Koen Geens (CD&V): Mevrouw de voorzitster, in een democratie is het essentieel dat men het eens is over wat essentieel is. Het verbintenissenrecht is een van de meest essentiële elementen van het recht. Hoe saai het ook lijkt, het gaat over de vraag hoe mensen zich tot elkaar verhouden en hoe zij met mekaar omgaan. Als wij dit wetsvoorstel in de commissie voor Justitie tot twee keer toe met unanimiteit en met applaus van de jury hebben kunnen goedkeuren, bewijst dat dat wij weten waarover het in deze democratie nog altijd gaat. Ja, wij maken graag ruzie, al maken we eigenlijk nooit ruzie, wij zijn beleefd in ons meningsverschil over de minder belangrijke dingen, maar over de belangrijke dingen gaan wij akkoord, zelfs bij unanimiteit.
Het zal u misschien verbazen, maar als de tweede verdieping van de publiekstribune instort ( de heer Geens verwijst naar de experts die daar aanwezig zijn) dan valt het meest intelligente stuk van de juridische faculteiten naar beneden. (Applaus)
Er is maar één tak in het recht waar elke hoogleraar wil eindigen, namelijk het verbintenis- senrecht. Dat is vergelijkbaar met de stochas- tische wiskunde in de faculteit wiskunde, vergelijkbaar met het ministerie van Buitenlandse Zaken in een regering – wie wil weten waar ik binnen tien jaar wil eindigen, daar dus – en het is vergelijkbaar met de commissie voor Justitie en het voorzitterschap van die commissie, collega Goffin en collega Van Vaerenbergh, in het Parlement. U bent allen welkom in die commissie, de beste van de commissies, waar wij met unanimiteit de essentiële dingen goedkeuren die úw democratie waarborgen.
Er was een tijd dat men Latijn moest studeren en zelfs moest slagen voor de middenjury alvorens men rechten kon studeren. Die tijd ligt een jaar of dertig achter ons, veertig zelfs. De moeilijkheid is dat er in het recht nog altijd heel veel Latijn gesproken wordt. Ik zei al dat er het verbin- tenissenrecht het nec plus ultra is van het recht, ook al vindt men het saai. Vandaag vindt u in een kwaliteitskrant een heel lang artikel over het verbintenissenrecht. Het benieuwt mij of sommigen onder u dat deze morgen bij hun koffie gelezen hebben, eerder dan naar bepaalde partijen te kijken die op dit ogenblik intern een beetje van mening verschillen. Mocht u dat artikel gelezen hebben, dan weet u nu hoe belangrijk het verbintenissenrecht voor uw dagelijkse praktijk is. Dat Latijn is door dit wetsvoorstel gebannen. U moet niet meer weten wat fraus omnia corrumpit, exceptio non adimpleti contractus, nemo auditur of in pari causa cessat repetitio betekenen. Dat staat voortaan allemaal in het Frans en het Nederlands in het wetboek. Wij hebben met andere woorden grote kuis gehouden, omdat zelfs verstandige studenten vandaag menen geen Latijn meer te moeten studeren.
Dat is natuurlijk niet het belangrijkste. Wij hebben ook de historische antiquiteiten opgeruimd. Wij werden vroeger opgeleid met de idee dat een contract niet strijdig mocht zijn met de goede zeden. Dat bracht onze verbeelding op hol: les bonnes mœurs, wat zou dat kunnen zijn? Wij zijn het niet meer eens over wat goede zeden zijn vandaag. Dat begrip is dus verwijderd en wij hebben het alleen nog over de openbare orde, maar dat begrip hebben wij ingevuld. Wij hebben
eindelijk duidelijk gemaakt dat het ruimer is dan alleen maar de economische en morele openbare orde. Wij hebben daar de sociale en de ecologische openbare orde aan toegevoegd. Juristen kunnen dus verrassend modern zijn, maar zij zijn dat altijd met mate, omdat dat een voorwaarde is om de democratie te laten functioneren.
