De dag dat iemand me ziet met een pet mag die zijn hoed voor me afdoen, want dan heb ik iets overwonnen.Ik ben meer een mutsmens.
Sommige mensen staan met een pet, andere niet. De wat oudere meneer op de foto staat ermee. Het geeft hem iets schalksers dan hij in de regel, als bekende ernstige politicus en hoogleraar, lijkt. Andere oudere meneren echter zien er met een pet alleen maar ouder uit. En een beetje onnozel.
Zie hem daar zitten, de onpeilbare man zonder ogen, met zijn twee verschillende handen. Wat in godsnaam houdt hem, zo verstijfd, bezig?
Niet iedereen is Robert De Niro of Picasso, notoire petdragers.
Niet alleen heren dragen, met of zonder succes, petten. Ook vrouwen doen dat. En nu ik erover nadenk, ik herinner me niet ooit te hebben gedacht bij een vrouw, jong of oud, die een pet droeg: wat ziet die er onnozel uit.
Ze staan er vaak zo beeldig mee. Van Jane Birkin tot de kleine dochter ooit.
Natuurlijk, petten komen in soorten, zelfs in haast onnoemelijk veel soorten, zoals ik na enig onderzoek heb vastgesteld. Van de aloude ‘klak’, of boerenpet, tot de huidige baseballpet. Met daartussenin honderden verschillende soorten, die vaak ook nog eens elk hun eigen naam hebben.
De pet is een wereld en een wonderlijke taal apart.
Het hoofddeksel dat ex-minister Koen Geens draagt, is, eenvoudig gezegd, een ‘platte pet’. Ze was erg populair bij mannen en jongens uit de arbeidersklasse rond de overgang van de 19de naar de 20ste eeuw. In die tijden droeg zowat iedereen een pet of, de beteren, een hoed.
Dat laatste is na te gaan in de kunst.
Van Oslo tot Parijs, van Munch tot Manet, duiken in die tijd in straten, cafés en salons de typische mondaine buishoeden op. Even vaak, bij een ander soort schilders, wordt de pet gebruikt als een belangrijk onderdeel van een portret of als een veelbetekenend maatschappelijk symbool.
Daarna, vanaf de jaren 30, komt en gaat de pet in het publieke beeld.
Als onderscheidend rekwisiet van de arbeidersklasse en de bijbehorende ‘revolutie’ keert ze nog regelmatig terug – zoals de mao-petten in China of de petten die verwijzen naar Fidel Castro of Che Guevara.
Tegelijk wordt de pet allengs vaker geclaimd door de culturele elite. Tal van beroemde acteurs, zangers, enzovoort – van Robert Redford tot Leonard Cohen, van Madonna tot David Bowie tot, recentelijk, Idris Elba – profileren zich als cool met behulp van het ooit zo proletarische hoofddeksel.
Koen Geens heeft zijn pet rechttoe, rechtaan op. Maar petten kunnen op velerlei manieren worden gedragen: wat schuin, dwars, wat naar achteren gekanteld of net naar voren. Of zelfs omgekeerd. Het scheelt allemaal in wat de petdrager wil uitstralen. Van klassiek tot frivool tot rebels.
Ook de schilders zijn gevoelig geweest voor die verschillende betekenissen. Bekend zijn de portretten van Leonardo da Vinci met brede pet. Maar ook, onder meer, Cézanne en Van Gogh hebben zichzelf en anderen vereeuwigd met een pet op in verschillende standen. Die laatste heeft zelfs de laatnegentiende-eeuwse postbodepet onsterfelijk gemaakt in zijn beroemde portretten van ‘facteur Joseph Roulin’.
Twee schilders hebben de pet uitdrukkelijk en veelvuldig gebruikt in hun werk: Rembrandt, 17de eeuw, en onze Roger Raveel, 20ste eeuw.
Rembrandt heeft tientallen zelfportretten gemaakt waarin hij meerdere soorten hoofddeksels draagt, in verschillende standen. Van zogenaamd ‘zachte petten’ tot bontmutsen en baretten. Graag speelde hij ook een soort rollenspellen waarin hij zichzelf verkleedde en allerlei attributen toonde, waaronder opvallende hoofddeksels die het zelfportret heel erg bepalen.
Van dat alles is bij Roger Raveel geen sprake. Raveel speelt geen toneel, Raveel is alleen Raveel. Zowel in het echte leven als in zijn werk droeg en draagt hij haast chronisch een pet. Je zou het een handelsmerk kunnen noemen.
Koen Geens poseert niet echt frontaal, maar half schuin met zijn pet. Ook bij Raveel zien we zelden een frontale pose. Het liefst laat hij zijn figuren-met-pet en profil of langs achteren zien. Soms is de pet realistisch weergegeven, even vaak bestaat ze uit enkele suggestieve lijnen of is ze een ovaal – alsof iemand een groot ei op zijn hoofd heeft.
De pet als tegelijk zeer herkenbaar, organisch, oneigenlijk en soms zelfs absurd vormelement.
Een van Raveels intrigerendste petten vind ik de gele in Man met gele pet uit 1952.
In zijn vroege jaren – de jaren 50, 60 – was onze Roger Raveel zonder enige twijfel een groot schilder, van internationale klasse. Met zowel machtig lyrische werken als ingenieuze, afgemeten, complexe doeken.
Van die laatste is Man met gele pet een mooi voorbeeld.
Zie hem daar zitten, de onpeilbare man zonder ogen, met zijn twee verschillende handen (bleek-donker), een sigaret en iets onherkenbaars tussen zijn vingers, aan het benauwende tafeltje met de doelloze theepot erop.
Wat in godsnaam houdt hem, zo verstijfd, bezig? In de vreemde, ontwrichtende perspectief. Met, uiteindelijk, de gloeiend oplichtende, intens gele pet op zijn hoofd, als een soort halo.
Bernard Dewulf ziet een beeld en denkt aan kunst.