties en het Centraal Erfrechtregister die door die wet werden aangepast in overeenstemming met de wijziging aan artikel 4.59 zullen enkel de nalatenschappen beheersen die openvallen vanaf de inwerkingtreding van die wijzigingen. De akte en het attest van erfopvolging die opgemaakt worden naar aanleiding van een overlijden voor die datum worden beheerst door de regels van het nu geldende artikel 4.59, zoals voortvloeit uit de codificatie van het erfrecht. Indien het een overlijden van voor 1 juli 2022 betreft, geldt het vroegere artikel 12.140bis van het oud Burgerlijk Wetboek, dat echter in essentie is overgenomen in de codificatie.
Koen Geens: Ik dank de minister voor zijn duidelijk antwoord.