Koen Geens (cd&v): Mevrouw de voorzitster, ik heb daarstraks het woord niet gevraagd, omdat dat volledig toekwam aan collega Van Hoof, die ter zake bevoegd is. De enige reden waarom ik uw aandacht durf te vragen, is omdat ik toch een jaar of zes op het departement Justitie heb gezeten. De uitlevering en overbrenging van gevangenen was voor mij, zoals voor elke minister van Justitie, altijd een zeer moeilijke gewetenskwestie. Als er een juridische basis was, wist ik dat te zake de uitvoerende en de rechterlijke macht bevoegd zijn. De wettelijke basis wordt hier gelegd, de uitvoerende en de rechterlijke macht voeren de verdragen uit.
In mijn persoonlijke mening en volgens mijn indruk, na wat ervaring te hebben opgedaan, was het altijd beter, zelfs wanneer het ging over staten waarvan wij de mensenrechtelijke kwaliteit niet hoog prijzen, om een verdrag te hebben dan om er geen te hebben, op voorwaarde dat erin was opgenomen dat de betrokken staat bij de uitvoering van de straf de mensenrechten respecteerde, of het nu om een uitlevering of een overdracht ging. Dat is ook de reden waarom wij aan gevangenen vragen of zij akkoord gaan met hun overdracht.
Ik herinner mij – zich herinneren is soms vervelend; ik denk dat minister van Justitie Van Quickenborne naar mij in de commissie heeft verwezen – dat ik in 2017 een brief heb geschreven – het kan vervelend zijn een brief te hebben geschreven; ik heb dat nu eenmaal gedaan destijds - aan de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, de heer Reynders. Ik heb die brief niet meer, maar naar verluidt – meestal ben ik goed geïnformeerd als ik dat zeg – zou ik in die brief hebben gezegd dat ik het goed vond dat de minister van Buitenlandse Zaken zo'n verdrag met Iran zou benaarstigen.
De eerste consulaire besprekingen – en dit staat duidelijk in de parlementaire voorbereiding van het verdrag - zijn gevoerd in 2016 door Buitenlandse Zaken. In de chronologie valt het niet helemaal uit te sluiten - ik zeg dit in alle voorzichtigheid - dat de arrestatie in Iran van de heer Djalali in april 2016 daarvoor de aanleiding geweest is. De gesprekken met Iran zijn namelijk later dat jaar op verzoek van de consulaire delegatie van Iran begonnen.
Om de tijdslijn volledig te maken, ik denk dat de heer Assadi gearresteerd is in de loop van 2018, juni of wat later, naar aanleiding van geplande aanslagen. We zijn er dus zeker van dat het sluiten van dat verdrag op het ogenblik dat de onderhandelingen begonnen, absoluut niet gebeurde omwille van de heer Assadi. We moeten dat toch even durven te zeggen. Voor zover ik weet, had dat er dus niets mee te maken, tenzij Iran toen al wist dat de heer Assadi een aanslag zou plegen. Dat kan natuurlijk zo zijn, maar zo ver gaat de speculatie niet.
Ik wil mij absoluut niet mengen in de kwestie- Assadi/Vandecasteele en ik zal zo meteen zeggen waarom. Ik wil alleen betogen dat de Belgische regering toen, bij monde van de minister van Buitenlandse Zaken en van Justitie, het niet onoordeelkundig achtten om onderhandelingen op te starten nopens een overdracht van gevangenen met Iran. We konden daarbij absoluut geen rekening houden met de twee namen die hier vandaag voortdurend worden aangehaald.
Het aantal keren dat ik gevloekt heb, mevrouw de voorzitster, omdat ik geen verdrag had met bepaalde derde landen, is niet te tellen. Naar mijn gevoel is in de regel – de daarnet vernoemde andere voorbeelden zal ik niet herhalen – het hebben van een verdrag onder de voorwaarden die ik heb genoemd, geen kwalijke kwestie.
Nu wil ik even terugkomen op de kwestie van transparantie. Het debat van vandaag heeft enige intensiteit. Immers, zoals collega De Roover daarnet met talent heeft betoogd - ik citeer hem niet letterlijk -, een verdrag met Iran kan op het ogenblik niet zomaar in de gauwte worden goedgekeurd, zoals we – ik ben geen lid van de commissie voor Buitenlandse Betrekkingen en ik kan mij daar dus niet over uitspreken - een ander verdrag misschien soms met enige veronachtzaming goedkeuren. Collega De Roover voegde daar wel aan toe dat, als hij de kat de bel niet had aangebonden die donderdagmiddag, de wereld er misschien anders had uitgezien.
