The Economist blijft wellicht hét buitenlandse voorbeeld van een goed weekblad. Geen buitenlands dagblad steekt er zo bovenuit, al heb ik ook een boontje voor de New York Times. Dat net 'die grote twee' tegen de Brexit en tegen Trump waren, kan niet verbazen. Dat beide bladen desondanks het kamp verloren evenmin. De meeste Brexit- en Trumpaanhangers lezen de Economist of de NYT niet, en willen dat ook niet doen, want het is voor hen zoveel als 'de vijand'. En hoe zou je willen dat The Economist en NYT de nederlaag hadden zien aankomen, nu ook de Brexit-verdedigers of Trump zelf geenszins voorbereid bleken op een overwinning?
De nasmaak is des te bitterder. De tranen van Michelle Obama en de hulpeloosheid van de immer zo georganiseerde Theresa May tonen de zwaarte en de diepte van de k(r)ater aan waarmee het Westen zit. De opkomst van rechts in ons land sedert 1991, en recent ook van links in Wallonië, toont aan dat minstens België niet wereldvreemd is, integendeel. Het antwoord vinden op Wilders, Le Pen en AfD wordt de uitdaging voor 2017.
De wezenlijke boodschap van de populisten is dat het vijftig of zestig jaar geleden beter was. We moeten het westen opnieuw zo 'groot' ('great') maken als het toen was, geen multiculturalisme, ethisch wat strenger, wat Trump betreft met heropening van steenkoolmijnen, en wat de Engelsen aangaat binnen stevige nationale grenzen die Europa niet nodig hebben, maar wie weet opnieuw aansluiting vinden bij de rijkdom van de Commonwealth. En alle miserie wordt weggestoken, achter een muur voor Trump, in Mexico, aan de andere kant van de tunnel, in Calais, voor de aanhangers van de Brexit.
Om het nieuwe jaar te beginnen, kan een beetje humor nooit kwaad. Je kan eens proberen een Limburger of Karolinger de terugkeer van de oude steenkoolindustrie aan te praten of een 'oude' Belg te laten aanvoelen dat de EU langs de voordeur buiten duwen, betekent dat Belgisch Congo langs de achterdeur opnieuw binnenwandelt. Het antwoord zal luiden: ja, we kunnen ook de koeien opnieuw met de hand beginnen melken.
Alle gekheid op een stokje, de waarheid is natuurlijk dat het westen veel 'groter' is dan vijftig of zestig jaar geleden, dat het nooit, ook niet ten tijde van Augustus, Karel de Grote, Karel V of Napoleon zo militair verenigd en economisch machtig is geweest. De Europese Unie bestaat binnenkort zestig jaar (1957-2017). Groot-Brittannië smeekte om lid te mogen worden in de jaren '60, en werd dat pas in 1973. De Unie bracht eerst vrede en welvaart in West-Europa, en liet later de Oost-Europese landen toe om zich te onttrekken aan de Russische hegemonie. Op datzelfde moment, rond de eeuwwisseling, breidde ook de NAVO uit tot 28 lidstaten, met inbegrip van de meeste Oost-Europese landen -de belangrijkste verschilstaten tussen de 28 EU en de 28 NAVO-Staten zijn de Verenigde Staten en Turkije.
Wie die geopolitieke evolutie had voorspeld in 1945 of zelfs in 1975, zou knettergek zijn verklaard. Ondertussen verzekerden precies Rusland en meer nog China mee een ongekende groei van de wereldeconomie, en dat sedert de val van de Berlijnse muur in 1989. De vrijheid per capita in de wereld steeg meteen met enkele honderden percenten.
Toegegeven, na een financiële crisis, een migratiecrisis en een terreurgolf om u tegen te zeggen, is het niet moeilijk om angstig geworden mensen op de feilen en zwakke plekken in onze systemen te wijzen. Sommige van die gebreken dateren niet van gisteren, maar van eergisteren. Het westen was niet goed voorbereid op die gebeurtenissen, dat moeten we erkennen. Waarmee ik niet bedoel dat Belgische bewindslui alleen aan de oorzaken van die crisissen konden verhelpen, daarvoor hangt onze wereld te zeer samen: de financiële crisis begon in de VS -dat was in 1929 al zo-, de Europese migratiecrisis en terreurgolf vinden mee hun wortels in de 'war on terror' van Bush jr. in Irak (Lees hier wat ik hierover schreef in mijn zomerblog).
In de hoop zoveel mogelijk weerbaarheid tegen nieuwe crisissen van dat slag op te bouwen, heb ik mij als Minister, eerst van Financiën, dan van Justitie volledig gegeven voor de nieuwe Europese en Belgische bankenarchitectuur (wetgeving april 2014), en nu voor de nieuwe justitie- en veiligheidsarchitectuur. Telkens opnieuw is niet minder, maar meer Europa de remedie, precies het omgekeerde van wat de rechtse stromingen voorhouden.
Bovendien, wie de gevolgen voor de burger van de financiële crisis van 1929-1935 vergelijkt, met die van 2007-2011, of wie hetzelfde doet voor de terreurcrisis van 1970-1985 met die van 2014-2016, zal vaststellen dat we niet aan ons proefstuk toe zijn, en dat we de zaken professioneler beheersen dan toen. Er gingen veel minder deposito's verloren in de recente financiële crisis dan in die van 1930. En de aanpak van Baader Meinhof, Rode Brigades, maffia, Palestijns en Moluks terrorisme en de Bende van Nijvel, was vijfendertig jaar geleden zeker niet beter dan nu, en dat is bescheiden. Zou het nog beter moeten, zegt u? U hebt gelijk, maar de geschiedenis heeft haar rechten.