Wij hebben ook een aantal begrippen verduidelijkt die tot nu toe alleen in de cursus stonden. Ik stel u de collega's voor die de tekst echt hebben gedragen: professoren Dirix, Wéry, Stijns en Jafferali. Zij hebben nu van alles dat alleen in hun cursus staat. Dat is natuurlijk plezant, want het staat niet in het wetboek en een student die hun cursus niet studeert, kan voor het examen niet slagen.
De derde medeplichtigheid aan contractbreuk, bijvoorbeeld, wordt voortaan gedefinieerd in het wetboek. Dat is bijvoorbeeld wanneer u iemand aanwerft die door een niet-concurrentiebeding is gehouden en de vraag of, wanneer u die persoon aanwerft, u medeplichtig wordt aan de contractbreuk van de desbetreffende persoon.
Er zit ook politiek in dit wetsvoorstel en dat is misschien wat zal verbazen. Men denkt dat dit voor saaie juristen is, en de meesten onder u, zelfs als ze rechten gestudeerd hebben, denken dat ik voor een verloren zaak pleit, namelijk eindigen in de commissie voor Justitie. Dat is wel het laatste dat ik zou willen als parlementslid. Ik weet dat u dat allemaal denkt, maar hier zit politiek in.
Wij beschermen de zwakkere partij. Er zijn een aantal regels in ons verbintenissenrecht die vandaag worden verduidelijkt om de zwakkere partij te beschermen. Er is bijvoorbeeld een definitie die duidelijk maakt wanneer de algemene voorwaarden, die meestal op de keerzijde van een factuur staan en geacht worden aanvaard te zijn, effectief deel uitmaken van de inhoud van het contract. Dat is de bescherming van de zwakkere partij en dat is alleen zo wanneer deze er effectief kennis van heeft of geacht wordt er effectief kennis van te hebben genomen, ook al heeft die dat misschien in feite niet gedaan.
Vervolgens zijn er de interpretatieregels, hoe moeten we een contract interpreteren? Wel, bijvoorbeeld bij een toetredingscontract, een contract waarbij één van de partijen eigenlijk niet heeft kunnen onderhandelen, krijgt de zwakkere partij het voordeel als het contract in zijn of haar nadeel wordt geïnterpreteerd.
Ik kom dan bij de schadebedingen. Wanneer men het contract niet nakomt, is men een schadevergoeding verschuldigd. W anneer zijn die schadebedingen geldig? In welke mate kan de rechter ze matigen of beperken? Ook hier wordt de zwakkere partij beschermd. Hetzelfde voor de onrechtmatige bedingen. Wanneer kunnen die vernietigd worden en onder welke voorwaarden?
In een contract is het belangrijkste dat de wilsautonomie wordt gerespecteerd, dat gerespecteerd wordt wat de partijen gewild hebben. Het is niet altijd zo eenvoudig om dat te weten, maar wij willen in het recht toch proberen om dat maximaal te honoreren. Ik geef drie voorbeelden van gevallen waarin men heeft geprobeerd om de wil van de partijen maximaal te respecteren.
Ten eerste, de nietigheid. Het is leuk om naar de rechter te stappen en te zeggen dat dit strijdig is met bijvoorbeeld deze wet of die openbare orde enzovoort. Met dat dwingend recht wordt maximaal geprobeerd de rechter de kans te geven de contracten te regulariseren, zodat de nietigheid niet volgt uit zijn uitspraak.
Ten tweede voert men een nieuw concept in, de tijdelijke overmacht. Men kan tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren om zijn verbintenis na te komen. Dat geldt niet definitief, want dat resulteert natuurlijk in het einde van het contract, maar tijdelijk, zodat het contract slechts geschorst moet worden.
Ten derde wordt in algemene zin en niet meer alleen bij verborgen gebreken de mogelijkheid geschapen om een gedeeltelijke prijsvermindering te geven, in plaats van nietigheid of gedeeltelijke nietigheid.