Mijnheer De Roover, als lid van de meerderheid kan ik die laatste uitspraak niet over mijn kant laten gaan. U weet heel goed dat op dat ogenblik volop de bedoeling bestond om u te informeren. Meer zal ik daar niet over zeggen.
Mevrouw de voorzitster, ik ben werkelijk bezorgd over de juiste taakverdeling tussen de machten. Ik heb geen bezwaar tegen het feit dat men de commissie voor Buitenlandse Betrekkingen in dit dossier vooraf nopens concrete gevallen 'concerteert' of raadpleegt. Voor mij is dat goed. Het verdrag is naar mijn opinie zoals veel verdragen met dat soort van landen,een goed verdrag. Ik vraag u wel te bedenken dat het voor het Parlement niet mogelijk is om zich systematisch vooraf met zulke zaken in te laten.
Regeringen en rechters horen in dat soort zaken hun verantwoordelijkheid te nemen en in de regel, post factum, daarover aan het Parlement verantwoording af te leggen, met alle mogelijke gevolgen van dien. Ik heb dat altijd geprobeerd en zo hoop ik dat het in de toekomst zo blijft. We hebben het nu namelijk voortdurend over twee namen, maar mocht het zich herhalen, kan het Parlement niet permanent de minister van Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken aval geven om dat soort zaken te doen. Het is goed dat het gebeurt en ik sta erachter, maar men kan dat niet systematisch blijven doen.
Ik wil echter een ding zeggen waaraan ik bijzonder belang hecht. Ik zal dat ook morgen niet meer herhalen voor een ander dossier. Als men
transparantie creëert – en dat doen wij met betrekking tot allerlei organen waarover wij de "voogdij" hebben, zoals het Comite I, P en de GBA – door achter gesloten deuren een aantal dingen te zeggen, schijnt het mij passend te zijn om daarover te zwijgen, ook wanneer wij daarover hier publiek debatteren. Als iets achter gesloten deuren wordt gezegd, hoort het immers niet publiek herhaald te worden, niet in de krant, noch in de plenaire vergadering. Doen we dat wel, dan heeft de voogdij van het Parlement over dat soort gevoelige organen, die zo belangrijk zijn voor de veiligheid van ons land, geen enkele betekenis.
De wetgevende macht heeft haar rol te spelen als controleorgaan, net zoals de uitvoerende en de rechterlijke macht. Dat heb ik daarnet gezegd. Zowel de meerderheid als de oppositie moet echter kunnen zwijgen. Het spijt me dat ik dat zeg, maar ik stel dikwijls vast dat dat niet gebeurt. Wanneer men de ochtend nadien in de krant kan lezen wat er achter gesloten deuren verklaard is, maakt dat transparantie tot een relatief zinloze en overbodige deugd.
Ik zeg dat niet in verband met het dossier dat nu aan de orde is.
Tot slot, ik heb niets gezien, ik wil ook niets weten, maar het zou mij erg verbazen dat de dreiging waarover wordt gesproken, alleen betrekking heeft op mensen van Belgische nationaliteit die op het ogenblik in Iran verblijven. Hier wordt systematisch een verenging van het dossier bepleit. Ik vind dat een beetje opmerkelijk.
Laten we proberen om even afstand van die namen te nemen. Wij worden hier gevraagd om een verdrag goed te keuren. Dat verdrag met Iran was al gepland, voordat de heer Assadi of de heer Vandecasteele, nu noem ik hun namen toch, ter sprake kwamen.
Mevrouw de voorzitster, excuseer mij dat ik dat heb durven te zeggen, maar ik was er op een bepaald moment en wie er is, mag op een ander moment niet zwijgen.
(…)
Koen Geens (cd&v): Mevrouw de voorzitster, mijn pogingen om genuanceerd te zijn, mislukken doorgaans omdat ze zowel langs links als langs rechts verkeerd kunnen worden begrepen. Dat is nu eenmaal het nadeel van tot mijn partij te behoren.
Wat specifiek de tussenkomst van de heer De Roover betreft, gelet op de transparantie die vooraf is gegeven en die met betrekking tot de naam Iran en de concrete omstandigheden die vandaag de onze zijn, niet anders kon dan gegeven worden, vind ik dat accompagnement een goede zaak. Het enige wat ik heb willen zeggen, is dat niet in alle verdragen, uitleveringen en overdrachten die er moeten gebeuren het Parlement moet worden geïnformeerd vóór de uitvoerende macht iets doet. Dat heeft volgens mij geen zin. In dit geval, dat zo gevoelig ligt, sta ik daar volledig achter.