Gisteren was er veel te doen in de pers over de structurele overbevolking in onze gevangenissen. De overbevolking bedraagt 14% en is onder andere het gevolg van te veel geïnterneerden (500) en voorlopig gehechten (4.000).
Ik heb altijd gemikt in het Master Plan op een realistische capaciteit van 10.500 menswaardige plaatsen. Met de bijna 11.000 gevangenen van vandaag zou dat volstaan, indien de 500 geïnterneerden die nog in de gevangenis zitten naar een interneringsinstelling zouden kunnen. Toen ik toekwam op justitie zaten er nog 1100 geïnterneerden in de gevangenis. Zelfs de meeste gevangenissstraffen beneden 3 jaar zouden bij een capaciteit van 10.500 menswaardig kunnen worden uitgevoerd, indien men beduidend minder voorlopig gehechten zou tellen. Maar dat is weer een ander verhaal.
Tussen droom en daad staan immers wetten en praktische bezwaren.
De mogelijkheid om een nieuwe gevangenis in Dendermonde te bouwen was zo goed als opgegeven toen ik op Justitie toekwam in 2014. Na zes jaar gerechtelijke strijd werd de eerste steen gelegd de dag voor ik mijn post verliet in 2020. Idem voor de bouw van de gevangenis van Haren/Brussel. Enorm gecontesteerd door de juridische milieus zelf toen ik toekwam: ze zou er nooit komen. En toch al half voltooid toen ik vertrok. Samen zijn beide gevangenissen goed voor 1500 plaatsen eens ze later dit en volgend jaar zullen voltooid zijn.
Nieuwe in te planten gevangenissen werden gepland in Antwerpen, Leopoldsburg en Vresse-sur-Semois, en vervangende nieuwbouw op bestaande plaatsen in Lantin en Verviers. Op al deze plaatsen werd ‘begonnen’ met de uitvoering. De gemiddelde tijd tussen de eerste aanduiding van een gemeente of stad voor een inplanting of vervanging, en de ingebruikname ligt rond de 10 à 12 jaar. Het is niet de eigenlijke constructie zelf die veel tijd vraagt, dat gaat verrassend snel, wel de voorbereiding en de procedures.
Tijdens mijn ministerschap werden twee nieuwe interneringsinstellingen in gebruik genomen (Gent en Antwerpen), en drie nieuwe gepland (Aalst, Paifve en Waver). Ook hier zijn de bouwproblemen legio. Eerst vecht men een politiek robbertje over waar de instelling zal komen (bijvoorbeeld in Aalst of Oostende), maar eens dat gevecht gewonnen, begint een veel moeilijker strijd: waar in die stad of gemeente zal men bouwen – om zo weinig mogelijk ruimtelijke ordenings- en milieubetwistingen met de regionale overheid en de buren te hebben. Gevangenissen en interneringsinstellingen kunnen vandaag best hun plaats vinden in een onvruchtbaar moeras aan de rand van een autostrade.
De reden voor de overbevolking van onze gevangenissen is veelvoudig. De bevolking van het land is toegenomen, en we zijn veel strenger geworden. Enkelbanden, alternatieve straffen, voorwaardelijke invrijheidstelling... ze zijn niet heel populair vandaag. Terwijl de voorlopige hechtenis van iemand die niet eens in verdenking gesteld is, meestal als een evidentie geldt.
Al wie hier eenvoudige, sloganeske oplossingen uitschreeuwt, vergist zich. Die zijn er niet. Geduld en boterhammen, en moed die bergen verzet.