Na 200 jaar: nieuw wetboek strafprocesrecht ingediend

op 20 mei 2020 14:00 Kamerfractie CD&V

Na 200 jaar is het zover: een nieuw ontwerp van wetboek van strafprocesrecht werd op 11 mei door Servais Verherstraeten en Bercy Slegers ingediend in het parlement. Het nieuw ontworpen wetboek bevat 490 artikels over het verloop van het strafonderzoek, de voorlopige hechtenis, de bewijsregeling en de berechting voor de rechtbanken en hoven.

Om verwarring te vermijden: het strafprocesrecht, dat reeds zijn oorsprong vindt in 1808, is niet te verwarren met het strafrecht. Het strafrecht bepaalt wat wel en niet strafbaar is, terwijl het strafprocesrecht aangeeft welke procedure moet worden gevolgd als iemand een misdrijf pleegt en daarvoor wordt vervolgd.

Servais Verherstraeten: “Het is de bedoeling om de strafprocedure te verkorten, vereenvoudigen en efficiënter te maken, met alle nodige waarborgen voor het recht van verdediging. Zo kunnen verjaring en procedurefouten worden vermeden. Ik meen dat de voorgestelde procedure daarin slaagt. Aan het parlement nu om dat te beoordelen en ten gronde te behandelen.”

Bercy Slegers: “Onze strafprocedure is uitgeleefd; een nieuw huis, gebouwd op een solide en eenvoudige rechtsbasis, is dringend nodig. Alleen een zeer diepgaande hervorming waarbij overtollige of verouderde procedurevoorschriften worden weggesneden of vervangen, kan dat oplossen.

Dit wetsvoorstel werd door de commissie voor de hervorming van de strafprocedure uitgewerkt op vraag van Minister van Justitie Koen Geens. De commissie van experten was samengesteld uit Marie-Aude Beernaert (UCL), Laurent Kennes (ULB), Yves Liégeois (ere procureur-generaal en Eerste advocaat-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen), Philip Traest (UGent, tot oktober 2018) en Raf Verstraeten (KU Leuven), met medewerking van Isabelle De Tandt (substituut procureur-generaal bij het Hof van Beroep te gent, tot december 2018).

Een nieuwe strafprocedure… waarom is dat nodig?

De huidige strafprocedure kent vele knelpunten. Dit bleek reeds omstandig uit een wetenschappelijk onderzoek naar de knelpunten in de huidige strafprocedure, uitgevoerd door de UGent in opdracht van de FOD Justitie in 2014.

Minister van Justitie Koen Geens heeft de voorbije jaren getracht om aan deze knelpunten tijdelijk en gedeeltelijk te verhelpen, onder meer via diverse kleinere wetsontwerpen of “potpourri-wetten”.

Maar het is duidelijk dat de procedure niet meer aangepast is aan de huidige samenleving en de manier waarop criminaliteit wordt gepleegd. Dit resulteert in lange doorlooptijden, procedurefouten en een gebrek aan coherentie in het strafrechtelijk beleid, met een groeiend gevoel van straffeloosheid en onrechtvaardigheid bij de burger.

In het licht van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens biedt de actuele strafprocedure amper nog voldoende waarborgen dat complexe strafzaken met een grensoverschrijdend karakter (georganiseerde criminaliteit), met een grote hoeveelheid slachtoffers en burgerlijke partijen (bijv. terroristische aanslagen of zwaarwichtige financiële dossiers), waarbij complexe internationale structuren worden opgezet (bijv. voor het plegen van ernstige en georganiseerde fiscale fraude) of waarbij de nieuwste communicatietechnologie wordt gebruikt met criminele doeleinden (ernstige informaticacriminaliteit, cyberterrorisme, …) nog binnen een redelijke termijn voor de strafrechter kunnen worden gebracht voor berechting ten gronde.

De commissie voor de hervorming van de strafprocedure heeft een ontwerp van nieuw wetboek van strafprocesrecht uitgewerkt met een diepgaande modernisering van de strafprocedure. Deze vertrekt van enkele krachtlijnen, die we hieronder verkort weergeven:

1. Er wordt gekozen voor nog slechts één type van onderzoek, geleid door het openbaar ministerie en gecontroleerd door een (onderzoeks)rechter

Voor alle maatregelen die dwang impliceren en die momenteel aan een rechterlijke controle onderworpen zijn, blijft de voorafgaande machtiging van de (onderzoeks)rechter vereist, maar het zal het openbaar ministerie zijn dat het dossier blijft opvolgen, tot het opstellen van de vordering. Dit zal een aanzienlijke tijdwinst oplevert.

