Minister Geens was te gast in de gemengde parlementaire commissie belast met de fiscale hervorming. Tegen de achtergrond van het gevoerde parlementaire debat, deelde hij er een aantal feitelijke vaststellingen met de parlementsleden. De Minister verduidelijkte bij deze vaststellingen dat hij over geen enkele van de vaststellingen een positie innam of voorstel deed, noch een waarde-oordeel velde.
De Minister deelde mee een groeiende consensus vast te stellen over het feit dat arbeid te zwaar wordt belast in Belgie. Verschillende instellingen waaronder IMF, OESO, Europese Commissie en Hoge Raad voor Financiën pleiten voor een lastenverschuiving richting andere bronnen: consumptie, kapitaal, milieu. Niettegenstaande een groeiende consensus over de noodzaak aan een “tax shift”, is het debat niet eenvoudig. Bovenal moet het genuanceerd en sereen gevoerd worden.
Wat belasting op arbeidsinkomen betreft, onderlijnde de Minister de bestaande link tussen fiscaliteit en parafiscaliteit. Wat de personenbelasting betreft, is de vaststelling na een analyse van de verschillende inkomstenbronnen, het principe van draagkracht nog weinig wordt gereflecteerd.
Wat belasting op consumptie betreft, ligt de revenue ratio van BTW in België op 48 procent. Dit betekent dat op elke 100 euro verkochte goederen en diensten waarop 21 procent zou moeten worden betaald, er amper 10 euro wordt betaald. Het OESO-gemiddelde is 56 procent. Op niveau van de Accijnzen, stelt Eurostat dat er in België weinig accijnzen worden geïnd in vergelijking met de andere landen. Terwijl hij aangaf dat de EU erop aanstuurt de milieubelastingen meer in lijn met het Europees gemiddelde te brengen, wees de Minister ook op de belangrijke sociale aspecten van het vraagstuk betreffende de milieufiscaliteit en energiekosten. De Minister gaf ook informatie mee ten aanzien van de omvang van fiscale subsidies en de lasten op ondernemen.