De bel doet het niet. En kloppen heeft duidelijk geen zin. Vrije burgers moeten meer moeite doen om binnen te raken in het Mechelse transitiehuis dan gedetineerden om naar buiten te wandelen, lijkt het.
‘Vrij zijn de mensen hier niet’, corrigeert coördinator Leen Muylkens dat beeld. ‘Maar deze plek heeft inderdaad weinig weg van een gevangenis. Het is zomaar een huis in de rij.’
Muylkens is psychologe en stuurt de negen coaches aan die samen maximaal vijftien gedetineerden (‘deelnemers’) begeleiden. ‘Rijden doen ze zelf, wij zijn de gps’, omschrijft ze de spanning tussen vrijheid en beperking.
Heeft nog een paar maanden achter dat stuur te gaan: L. (31). Hij zat vier maanden in de gevangenis van Antwerpen en mocht in oktober naar het transitiehuis. Gaat alles goed, dan mag hij eind mei naar huis met een enkelband, precies zoals de deelnemer die deze week het huis verliet. In december kan hij definitief vrijkomen. Over het delict waarvoor hij werd veroordeeld, mag niet worden gecommuniceerd.
Voelt een transitiehuis als een vorm van detentie?
L.: ‘Als een gevangenis honderd procent onvrij voelt, is dit veertig procent. Het fysieke en mentale besef van opsluiting valt weg omdat je naar buiten kunt, maar je bent wel nog altijd begrensd. Ten laatste om elf uur ’s avonds moet iedereen op z’n kamer zijn, je maakt afspraken over waar je heen gaat en zo zijn er nog regels die je leven bepalen. Maak je geen illusies: ik verlang heel hard naar huis en naar mijn eigen leven. Ik tel de dagen af.’
Muylkens: ‘Er zijn geen tralies en de deuren gaan niet op slot, maar er is wel 24/7 een leefcoach aanwezig om toe te zien op de gemaakte afspraken. Het belangrijkste verschil met het gevangeniswezen vind ik dat we proberen om de banden met de samenleving opnieuw aan te halen, waar die in de cel worden doorgeknipt. Denk aan werk, opleidingen, hobby’s … De focus ligt op herstel en op leren samenleven.’
‘Wij proberen om de banden met de samenleving weer aan te halen, waar die in de cel worden doorgeknipt’LEEN MUYLKENS Coördinator transitiehuis Mechelen
Leer je met drie man op een cel bedoeld voor twee niet samenleven?
L.: ‘Ik heb dat veeleer ervaren als overleven dan als samenleven. Je hebt geen privacy en moet vechten voor eigen ruimte. Bovendien heb je zo weinig om handen – mensen kijken tv en slapen – dat er meer aanleiding is voor frustratie en ergernis dan voor solidariteit en sympathie. Dat is in een transitiehuis toch anders: je hebt genoeg ruimte, letterlijk en figuurlijk, om ook met anderen bezig te zijn. Gaat iemand solliciteren, dan zijn we geïnteresseerd.’
Muylkens: ‘Zeker voor gedetineerden die bijvoorbeeld tien jaar vastzaten, merken we dat deze plek een cultuurschok kan zijn. Dat kan op een heel praktisch niveau zijn, zoals dag- en nachtritme. Gedetineerden die overdag niet werken, slapen veel en blijven daardoor ’s nachts lang wakker. Dat ritme moeten we hier opnieuw corrigeren. Maar het gaat ook over gedrag, dynamiek en mentaliteit, want samenleven vraagt bijvoorbeeld om open en eerlijke communicatie. Stoort jou iets, dan moet je dat durven te zeggen. Zie je iemand die hulp kan gebruiken, dan steek je een hand uit. Dat ligt vaak moeilijk bij mensen die lang vastzaten: ze zijn wantrouwig en hebben geleerd dat eerlijke communicatie wordt afgestraft.’
Kun je zoiets corrigeren met een of twee jaar transitiehuis?