Zijn we dan verwend, kunnen we niet meer met tegenslagen om, of moet er voor alles een schuldige worden gevonden die vooral wij niet zijn? De gemiddelde burger heeft het immers nooit zo comfortabel gehad, en dat geldt veel meer nog voor de gemiddelde burger in het Westen. Er zijn veel jobs in de Amerikaanse Midwest en in de Britse industriesteden verloren gegaan, bij ons zijn Opel, Ford en Caterpillar gesloten, maar daaraan konden we ons verwachten, op dezelfde manier als de geleidelijke teloorgang van de steenkool- en staalindustrie in België.
Zoals een goede vriend mij gisteren zei: mensen die hebben geleerd te leven, zoals wij, hebben natuurlijk andere problemen dan mensen die vooral probeerden te overleven, zoals vroeger. Vroeger hadden we existentiële problemen -to be or not to be, nu essentiële problemen -how to be, en dat is niet lichtvaardig bedoeld. Zoals ik vorige week nog schreef (Lees hier mijn nieuwjaarsbericht), elke generatie heeft recht op haar problemen, en het helpt geenszins die problemen weg te relativeren.
Ik zie drie grote fenomenen. Voor alle duidelijkheid, onderstaande fenomenen doen zich m.i. voor in de hele Westerse wereld, niemand moet zich dus bijzonder aangesproken voelen.
Het eerste fenomeen heb ik zonet vermeld, het is de vraag naar zingeving, 'how to be' 'hoe moet ik zijn'? Waar we in de vroegere tijd van overleven eenduidige richtlijnen aangereikt kregen over wat goed was voor ons, en wat van ons verwacht werd, mogen we dat nu zelf beslissen. Dat is een hele verantwoordelijkheid die uitzonderlijk kan ontsporen in te veel aandacht voor zichzelf en individualisme. Voor mij is die zin van het leven duidelijk: het gaat erom gelukkig te worden in deze wereld, samen met anderen, in de eerste plaats door die wereld en het leven beter door te geven dan we hem gevonden hebben. De mogelijkheden daartoe van één persoon zijn beperkt, maar binnen die mogelijkheden kan hij samen met anderen heel veel doen, en dat geldt voor ieder mens. Het veronderstelt, zoals ik in mijn kerstkaart stelde, menselijke zekerheid, d.i. het vertrouwen van de mens in zichzelf en de andere mens.
Het tweede fenomeen heet angst voor verandering. Het was de angst van de boeren voor hun koeien als er treinen voorbijreden in de 19e eeuw, het was de angst voor de automatisering van de industrie in 'Modern Times' van Charlie Chaplin, vandaag is het de angst voor allerlei vormen van globale reorganisatie, digitalisering en artificiële intelligentie in de brede dienstensector. Het antwoord daarop is, zoals ik ook zei in mijn kerstkaart, het vertrouwen van de mensheid in zichzelf. We zijn min of meer geslaagd in de vorige bewegingen van vooruitgang, in de landbouw en in de industrie. Telkens was er uiteindelijk vermenselijking van de te leveren arbeid: alleen al het aantal daardoor letterlijk gespaarde mensenlevens in de basisindustrie, in de mijn-, wegen- en torenbouw is gigantisch. We zullen dus ook slagen, met veel geduld en -ook politieke- energie, in de diepgaande vernieuwing van de professionele en financiële diensten. Ook daar zal 'vroeger' binnen een paar decennia voorbij zijn.
Het derde fenomeen is een tekort aan eerlijk leiderschap in de politiek en de zeer brede semi-politiek. Het consumentisme houdt de democratie en de organisaties die haar randvoorwaarden schragen stevig in haar greep. Omdat de voorkeuren daardoor zo snel en zo drastisch kunnen wijzigen, bestaat het devies nog meer dan vroeger in het behagen van de grondstroom, desgevallend de leden of lezers achterna, meer dan in voorop lopen en de weg wijzen. Vele 'weters' en 'kenners' kijken weg, niet durvend, niet-geëngageerd, of zelfs misprijzend voor het publiek spektakel. En de inconvenient truth van experten en burgerbewegingen die desondanks spreken, in het beste geval hoorbaar en competent, verdrinkt uiteindelijk in de maalstroom van de waan van de dag: het milieuprobleem, het demografisch probleem, de ongelijkheid van mensen, landen en werelddelen, of het godsdienstig fanatisme dat bepaalde staten exporteren, om maar enkele voorbeelden te geven, zij geraken zo telkens weer ondergesneeuwd. Pas als de politieke leiders die problemen onvoorwaardelijk tot de hunne maken, en hun onvermijdelijk falen bij tijd en wijlen eerlijk toegeven, zal het vertrouwen in de traditionele politiek terugkomen, ten koste van de populisten.
Vertrouwen is een basisvoorwaarde om hoopvol in de wereld te staan. Die hoop moeten we aan onszelf, meer nog aan onze kinderen gunnen. En daarom moeten wij allemaal, maar in de eerste plaats de politici, dat vertrouwen geven en verdienen, elke dag.