Daarbij wordt gekozen voor een transparant en participatief onderzoek, waarin de rechten van de partijen tijdens het onderzoek ook effectief versterkt worden.

Zowel de benadeelde persoon of het slachtoffer als de verdachte zullen bijvoorbeeld sneller inzage of afschrift van het strafdossier of bijkomende onderzoeksdaden kunnen vragen. Tegen de weigering door het parket zal beroep bij de onderzoeksrechter mogelijk zijn.

De onderzoeksrechter behoudt niet alleen de taak om een aantal indringende onderzoekshandelingen te beoordelen maar krijgt er ook nieuwe bevoegdheden bij. Zo zal hij bijvoorbeeld oordelen over verzoeken betreffende verjaring of betreffende het overschrijden van de redelijke termijn waarbinnen de strafvervolging moet worden uitgeoefend en ook over het handhaven van een voorlopige hechtenis.

De centrale rol van het openbaar ministerie en de beroepsmogelijkheid tegen een beslissing tot sepot, impliceert ook dat de klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter, waarmee het slachtoffer zelf een gerechtelijk onderzoek op gang bracht, verdwijnt. In plaats daarvan zal de benadeelde partij zich echter tot een kamer van het Hof van Beroep kunnen richten om een eventuele sepotbeslissing aan te vechten.

Ook de bestaande “regeling van de rechtspleging voor de raadkamer”, waarmee een gerechtelijk onderzoek wordt afgesloten, wordt afgeschaft. Het openbaar ministerie zal voortaan zelf oordelen welk gevolg het aan haar onderzoek wenst te geven en of het de zaak bij de strafrechter aanhangig maakt middels een dagvaarding.

2. Een volledig nieuwe strafprocedure voor de strafrechter en een criminele kamer in plaats van het hof van assisen

Het nieuwe wetboek van strafprocesrecht schaft vooreerst het hof van assisen af en voert criminele kamers in, binnen de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep.

In De strafprocedure voor deze criminele kamers voor de zwaarste misdaden worden alle nodige waarborgen voorzien, maar de rechtsgang zal veel eenvoudiger verlopen dan de huidige assisenprocedure. Deze is namelijk niet geschikt is voor complexe zaken als bijvoorbeeld terroristische aanslagen waarbij vele slachtoffers vallen, of misdaden gepleegd door criminele organisaties met gebruik van ingewikkelde constructies. Dit heeft ook het voordeel dat er beroep kan worden aangetekend tegen de uitspraak van de criminele kamer in eerste aanleg en dus een rechtsmiddel ten gronde openstaat.

Verder worden de rechten van verdediging beter beschermd door eenduidige regels, onder meer inzake de dagvaarding, het getuigenverhoor en het verzoek om aanvullende onderzoekshandelingen te stellen.

De procedureregels over de bewijsvoering in strafzaken worden eveneens aangepast. De sanctie van eventuele onregelmatigheden in de bewijsgaring (de zogenaamde “procedurefouten”) zal door de rechter ten gronde worden beoordeeld en in de regel niet automatisch tot nietigheid leiden.

Tot slot zal een strafzaak ook slechts kunnen verjaren tijdens het vooronderzoek. Voor het overige geldt de redelijke termijn van procesvoering die door de rechter ten gronde kan worden beoordeeld.

Samenvatting:

Het nieuwe voorstel van wetboek van strafprocesrecht vervangt volledig de procedure voor het opsporen, vervolgen en berechten van de misdrijven. De strafprocedure wordt daarbij sterk vereenvoudigd en tegelijk krijgen de andere partijen dan het parket – slachtoffer én verdachte – meer mogelijkheden om tussen te komen en hun rechten te laten gelden.

In het wetboek worden alle opsporingshandelingen geordend en wordt bepaald wie daartoe toelating moet geven en aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Ook wordt bepaald wanneer een partij bijkomende onderzoekshandelingen kan vragen of onregelmatigheden kan opwerpen. De procedure voor de rechter van het onderzoek speelt daarbij een cruciale rol. Deze rechter waarborgt dat de rechten van de partijen niet worden geschonden en dat de procedure eerlijk en evenwichtig verloopt. Het risico op procedurefouten wordt op die manier sterk verminderd.

Alleen een diepgaande hervorming, zoals werd uitgewerkt door de expertengroep op vraag van minister van Justitie Koen Geens, en voorgesteld door Servais Verherstraeten en Bercy Slegers, zal kunnen zorgen voor een snellere en meer efficiënte strafrechtelijke afhandeling van zaken, waarvan de vervolging en berechting nu soms jaren in beslag nemen en stranden op onregelmatigheden in de procedure.

Bron: persbericht CD&V kamerfractie