Quadripartite Maroc / Espagne / France / Belgique

op 04 oktober 2017 09:30 Quadripartite Maroc / Espagne / France / Belgique

Messieurs les procureurs généraux

Monsieur le procureur de la République,

Monsieur le procureur fédéral,

Mijnheer de burgemeester,

Mesdames, Messieurs,

Dames en heren,  

C’est un grand plaisir et un grand honneur pour moi de participer à l’ouverture de cette réunion commune des parquets anti-terroristes du Maroc, de l’Espagne, de la France et de la Belgique, ici, à Malines.

Cette coopération dite quadripartie est caractérisée par un axe nord-sud le long duquel se situent nos quatre pays. Aucun phénomène criminel n’est propre à cet axe mais il constitue une réalité dans certaines filières actives dans plusieurs secteurs de criminalité.

C’est vrai en particulier en matière de terrorisme. Les liens entre nos pays sont fréquents dans les enquêtes liées aux attentats récents. Ce n’est pas une surprise car nos pays sont liés entre eux par une histoire commune.  

Nombre de nos citoyens ont de la famille répartie le long de cette axe [qui a aussi été celui de mouvements migratoires importants durant les 60 dernières années]. Nos histoires n’en sont devenues que plus riches et plus intimement liées.

Les structures de coopération régionales sont essentielles pour prendre en compte ce type de lien qui se répercute naturellement aussi sur la criminalité et nécessite d’être appréhendé comme tel par les autorités répressives. Une simple combinaison des coopérations bilatérales et, pour trois d’entre nous, de la coopération au niveau de l’Union européenne, ne suffit pas.  

L’enceinte dynamique et souple de la quadripartite apporte un élément supplémentaire pour prendre en compte l’existence des liens entre nos populations. Les instruments juridiques suffisent pour ce qui concerne l’échange d’informations, l’obtention de la preuve et la remise ou l’extradition des suspects ou des condamnés. Mais un forum comme celui d’aujourd’hui permet de créer des liens personnels, identifier des défis partagés et faire émerger une stratégie commune.
 

Deze gemeenschappelijke strategie is onmisbaar in de strijd tegen het terrorisme. In vergelijking met de drie andere landen die hier vandaag vertegenwoordigd zijn, werd België tot 2014 relatief gespaard. “Relatief”, want het federaal parket heeft desondanks niet gewacht tot de terroristische dreiging zich tegenover België manifesteerde om een zelf een antiterrorismesectie op te richten, intensief te werken aan het ontmantelen van fillières die zich op het Belgische grondgebied bevonden en samen te werken met de buitenlandse partners.

Marokko, Frankrijk en Spanje kennen daarentegen al een lange tijd een terroristische dreiging, met meerdere gezichten.  

Voor onze vier landen is alles helaas grondig veranderd sinds 2012 met de totstandkoming van de  jihadistische conflictzone in Syrië, die bijzonder gemakkelijk toegankelijk was vanuit onze landen. U kent het vervolg. Honderden van onze landgenoten zijn vertrokken om er islamitische groepen te vervoegen, met een ongekend aanzuigeffect en een katalisator voor radicalisering tot gevolg.

Vervolgens zijn onze inlichtingen- en politiediensten en gerechtelijke apparaten gemobilisieerd op nationaal en internationaal niveau teneinde dit, omwille van haar omvang totaal nieuwe, fenomeem te bekampen.

Deze taak was moeilijk en er moet worden erkend dat de enorme inspanningen die op alle niveaus van de maatschappij werden ingezet om te uitstroom te beperken een eerder beperkte impact hebben gehad in de praktijk. Ondertussen verhoogde de dreiging tegen onze samenleving.
 

 Ik zal niet verder uitweiden over de catastrofale gebeurtenissen die zich, sinds de aanslag op het Joods museum in Brussel en de eerste grootschalige aanslag in Parijs in november 2015, hebben vermenigvuldigd. De militaire situatie in Syrië heeft de situatie doen veranderen, de uitstroom naar Syrië is zo goed als opgedroogd, maar nu moeten we zowel het probleem van de « terugkeerders” als dat van de radicalisering op eigen bodem aanpakken. Zowel netwerken als individuen die op een min of meer geïsoleerde manier en volgens een 'low cost'-model van terrorisme, maar evenwel dodelijk en altijd traumatiserend, moeten worden bekampt.  

Het is niet de federale procureur Frédéric Van Leeuw, die nochtans in de voorhoede van het repressieve optreden staat, en ik denk evenmin de burgemeester van Mechelen, die me zal tegenspreken als ik stel dat de inspanningen van de politie, de intelligentiediensten en vervolgingsdiensten nutteloos zijn als deze niet vergezeld worden met bredere inspanningen, zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts van de repressieve maatregelen. In elk geval zijn maatregelen ter preventie en herintegratie absoluut noodzakelijk. Dat is niet het doel van de ontmoeting van vandaag, en ik zal er dan ook niet lang stil bij blijven staan, maar er kan geen dubbelzinnigheid bestaan over de noodzaak van een integrale aanpak.  

Vijf jaren van inzet dus op alle niveaus van de samenleving, die de aanslagen echter niet hebben verhinderd. België heeft een diepgaande introspectie gevoerd. De parlementaire onderzoekscommissie over de aanslagen heeft bijna haar werkzaamheden afgerond en haar verslag over het veiligheidluik is reeds afgewerkt en openbaar gemaakt. Wij werken dan ook onverdroten aan de uitvoering van de aanbevelingen ter zake.

