De regering heeft de aanpak van radicalisering in de gevangenissen tot een prioriteit gemaakt. De aanslagen in Parijs in december 2014, de aanslag in het Joods museum in Brussel eerder dat jaar, de geplande terreuracties die begin januari 2015 in Verviers konden worden verijdeld en de aanslagen in Kopenhagen, illustreren het belang van een doortastende aanpak van radicalisering en terrorisme. De noodzaak van een aangepast detentiebeleid maakt hier integraal deel van uit.
Gevangenissen als potentiële voedingsbodem voor radicalisering en rekrutering zijn zeker geen nieuw gegeven. Het gaat zowel om ideologisch en religieus geïnspireerde groeperingen die via gedetineerden hun netwerk proberen uit te bouwen in de gevangenissen. Vandaag is de verpakking in belangrijke mate van religieuze aard en wordt religie misbruikt om geweld te verrechtvaardigen.
Gedetineerden vormen een bijzondere kwetsbare groep voor radicalisering die verdere aandacht en opvolging verdient. Potentiële rekruten zijn vaak voor kleinere misdrijven opgesloten, maar door gevoelens van frustratie tegenover de samenleving, groepsdruk, de afsluiting van de "normale" samenleving, een zoektocht naar religieus of ideologisch geïnspireerde zingeving en/of het verlangen om tot een groep te behoren, zijn ze extra vatbaar voor een radicaal gedachtengoed dat zich afzet tegen de fundamentele waarden en grondrechten eigen aan onze samenleving.
Om dit te voorkomen worden in steeds meer Europese landen maatregelen genomen tegen de rekrutering en radicalisering binnen penitentiaire instellingen.