Minister Geens reageert op brief van het College van Hoven en Rechtbanken

op 10 februari 2016 19:22 Persberichten

Minister Geens heeft kennis genomen van de brief van het College van Hoven en Rechtbanken van heden, en ontkomt niet aan de indruk dat er een misverstand is gerezen. Hij wijst erop dat hij moeilijk verantwoordelijk kan worden gesteld voor de interpretatie van zijn woorden. Hij kan enkel vragen dat naar de woordelijke opnames van zijn interviews wordt geluisterd en gekeken.



De Minister beseft dat sommige van zijn reacties kunnen begrepen en gelezen worden als empathisch met de recent nog terecht verstrengde opvatting in de samenleving over seksueel getinte misdrijven.



Precies daarom zei de Minister zondag ll. in de Zevende dag dat de rechter niet alleen de samenleving moet begrijpen, in haar algemene opvattingen en waardenbeleving, maar ook dat de samenleving de rechter moet begrijpen, die immers rechtvaardig moet oordelen over het individuele geval, en daarvoor de volledige hem door de wetgever toegestane beleidsmarge ter zijner beschikking heeft.



De Minister heeft de principes van de scheiding der machten dus correct toegepast. Hij zal het College van Hoven en rechtbanken eerstdaags uitnodigen voor een onderhoud over deze aangelegenheid.



In het Parlement werd de Minister door de oppositie aangesproken op de uitvoering van het strafrechtelijk beleid dat hij samen met het College van de Procureurs Generaal bepaalt. De bestrijding van de seksuele delinquentie is daarin een grote prioriteit, en dat werd bevestigd door het Regeerakkoord. Het is in die context niet bijzonder dat de Minister de houding toelichtte die het Openbaar Ministerie had aangenomen. Het Openbaar Ministerie ging niet akkoord met de opschorting, en had zijn hoger beroep al aangekondigd.



Zowel in het Parlement als in het interview dat hij onmiddellijk nadien in De Wereld Vandaag aan Ruth Joos gaf, benadrukte hij geen commentaar te willen geven op de inhoud van het vonnis. Hij verwees in De Wereld Vandaag uitdrukkelijk naar de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, naar de onmogelijkheid zich uit te spreken als Minister van Justitie en gaf expliciet mee dat elke beklaagde in hoger beroep een eerlijke kans moet krijgen.



In de zondagochtendprogramma's van VRT en RTBF werd de Minister aan de tand gevoeld over de mogelijkheid om de opschorting uit te sluiten in gevallen van verkrachting. Ook Ruth Joos had deze vraag al gesteld, en toen had de Minister naar de recodificatie van het strafrecht verwezen als reflectiemoment daarover. Hoewel er sterk werd aangedrongen in de Zevende dag dat de Minister zijn eigen mening zou geven, benadrukte hij opnieuw geen enkel voorschot op deze discussie te willen nemen, maar dat de wettelijke opheffing van de opschortingsmogelijkheid 'denkbaar' was bij verkrachting, zoals ook nu reeds de werkstraf, de autonome probatie, en de autonome enkelband zijn uitgesloten bij verkrachting en enkele andere misdaden. Maar tot vervelens toe zei de Minister dat niet hij maar de wetgever in de Commissie Justitie van de Kamer daarover zou beslissen, en dat hij geen premature uitspraak wenste te doen.



Wat de opleidingscursussen seksuele delinquentie en expertise aangaat die door het IGO worden aangeboden, beperkte de Minister zich tot ertoe te zeggen dat het belang van deze vorming opnieuw werd aangekaart in het ontwerp van Kadernota Integrale Veiligheid dat al besproken werd met de Ministers-Presidenten in het College van de Procureurs-Generaal.



Minister Geens hoopt zodoende duidelijk te hebben gemaakt dat hij een juiste toepassing heeft gemaakt van de principes van de scheiding der machten.