De Minister van Justitie Koen Geens laat weten dat er een zerotolerancebeleid gevoerd wordt tegen geweld op politie. De omzendbrief die geweld op politie regelt werd vorig jaar aangepast en de Minister heeft reeds oor gehad naar het strenger bestraffen van daders die geweld plegen op politiemensen. In zijn twee recente onderhouden met de politiebonden werd o.a. afgesproken om de bestraffing van misdrijven tegen politiemensen in het nieuwe Strafwetboek samen aan een nieuw onderzoek te onderwerpen. De Minister kan niet ingaan op concrete dossiers en beslissingen van strafuitvoeringsrechtbanken. De bedoeling van de wetgeving die gestemd is na de zaak Dutroux was immers precies om de strafuitvoering te onttrekken aan de Minister van Justitie en toe te vertrouwen aan de rechterlijke macht.
De Minister wijst er enkel op dat de zaak die vandaag in de media aan de orde wordt gesteld nog geen voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde betreft, maar een elektronisch toezicht dat volgt op een periode van beperkte detentie (werken in de dag, ‘s avonds in de gevangenis) die eveneens door de strafuitvoeringsrechtbank werd toegekend.
De slachtoffers die dat wensen worden door de strafuitvoeringsrechtbank gehoord bij de behandeling van een strafuitvoeringsmodaliteit zoals het elektronisch toezicht. Zij kunnen daarbij aangeven welke voorwaarden zij belangrijk achten, omdat zulks uiteraard voor slachtoffers een erg delicate beslissing is. De strafuitvoeringsrechtbank is sedert 2006 multidisciplinair samengesteld uit een magistraat-rechter en twee rechters assesoren gespecialiseerd in de strafuitvoering en de sociale re-integratie.
Een beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank die een persoon die tot dertig jaar veroordeeld is, reeds na 10 jaar in aanmerking neemt voor elektronisch toezicht, is voor personen die veroordeeld zijn na de Wet van 17 maart 2013 niet meer mogelijk. Zij komen voortaan pas in aanmerking voor zo’n maatregel na 15 jaar.
Op 21 december 2017 liet de Regering een nieuwe wet aannemen waardoor de zogenaamde eerste rechter of bodemrechter (Hof van Assisen), meteen kan beslissen dat iemand die tot 30 jaar of levenslang veroordeeld is, minstens 25 jaar van de straf in de gevangenis zal moeten uitzitten, de zogenaamde beveiligingsperiode, vooraleer een vrijstelling kan gevraagd worden.
Deze beiden wetten van 17 maart 2013 en van 21 december 2017 zijn enkel van toepassing op veroordeelden van na die wetten, de wetten kunnen niet retro-actief toegepast worden. Dat zou in strijd zijn met de Europese rechtsregels.