Minister Koen Geens neemt de aanbevelingen van de onderzoekscommissie ter harte en start onmiddellijk met de uitvoering ervan

op 20 juni 2017 17:51 Persberichten

De Minister van Justitie is verheugd met de publicatie van het verslag inzake de veiligheidsarchitectuur door de Parlementaire Onderzoekscommissie naar de aanslagen van 22 maart 2016. Hij prijst het enorme werk dat de Commissie heeft gepresteerd en het belang van de aanbevelingen. Hoewel er al hervormingen zijn doorgevoerd van bij het begin van de legislatuur voortvloeiend uit het Justitieplan geeft dit rapport een belangrijke richting voor andere hervormingen waarmee snel vooruitgang zal worden geboekt. Zonder hierbij een keuze te maken tussen de aanbevelingen van de Commissie, ziet de minister van Justitie in dit stadium een aantal cruciale aspecten met betrekking tot zijn bevoegdheid (zie verder). Ondertussen heeft de Minister al werk gemaakt van de aanbevelingen die de Commissie deed met betrekking tot de slachtoffers.

Slachtoffers

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie heeft de Minister van Justitie op de bijzondere Ministerraad van 14 mei 2017 reeds een actieplan voorgelegd. Daartoe wordt onder zijn voorzitterschap een strategische interfederale taskforce opgericht en onder het voorzitterschap van het Enig Loket (Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers) een operationele taskforce. (aanbeveling 7)

De slachtofferverenigingen (aanbeveling 10) spelen een belangrijke rol in de aanpak van de gevolgen van de aanslag. Daarom heeft de FOD Justitie reeds 2 verenigingen officieel erkend en zullen zij betrokken worden in de strategische taskforce, zowel als in de operationele taskforce.

De onderzoekscommissie vroeg ook te remediëren aan het statuut van nationale solidariteit op volgende punten waarop intussen gezamenlijk Minister van Volksgezondheid Maggie De Block een antwoord werd uitgewerkt:

  1. Er is een administratieve geschillenregeling uitgewerkt alsook een beroep bij de arbeidsrechtbank voorzien (aanbeveling 12);
  2. De uitsluitingsgronden werden beter uitgewerkt (aanbeveling 13);
  3. Er is gratis openbaar vervoer voorzien op basis van de slachtofferkaart (aanbeveling 17);
  4. De enige medische expertise is voorzien (aanbeveling 20);
  5. Het statuut zal zich niet beperken tot wie de Belgische Nationaliteit heeft of zijn hoofdverblijfplaats in België heeft (aanbeveling 15). De Commissie voor de financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden zal hierin tussenkomen voor de buitenlandse slachtoffers omdat zij geen beroep kunnen doen op de Belgische sociale zekerheid.

Opsporing en vervolging – informatiehuishouding

  1. De Commissie beveelt terecht aan om een grotere bevoegdheid te verlenen aan de Minister van Justitie enerzijds, en aan het Openbaar Ministerie anderzijds, bij het beheer van de federale politie.
  2. De minister heeft gepleit voor het instellen van een vaste onderzoekscapaciteit voor het federaal parket. De Commissie heeft in deze richting beslist. Dit betekent dat de Minister van Justitie, in overleg met de gerechtelijke overheden, periodiek een minimum aantal onderzoekers zal bepalen die moeten worden ingezet bij onderzoeken naar georganiseerde misdaad en terrorisme.
  3. Het is een goede zaak dat de Commissie niet pleit voor de opheffing van het onderscheid tussen de gerechtelijke politie en bestuurlijke politie, vooral wegens het onvermijdelijke bestaan van verschillende bevoegde overheden. Maar het is wel een goede zaak dat de Commissie pleit voor een geïntegreerd beheer van de politionele informatie.
  4. De aanbeveling om een kruispuntbank veiligheid op te richten bevestigt de noodzaak om een betere informatie-uitwisseling met betrekking tot terrorisme en extremisme te garanderen.
  5. De Commissie pleit ook voor het opzetten van Joint Intelligence Centres en Joint Decision Centers, ter uitbreiding van een reeds bestaand initiatief in Brussel. Ze moeten toelaten dat de betrokken diensten wekelijks overleg plegen over nieuwe operationele informatie, prioriteiten en taakverdeling.
  6. De afdeling DJSOC/Terro, georganiseerd binnen de centrale diensten van de federale politie, is binnen de politie een belangrijk onderdeel in de strijd tegen het terrorisme. De Commissie vindt dat de dienst moet blijven bestaan. Haar missie en relaties met de gedeconcentreerde directies van de gerechtelijke politie (het FGP’s) moeten wel worden verduidelijkt.
  7. De Commissie vraagt een wettelijk kader voor de inzet van ‘burgerinfiltranten’ (de infiltratie in een terroristische groep of criminele organisatie door een persoon die geen lid is van de politiediensten) en voor ‘spijtoptanten’ (een aangepaste straf voor personen die schuldig zijn aan bepaalde misdrijven en die, bijvoorbeeld, verklaringen over de criminele organisatie of terroristische groep hebben afgelegd). Met deze uitdrukkelijke aanbeveling van de Onderzoekscommissie, zal de Minister van Justitie na de zomer een wetsontwerp aan de regering voorleggen.

Inlichtingendiensten

  1. De eerste aanbeveling van de Commissie wat betreft de VSSE gaat over het verhogen van de middelen. Naast alle inspanningen die er reeds geweest zijn om het budget op te trekken spreekt het voor zich dat de Minister bij de regering zal aandringen om voldoende middelen voor de VSSE vrij te maken.
  2. De Commissie benadrukt het belang van een versterking van de informatiepositie van de inlichtingendiensten. Zo wordt gesteld dat de VSSE verder dient in te zetten op de optimalisering van de informantenwerking (human intelligence). Ook de Minister heeft tijdens zijn hoorzitting hiervoor gepleit. Heel wat initiatieven zitten inmiddels in de ‘pipeline’.
  3. De Minister heeft in het verleden gepleit om de problematiek van de juridisering van het inlichtingenonderzoek aan te pakken. De Commissie is eenzelfde mening toebedeeld, en doet tegelijkertijd verschillende aanbevelingen om het belang van het inlichtingenonderzoek te vrijwaren.
  4. De Commissie heeft, net zoals de Minister, een samenvoeging tussen de VSSE en ADIV niet wenselijk geacht. Ze pleit wel voor meer synergiën en meer coördinatie tussen beide diensten.