Muylkens: ‘In Nederland bestaan dergelijke huizen al tientallen jaren en onderzoek toont dat mensen er vaak beter uit komen. De recidive ligt tien procent lager dan bij gedetineerden die uit de gevangenis komen. Wat volgens mij een groot verschil maakt, is dat mensen hier leren om van betekenis te zijn, bijvoorbeeld in hun rol als vader of door verantwoordelijkheid op te nemen tegenover anderen.’
‘Een transitiehuis geeft je tenminste de vrijheid om je gezin vaker te zien en elkaar zoveel vast te nemen als je wil’
L.Gedetineerde transitiehuis Mechelen
L.: ‘Als gedetineerde krijg je een plaatsingsplan mee. Daarin staat bijvoorbeeld dat je werk en huisvesting moet zoeken als je voorwaardelijk wil vrijkomen. Vanuit de gevangenis is zoiets heel moeilijk, maar hier kun je gewoon te voet naar de VDAB of naar de bank. En als je hulp nodig hebt, is er een coach. Dat geeft perspectief. In de gevangenis doen begeleiders ook wel hun best, maar door de overbevolking is het onmogelijk om iedereen intensief te begeleiden. In de cel heerst daardoor een gevoel van uitzichtloosheid. Hier verlang ik opnieuw naar morgen, omdat ik bijvoorbeeld ga werken of mijn dochtertje zal zien.’
Hoe rijm je detentie met een gezinsleven?
L.: ‘De afstandelijkheid die detentie met zich brengt, is het moeilijkste van allemaal. In de gevangenis heb je bezoekuren en mag je je vriendin een keer vastnemen bij het groeten en een keer bij het weggaan, daartussen moet je elk aan je kant van de tafel blijven zitten. Een transitiehuis geeft je tenminste de vrijheid om je gezin vaker te zien en elkaar zoveel vast te nemen als je wil. Maar ook hier moet je elke keer weggaan. Het blijft afstandelijk.’
Muylkens: ‘Ook daar werken we trouwens op: de terugkeer naar het gezin en hoe je daar als afwezige partner en vader opnieuw je plek in vindt. Veel deelnemers kijken er hard naar uit, maar vergeten de valkuilen. Want terwijl iemand vastzat, heeft de partner een eigen leven uitgebouwd, ook met de kinderen.’
In de gevangenis is er agressie. Valt zoiets ook hier voor?
L.: ‘Nog niet meegemaakt, nee. Maar hier zit je ook niet zo dicht op elkaar.’
En hier wordt niet gestaakt.
Muylkens: ‘Ons werk kun je niet vergelijken met dat van de cipiers (zij staken sinds januari elke vrijdag tegen de manier waarop minister van Justitie Koen Geens (CD&V) de minimale dienstverlening bij stakingen invult, red.). Met negen coaches en vijftien deelnemers kun je hier moeilijk spreken van overbevolking. De structuur en veiligheidsvoorschriften in een gevangenis zijn ook veel dwingender. Wij kunnen daarentegen nauw samenwerken met iedereen, wat een grote voldoening geeft als iemand het huis mag verlaten.’
L.: ‘Ik heb een staking meegemaakt. We zaten drie weken lang met drie opgesloten op ongeveer acht vierkante meter. Je mag niet wandelen, niet werken, slechts om de drie dagen douchen. Natuurlijk ontstaan er dan rellen. Ik begrijp wel waarom er wordt gestaakt, maar het helpt de verstandhouding tussen gedetineerden en cipiers niet vooruit. Al zag je ook het respect groeien voor hen die wel werkten. Of voor de directrice (An Janssens, red.), die persoonlijk maaltijden hielp rondbrengen en mij toen zelfs de papieren bracht voor het transitiehuis. Op een moment waarop het voelt alsof dieren een beter leven hebben, betekent zoiets veel. Eigenlijk was het onmenselijk, die periode.’