Heel de voorbije -voor de politiek beroerde- week probeerde ik kracht te halen uit wat goed is, en te werken aan wat beter kan. Focus op het eigen werk, met maximale aandacht daarvoor, is voor mij op zo'n momenten het meest therapeutisch. Niet dat de week zo al niet moeilijk genoeg was.
Er waren heel emotief geladen vergaderingen, zoals die met de slachtoffers van 22 maart, of die met de gevangenisdirecteurs op woensdag.
Natuurlijke empathie ten aanzien van groot leed, of grote inzet, is altijd delicaat. Soms heb je er te veel, soms te weinig in de ogen van degenen met wie je praat. Het gevoel om, ondanks beschikbaarheid en openheid, niet genoeg te hebben gedaan of te kunnen doen, of er niet voldoende te kunnen 'zijn' voor de ander, kan ik nooit helemaal onderdrukken. Belangrijkst is dat de slachtoffers snel vergoed worden, zich erkend weten door de overheid en niet van het kastje naar de muur gestuurd worden. Er was op dat stuk goed nieuws, niettemin waren sommige verhalen schrijnend. Mensen met diep verdriet en kwetsuren hebben recht op het grootste respect. Vele zorgers en verantwoordelijken hebben hun uiterste best gedaan om de noden te lenigen. Maar de uitermate bijzondere situatie van een terreurslachtoffer kan nooit voldoende worden benadrukt. Terreur is immers een misdaad tegen de staat, waar onschuldige burgers de gevolgen van moeten dragen.
Ik had deze week ook heel wat voordrachten en debatten. Vooreerst een debat voor bijna 700 Gentse studenten met de ondervoorzitter van het Moslimexecutief en Prof. Bruno De Wever over de gelijkenissen tussen de Oostfrontstrijders en de Syriëstrijders. Voor VKW-Limburg mocht ik de geplande hervorming van de vennootschapswetgeving in het daglicht stellen.
En naar het einde van de week mocht ik een eervolle Francquilezing houden aan de UCL, en met onze CD&V-jongeren in debat gaan over de partij- en de staatsstructuur. Zondag doorkruisten we de Westhoek, om te eindigen in de Rotonde in Westende voor het radio 2-programma. Leest u mee?