- Home
- /
- Blog
- /
- De moderne mens
De moderne mens heeft door de revolutie van wetenschap en techniek zelf een belangrijke evolutie gekend. Het stelt hem voor ongekende uitdagingen, waarover elk voor zich en wij allemaal samen moeten nadenken:
1. We weten minder met zekerheid, ook al zijn we beter geïnformeerd.
2. We denken kortere termijn, ook al leven we langer.
3. We zijn meer bezig, ook al werken we minder.
4. We zijn altijd/overal bereikbaar, ondanks toegenomen vrije tijd en mobiliteit (reizen).
We weten minder, ook al worden we overspoeld met informatie. Uit die informatie een juiste synthese maken is niet eenvoudig. Die informatie verandert immers heel de tijd: om maar een voorbeeld te geven, is de oorzaak van de pandemie nu effectief de terugtrekkende natuur, of is het een lek uit een labo?
Niet dat we vroeger alles wisten, maar er was ook niet zoveel te lezen of te weten. Velen koesterden een aantal ‘zekerheden’ waarop ze bouwden, en die ze liefst niet te veel in vraag stelden.
Respect voor de kracht van de natuur bijvoorbeeld, die - dat wisten de boeren al te goed - verwoestend kon zijn. Die natuur is nu, zo geloofden we, ‘bedwongen’ door de techniek. Dat blijkt niet zo te zijn. Nieuwe reden voor onrust.
De wetenschap van haar kant is in de ogen van velen dan weer niet van aard om een geloof in God en een hier-’na’-maals aan te moedigen. ‘Goed’ leven met de andere(n) was iets minder moeilijk en bittere miserie dragen was iets minder erg, omdat er een beter leven wachtte na de dood.
Wie leeft in het hier-’nu’-maals, moet het ook ‘nu’ waarmaken. Hij denkt dus ‘korter’.
Door de geneeskunde is onze levensverwachting bovendien ontzettend gestegen. Dat maakt het moeilijk om verder dan een jaar of tien te kunnen vooruitzien. Zo komen we tot korte termijn denken. Wil ik dit werk doen, wil ik hier wonen, wil ik met deze partner verder gaan? Het is niet meer, zoals weleer, een vraag tot aan mijn pensioen of voor heel mijn leven.
De ingesteldheid is korter, en zal dus noodzakelijk meer ‘gedoe’, meer ‘verandering’, met zich brengen. Het is wel spannend, maar materieel en mentaal zijn dit processen die veel aandacht vergen, en ook wel wat definitieve schade aan de persoon zelf en aan zijn naasten kunnen veroorzaken. De drang naar perfectie is op de achtergrond aanwezig, net zoals de angst voor verveling.
Door techniek en wetenschap moeten we ook minder - minstens minder fysiek - arbeiden, minder wassen en plassen, zijn verlichting en verwarming vanzelfsprekend, moeten we minder paperassen, moeten we in de kleine kring zelfs minder mobiel zijn. Daardoor kunnen we bijvoorbeeld meer aandacht hebben voor de opvoeding van onze kinderen, wat erg positief is. Naast ons dagelijks werk, kunnen we ook vele andere nevenactiviteiten ontwikkelen: we ‘moeten’ zoveel gedaan en gezien hebben om het leven te verdienen.
We zijn immers door de evolutie van de communicatie- en verkeersinfrastructuur altijd en overal bereikbaar. We focussen niet steeds, en worden daardoor onrustiger.
Wat kan, moet meestal, en wie dacht aan de digitalisering te ontsnappen, is zo naïef geweest als wie eertijds aan de trein of de auto dacht te ontsnappen. Als kinderen van een zekere leeftijd in de zetel gaan zitten, kijken ze geen televisie, ze kijken naar hun scherm. En zoals je ze vroeger moeilijk een televisie kon ontzeggen, kan je hen nu moeilijk een schermpje ontzeggen. Mensen van de vierde leeftijd leren vlotjes elektronisch betalen. Tussendoor wel te verstaan.
Globaal zijn we dus meer bezig, we rusten minder. Onze kleine kinderen hebben hun verjaardagsfeestjes zelfs op zondag.
Of er voldoende tijd is voor ons-‘zelf’? Dat moet ieder voor zich uitmaken. Een goede raad van tante Kaat: maak er voldoende. Je leeft maar één keer. En vooral rust af en toe, denk voldoende na, en wandel elke dag.
Maar ik maakte toch nog snel voor het avondeten dit tekstje af. Leest u het ook nog eens na? U zou mij plezier doen. En, als het even kan, geniet van uw dag, het is de eerste van de rest van uw en ons leven.