Koen Geens: Volgens het Wetboek Belgische Nationaliteit kan een vreemdeling de Belgische nationaliteit verkrijgen via een procedure nationaliteitsverklaring. Er zijn verschillende situaties waarin men een nationaliteitsverklaring kan indienen. In elk van de mogelijke situaties is een bewijs van de kennis van één van de drie landstalen een essentiële voorwaarde.
Artikel 1, § 2, 5° van het WBN voorziet dat aan de taalvoorwaarde is voldaan indien men een kennis gelijk aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen heeft.
Deze vereiste wordt verder verduidelijkt in het Koninklijk besluit van 14 januari 2013. Dit KB voorziet dat onder meer het document waaruit blijkt dat het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours waarin wordt voorzien door de bevoegde overheid van de hoofdverblijfplaats van betrokkene op het tijdstip dat hij dit aanvat, met succes gevolgd werd, als bewijs voor het vervuld zijn van de taalvoorwaarde kan gelden (Artikel 1, 4° KB van 14 januari 2013).
In de praktijk is het echter zo dat het parket in bepaalde gevallen het inburgeringsattest alleen als voldoende bewijs voor de kennis van één van de landstalen aanvaardt, als er ook een expliciet bewijs kan worden voorgelegd dat die kennis gelijk is aan het niveau A2. Dat houdt in dat in bepaalde gevallen waarin de aanvrager enkel een inburgeringsattest voorlegt als bewijs van het vervuld zijn van de taalvoorwaarde een negatief advies krijgt van het parket.
In een arrest van 14 oktober 2021 oordeelde het hof van beroep te Gent dat een inburgeringsattest waarop expliciet niveau A1 vermeld is, niet in overeenstemming is met het Wetboek van de Belgische nationaliteit en met het Verslag aan de Koning bij het KB van 14 januari 2013.
Door deze invulling van de taalvoorwaarde door parket en het hof van beroep te Gent is een onduidelijke en onzekere situatie ontstaan voor de aanvragers. Daarnaast maakt deze interpretatie het voor analfabeten bijna onmogelijk om de Belgische nationaliteit te verwerven. In de cursus Nederlands voor analfabeten is A1 schriftelijk het hoogste niveau dat behaald kan worden.
Kunt u bevestigen dat het inburgeringsattest op zich voldoende is opdat kan worden voldaan aan de taalvoorwaarde zoals voorzien in artikel 1, § 2, 5° van het WBN onafhankelijk van het feit of het taalniveau A1 of A2 wordt vermeld? Of moet de interpretatie van het Gentse hof van beroep gevolgd worden en kan een inburgeringsattest enkel als bewijs van het vervuld zijn van de taalvoorwaarde worden beschouwd indien ook het taalniveau A2 wordt vermeld op het attest?
Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, collega, de problematiek is bekend bij mijn diensten en was reeds het voorwerp van een mondelinge vraag van collega Lanjri in de commissie voor Justitie van 3 februari 2021.
In principe wordt de taalkundige integratie bewezen door middel van een certificaat van niveau A2 van het Europees referentiekader voor talen (ERK), zoals bepaald in het Wetboek van de Belgische nationaliteit. De modaliteiten om te voldoen aan de taalkundige vereisten staan opgesomd in het koninklijk besluit van 14 januari 2013. Artikel 1 van dit koninklijk besluit geeft als een van de mogelijkheden voor het bewijs van de talenkennis de documenten die bewijs leveren het inburgeringstraject, onthaaltraject of integratie- parcours met succes gevolgd te hebben.
Volgens de vroegere rechtspraak vormde dat artikel 1 een onwrikbaar documentair systeem ter voldoening van de vereiste van kennis van een van de drie landstalen. Een kandidaat-Belg die een van de documenten opgesomd kon voorleggen, voldeed aan deze vereisten, zelfs indien het inburgeringstraject slechts in een aanvullend bewijs van talenkennis van niveau A1 voorzag.
In het arrest van 14 oktober 2021 van het hof van beroep te Gent werd de oude rechtspraak hervormd. Het hof redeneerde dat het onwrikbaar documentair systeem van artikel 1 van het koninklijk besluit in principe geen afbreuk deed aan hetgeen bepaald was in het wetboek. De wet primeert op het koninklijk besluit.
Het hof verwees hierbij eveneens naar het verslag aan de Koning van dit koninklijk besluit. Volgens het verslag kunnen de integratie- parcours eveneens worden aanvaard als bewijs van de talenkennis indien zij het door de federale wetgever in het kader van de verkrijging van de Belgische nationaliteit opgelegde niveau A2 respecteren.
Volgens deze rechtspraak is het derhalve niet mogelijk om een bewijs van succesvol slagen van het integratieparcours voor te leggen als bewijs voor de taalkundige integratie indien het slechts refereert aan niveau A1.
Sindsdien eisen alle parketten van het land dat op de attesten van het gevolgd hebben van een inburgeringstraject vermeld dient te zijn dat het behaalde taalniveau overeenstemt met het niveau A2 van het Europees referentiekader voor talen. Daarmee wordt tegemoet- gekomen aan de wettelijke voorwaarden bedoeld in artikel 1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit.
Ik wil hierbij overigens uw aandacht vestigen op het feit dat de organisatie van deze integratietrajecten tot de exclusieve bevoegdheid van de deelstaten behoort. Voor verdere vragen over hoe deze trajecten de taalkundige vereisten die door de wet worden opgelegd concreet invullen, dien ik u te verwijzen naar de bevoegde deelstatelijke instanties. In elk geval moeten deze integratietrajecten rekening houden met het niveau A2 van het ERK om te voldoen aan de taaleisen van het Wetboek.
Verder wil ik er ook op wijzen dat het vraagstuk van de bewijsmodaliteiten voor de kennis van een van de landstalen in het kader van het verkrijgen van de Belgische nationaliteit, reeds het voorwerp vormde van parlementaire discussie. In de vorige legislatuur kwam dat aan bod tijdens de voorbereiding van de wet van 18 juni 2018, waarin bepaalde aspecten van het Wetboek van de Belgische nationaliteit werden gewijzigd. Het amendement 74 beoogde een versoepeling te voorzien voor analfabeten waardoor enkel een bewijs van de mondelinge kennis van niveau A2 zou volstaan. Dat amendement werd verworpen met het argument dat het verkrijgen van de nationaliteit dient als bekroning van een integratie, waarbij de wetgever stelt dat de integratie een schriftelijke beheersing van een van de landstalen omvat en niet als instrument dient om de integratie te bevorderen.
Koen Geens: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en zal het grondig bestuderen.