Het uitstekende werk van de commissie helpt ons om onze inspanningen nog verder te structureren en te coördineren. Vele maatregelen zijn reeds genomen, maar sta me toe om niet in detail te gaan omdat dit ons te ver zou leiden van het kader van deze quadrite.  

Wat onze partners vandaag vooral interesseert is ongetwijfeld het internationale kader. Hoewel er naturlijk altijd ruimte voor verbetering is, bestaan er, zoals ik eerder al aangaf, instrumenten van samenwerking tussen onze diensten dewelke een efficiënte samenwerking mogelijk maken. Sinds kort geldt dit ook voor onze inlichtingendiensten die zich resoluut hebben ingeschakeld in een multilaterale samenwerking  hetgeen enkele jaren geleden ondenkbaar zou zijn geweest.

Par contre, un vide énorme subsiste au plan international. Il concerne l’accès de nos services aux données de communication. Ce vide grandit au furt et à mesure du développement, rapide et massif, des nouvelles technologies de l’information. Trois évolutions se superposent :

  • premièrement, les contacts entre les terroristes se font de moins en moins par contact physique et de plus en plus via les nouvelles technologies,
  • deuxièmement, ces contacts à distance se font de moins en moins par la téléphonie fixe ou mobile et de plus en plus par les services internet de type Whatsapp, Viber, Telegram, Skype, etc
  • et enfin, troisièmement, ces communications se font de moins en moins « en clair » et sont de plus en plus cryptées.

 

La Belgique a une législation particulièrement ambitieuse sur ces aspects mais l’approche nationale n’a qu’un impact limité face aux géants d’internet.

Il faut choisir ses batailles et c’est sur ce dossier que je concentre mes efforts et ceux des experts belges en matière de droit pénal européen pour tenter de faire bouger les choses. C’est lent, désespérément lent, je ne vous le cache pas. Mais on avance et la Commission européenne déposera un premier instrument début 2018 qui aidera j’espère à débloquer les choses et mettre la pression notamment sur notre partenaire américain qui héberge une grande partie de ces « providers ». Je voulais insister sur ce dossier car je sais qu’il est important pour nos procureurs qui se battent au quotidien au côté des enquêteurs pour pouvoir continuer à exploiter ces données cruciales pour déjouer des attentats et démanteler les réseaux terroristes.

Mais revenons à la réunion d’aujourd’hui.

Qu’on ne s’y trompe pas : cette réunion n’est que la face visible de l’iceberg. Nos enquêteurs et nos procureurs travaillent ensemble au quotidien. Le temps ou les autorités judiciaires correspondaient uniquement par l’intermédiaire des autorités centrales ou diplomatiques est révolu. Nos procureurs s’échangent leurs numéros de gsm et s’appellent quand c’est nécessaire. Ils correspondent par email pour faire avancer leurs dossiers et accélérer une coopération qui reste marquée par un certain formalisme lié à la nature de la procédure judiciaire.

Il y a quelques mois, j’assistais à l’Ambassade de France à Bruxelles à la remise de la Légion d’honneur française au Procureur fédéral, Frédéric Van Leeuw. Le procureur du parquet anti-terroriste de Paris, M. François Molins, qui est parmi nous aujourd’hui, était également présent à l’Ambassade.

Frédéric Van Leeuw et François Molins ont chacun fait un discours qui en dit long sur l’intensité de la coopération entre ces deux hommes, leurs deux parquets, nos deux pays.

La complicité et la confiance étaient évidents au point de leur permettre d’évoquer avec franchise les moments où cette confiance a été testée dans la tourmente de la pression médiatique [ et du besoin de gérer une communication perturbée par des fuites dans la presse ]. J’ai été frappé par la force de cette relation. Aucun accord international, aucune directive européenne, aucune loi nationale ne peut créer ce lien interpersonnel qui fait toute la différence. C’est aussi à cela que sert un forum comme la quadripartite.  

Ik zou willen afsluiten met een eerbetoon voor het werk van het federaal parket en zijn anti-terrorisme sectie. De druk die de afgelopen drie jaar op de schouders van deze enkele federale magistraten lag, is enorm. De verantwoordelijkheid die ze hebben genomen, onder de deskundige leiding van de federaal procureur,  in samenwerking met de onderzoeksrechters, dwingt bewondering en respect af. Onze landgenoten zullen nooit afdoende beseffen hoeveel slapeloze nachten velen van jullie hebben doorgebracht al wakend over het verloop van operaties. Men zal zich nooit de angst realiseren om de juiste beslissing te nemen en de omvang van jullie onverbiddelijke werk samen met de onderzoekers om dossiers op te bouwen met als ultieme doel de bescherming van de burgers. Want het bijzondere aan terrorismezaken is dat men niet alleen moet werken aan een strafrechterlijk dossier om tot een veroordeling te komen, maar bij elke stap in het (onderzoeks)proces de openbare veiligheid ten zeerste indachtig moet houden.  

Ik hield eraan jullie te bedanken en dit te doen tenoverstaande van jullie Marrokaanse, Spaanse en Franse collega’s die met dezelfde enorme druk en verantwoordelijkheid geconfroteerd zijn.

Ik wens jullie allen een uitstekende vergadering.