Toespraak over corruptiebestrijding

op 27 maart 2015 17:54 Colloqium corruptiebestrijding

Dames en Heren,

Vooreerst wil ik mijn bijzondere waardering uitdrukken aan de Subcommissie Rekenhof van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en aan het Centrum voor de Studie van het Europees Strafrecht voor de organisatie van dit colloquium en voor de doelstellingen daarbij.

Het is mij dan ook een genoegen om vóór de afsluiting van dit colloquium het woord tot U te richten over een onderwerp, dat ons allen bijzonder ter harte moet gaan.

La lutte contre la corruption est à juste titre une priorité à l'agenda du Conseil de l'Europe. Elle constitue un domaine politique important pour chaque pays. Le monitoring régulier de la manière dont la corruption est combattue ou perçue, via le « corruption barometer », via le « corruption perception index » et via le « bribe payers index », présente aux décideurs politiques une vérité souvent incommodante. La Belgique s'en sort heureusement relativement bien. Notre pays occupe en effet dans le perceptions index de 2014 la 15e place sur 176 pays, et dans le bribe payers index de 2011 la 3e place sur 28 pays analysés.

Ceci n'est bien évidemment pas une raison pour nous reposer sur nos lauriers. La lutte contre la corruption est essentielle pour la Belgique dès lors que plusieurs institutions internationales y ont leur siège. La lutte contre la corruption dans le cadre national est assurément importante, mais nous devons être attentifs à la lutte contre la corruption de et par des fonctionnaires internationaux, installés en Belgique, mais commise à l'étranger.

***

Avant d'aborder concrètement les recommandations de rapport d'évaluation du GRECO (= Group of States against Corruption du Conseil de l'Europe), je souhaite cependant évoquer quelques aspect de mon Plan Justice que j'ai présenté la semaine précédente en Commission de la Justice de la Chambre.

J'ai signalé, en ce qui concerne la répression des délits, que je compte simplifier et réduire le droit pénal, de sorte que seuls les infractions méritant réellement d'être sanctionnées aboutissent devant le juge. Contrairement à ce que certains estiment pouvoir lire, cela ne signifie nullement que je ne veux plus sanctionner des formes de fraudes ou de délinquance financière graves et organisées, telles les cas de corruptions ou de tentatives d'influence illégitime. Que du contraire.

- Je veux que l'ensemble des dispositions pénales soit analysées quant à leur « punissabilité », parce que certaines infractions peuvent souvent être sanctionnées et corrigées administrativement ou dans un contexte extrajudiciaire de façon plus efficace.

- Je désire en outre continuer à investir dans "la transaction pénale". Ce moyen a été étendu depuis les lois de 2011 et peut dorénavant être même appliqué à des affaires graves de délinquance économique et financière. Le ministère public dispose, avec l'élargissement de l'extinction de l'action publique contre paiement d'une somme, d'un instrument supplémentaire pour traiter l'infraction de façon extrajudiciaire, lorsqu'il la juge « moins » grave et lorsque l'auteur des faits est disposé à payer les droits éludés, les dommages incontestés des victimes, les biens ou les avantages patrimoniaux saisis, en plus d'une sérieuse amende.

- Enfin , et non des moindres, je propose également une série de mesures en vue de simplifier la procédure pénale et de la rendre plus rapide avec comme objectif final une durée du procès moyenne d'un an par instance. L'introduction du « guilty plea » dans le droit pénal constitue ainsi une nouveauté. La différence avec le règlement transactionnel réside dans le fait que l'affaire est dans ce cas bien soumise au juge pénal, mais que l'inculpé plaide coupable en vue d'une réduction éventuelle de la peine, entraînant la suppression des débats sur la question de culpabilité et l'aboutissement accéléré de la procédure par la fixation de la peine.

Je suis convaincu qu'avec tous ces moyens, la justice pourra agir de manière plus adéquate, équilibrée mais aussi énergique, sans dérapage des normes budgétaires et sans mettre en péril les garanties indispensables pour un procès équitable et équilibré dans un délai raisonnable.

***

Ik kom hierbij concreet tot de corruptiebestrijding in het licht van de GRECO-aanbevelingen.

We weten dat de corruptiebestrijding in ons land thans nog het voorwerp uitmaakt van twee GRECO-evaluatiecycli, namelijk de derde en de vierde.

Wat de derde evaluatiecyclus betreft, werd op 5 maart 2015, een laatste 'conformiteitsrapport' gepubliceerd. Dit rapport maakt voor België melding van een globale vooruitgang in vergelijking met een vorige evaluatierapport. Het rapport merkt tegelijk evenwel ook op dat aan enkele aanbevelingen uit de derde cyclus nog maar gedeeltelijk gevolg werd gegeven. Ik heb daar oog voor. Tegen de datum van 31 juli 2015, moet er namelijk een volgend vooruitgangsrapport aan de GRECO worden bezorgd.

- De eerste van deze aanbevelingen betreft de strafbaarstellingen. Hierbij ben ik als minister van Justitie uiteraard rechtstreeks betrokken. Ik heb inzake de strafbaarstellingen al concrete stappen gezet.

In één van de zogenaamde potpourriwetten, die op korte termijn in het parlement worden ingediend, is een wetswijziging opgenomen die duidelijk maakt dat het concept passieve corruptie (publieke en private corruptie) niet enkel het vragen en aannemen van een belofte of voordeel omvat, maar ook het "ontvangen / recevoir" ervan. Die nieuwe in te voeren bepalingen zijn louter interpretatief en misschien eerder semantisch van aard, maar werden in die bewoordingen uitdrukkelijk gevraagd door GRECO om alle misverstanden uit te sluiten.