Collega's, mocht u menen dat ik nog lang verder ga, wees gerust, ik ben bijna klaar, althans met het verbintenissenrecht. Er zijn nog twee zaken die ik hierover wil zeggen. De collega's hier in de tribunes op de tweede verdieping hebben niet alleen het contract maar ook het precontract en het postcontract helemaal geregeld. Een ander Latijns begrip dat wij moesten bestuderen toen wij jong waren was de culpa in contrahendo, die dan samenviel met de wilsgebreken, het bedrog, de dwaling, het geweld enzovoort. De culpa in contrahendo is de precontractuele aansprakelijk- heid. Heel de fase van de negotiatie wordt uitvoerig geregeld door dit wetsontwerp.
Een andere zaak die uitvoerig wordt geregeld en die u zou kunnen interesseren is de restitutie na nietigheid. Ik heb daarstraks een paar Latijnse adagia vermeld, die ik niet zal herhalen want u hebt ze allang begrepen. De restitutie bij nietigheid is echter één van de moeilijkste problemen. Stel u voor dat u een huis op een milieumatig verboden terrein hebt gebouwd en dat dit moet worden vernietigd of moet worden teruggegeven omdat het contract nietig is. Wat zijn de regels die daarvoor bestaan? U vindt ze in 15 artikelen. Het verbintenissenrecht is nog altijd geen reglemen- tering, het is nog steeds recht. Recht staat boven reglementering. U hebt wel begrepen wat ik bedoel. Het is iets technischer geworden dan in het Burgerlijk Wetboek van 1804, maar het is nog altijd heel mooi geregeld.
Een laatste punt gaat over de postcontractuele verbintenissen. Het is immers mogelijk dat u na het contract nog verbintenissen hebt. U kunt bijvoorbeeld gehouden zijn tot confidentialiteit nopens het contract dat u hebt uitgevoerd en waarin bepaalde zaken confidentieel waren. Gedurende een zekere tijd mag u die niet aan derden meedelen of aan de grote klok hangen.
Het belangrijkste in dit voorstel is natuurlijk de imprevisie. Wij weten allemaal wat dat betekent. Dat betekent dat alles morgen gedaan kan zijn. Wees gerust, dat gaat niet gebeuren, mevrouw de voorzitster, ik heb geen enkele informatie daarover, maar voor hetzelfde geld valt de regering morgen.
Dat is ook van toepassing op contracten. De imprevisie betekent dat een contract onuitvoer- baar wordt, tijdelijk of definitief, door de omstandigheden. Hoeveel contracten kunnen vandaag door covid of door de inflatie die nadien is ontstaan, door de bevoorradingsmoeilijkheden of door de Oekraïense crisis, tijdelijk of definitief niet worden uitgevoerd? Die imprevisieleer die nu bestond, meestal door verwijzing naar de Bataafse of de Noord-Nederlandse doctrine, heeft men in de wet vastgelegd en men heeft ervoor gezorgd dat contracten die door de omstandigheden niet kunnen worden uitgevoerd door de rechter aan de concrete omstandigheden die op dat ogenblik bestaan kunnen worden aangepast. Dit zal een aantal leveranciers en afnemers van producten, aan prijzen die schandalig hoog zijn geworden, als muziek in de oren klinken. Treedt dit onmiddellijk in werking? Neen, maar de rechter kan zich laten inspireren door het komend recht als hij vandaag al de imprevisieleer, die gevestigd was op de rechtsleer en de rechtspraak, toepast.
Mevrouw de voorzitster, ik eindig niet zonder opnieuw mijn dank te herhalen aan onze experts, de beste die er zijn, want het verbintenisrecht is het moeilijkste deel van het recht. Ik dank ook de collega's van de meerderheid en van de oppositie voor hun formidabele medewerking bij dit werk van groot geduld. U denkt misschien dat dit passeert comme une lettre à la poste, maar dat is niet het geval. Dit was het voorwerp van uitvoerige discussies. Ik stel tot mijn vreugde vast dat wij een vicepremier hebben die duidelijk jurist is. Ik dank hem en u allemaal voor uw onverminderde aandacht. Ik hoop dat wij elkaar bij verschillende nieuwe boeken van het Burgerlijk Wetboek terugzien, tot u ook allemaal eens in onze commissie voor Justitie hebt gezeten.