- Een tweede aanbeveling betreft de uitbreiding van de extra-territoriale bevoegdheid van België voor feiten van corruptie in het buitenland. Het belang van een wettelijke regeling in dit verband ligt voor de hand, gelet op wat zopas aangestipt werd over de rol van België als vestigingsplaats van internationale ambtenaren.

Het betreft hier o.a. de universele bevoegdheid voor omkoping:

- van personen die een openbaar ambt uitoefenen in België;

- van Belgen die een openbaar ambt uitoefenen in het buitenland;

- van personen die hun ambt uitoefenen in een internationale publiekrechtelijke organisatie met zetel in België;

De uitbreiding tot extra-territoriale vervolging strekt zich ook uit tot Belgen voor feiten van omkoping en ongeoorloofde beïnvloeding van buitenlandse ambtenaren en private omkoping, en de schrapping daarvoor van de dubbele incriminatie.

We hebben daarvoor een tekstvoorstel klaar om de wet (art. 10quater en 12 Voorafg. Titel Sv.) ook op die punten aan te passen. Dit tekstvoorstel wordt binnenkort voor advies voorgelegd aan het Federaal Parket en het College van Procureurs-generaal, om vervolgens in de vorm van een wetsontwerp neergelegd te worden.

- Een derde punt, waaraan in het kader van de derde evaluatiecyclus nog moet gewerkt worden, betreft de partijfinanciering. Partijfinanciering is natuurlijk een zaak, die door het parlement zelf op punt moet gesteld worden. Tot nog toe werden al een aantal concrete maatregelen genomen om de transparantie van en de controle op de partijfinanciering te verbeteren. GRECO beoordeelde deze maatregelen evenwel als te fragmentair en te weinig ambitieus. Ik wil dan ook van deze gelegenheid gebruik maken om het parlement aan te moedigen verdere stappen te ondernemen zodat ook op dit punt volledig tegemoet kan gekomen worden aan de aanbevelingen van GRECO.

De vierde evaluatiecyclus heeft betrekking op de preventie van corruptie van parlementsleden en magistraten. Ik wil het hier specifiek hebben over de magistraten.

In het kader van deze vierde evaluatiecyclus werd midden vorig jaar een evaluatieverslag gepubliceerd. Aan een aantal aanbevelingen uit het evaluatieverslag werd reeds tegemoet gekomen door recente wettelijke hervormingen van het gerechtelijk apparaat.

- De Wet van 1 december 2013 betreffende de hervorming van de gerechtelijke arrondissementen heeft een mobiliteit ingesteld van professionele magistraten tussen de verschillende afdelingen en rechtbanken. Op die manier wordt tegemoet gekomen aan de kritische opmerkingen in het evaluatieverslag over de plaatsvervangende magistraten, op wier tussenkomst in de toekomst logischerwijs minder een beroep zal moeten gedaan worden.

- De managementfuncties van hoven en rechtbanken werden versterkt. De Colleges zijn opgericht. Er zijn twee ontwerpen van KB's in opmaak die de organisatie van de steundiensten bij elk van de Colleges regelen. Die steundiensten moeten de colleges ondersteunen in het beheer, maar ook de directiecomités ondersteunen in het beheer van hun rechtbank of parket. Daarnaast wordt volgens mijn justitieplan, ook gekeken hoe de lokale directiecomités op een hoger niveau (ressortelijk) kunnen samenwerken in het beheer van gemeenschappelijke aangelegenheden.

- De rechtbanken krijgen meer beheersautonomie bij het verdelen van zaken over de verschillende plaatsen van hun territoria. Het zaakverdelingsreglement zal door de korpschef opgemaakt worden en bij een in ministerraad overlegd koninklijk besluit bekrachtigd worden.

- Inmiddels werden ook de tuchtrechtbanken opgericht. Zij moeten jaarlijks een activiteitenverslag opstellen voor de Hoge Raad voor de Justitie, de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat.

- Wat het uniformiseren en het opleggen van deontologische regels betreft, neem ik mij voor contact op te nemen met de Hoge Raad voor de Justitie en de Adviesraad voor de Magistratuur om hierover duidelijke afspraken te maken. De Adviesraad is overigens, in uitvoering van het regeerakkoord, al aan het werken aan uniforme deontologische regels voor magistraten van zetel en parket.

- Ik denk tenslotte dat het nuttig is om in contact te treden met de Hoge Raad voor de Justitie over de punten, die specifiek deze Raad aanbelangen. Het betreft onder meer aanbevelingen over periodieke verslaggeving m.b.t. de werking van de rechtbanken en het openbaar ministerie, en over de audit- en onderzoeksactiviteiten van de Hoge Raad.

***

De wijze, waarop de aanbevelingen van GRECO inzake de corruptiebestrijding worden ontmoet en uitgevoerd, maken duidelijk, dames en heren, dat deze aanbevelingen niet in dovemansoren vallen, maar dat we een reële inspanning doen om deze aanbevelingen zo spoedig mogelijk ook een vervolg te doen krijgen in de praktijk.

Dit is de weg die deze regering en ikzelf in de toekomst ook zullen blijven bewandelen.