"Wie kwaad wil, zal altijd kwaad kunnen’
We ontmoeten Koen Geens op zijn laatste dag als minister van Justitie (CD&V), op 29 september 2020. In de gang van zijn kantoor in de Hertogstraat in Brussel staan de verhuisdozen klaar. Na bijna acht jaar ministerschap geeft Geens de fakkel door aan een ander.
In maart 2013 trad hij aan als minister van Financiën voor de rege- ring-Di Rupo, in 2014 werd hij minister van Justitie onder premier Michel, en behield die functie tijdens de regering-Wilmès (MR). Als minister van Justitie is hij bevoegd voor de Staatsveiligheid en de ana- lyse van de dreiging. Dat laatste gebeurt op basis van de bevindingen van het OCAD, het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse, dat nagaat hoe groot het gevaar is voor terroristische aanslagen en andere extremistische dreigingen in ons land. Vanuit die verantwoordelijk- heid moeten de aanslagen van 2016 voor Koen Geens zo ongeveer de zwaarste nachtmerrie zijn geweest die je je kan inbeelden: ‘Het zijn acht bewogen jaren geweest. De aanslagen hebben daarin inderdaad heel zwaar gewogen.’
Zoals iedereen in België weet de minister nog exact waar hij was die ochtend van de 22ste maart: ‘We hadden een lang begrotingsweek- end achter de rug. Dat moest afgerond worden omdat Charles Michel voor een handelsmissie naar China vertrok. Toen ik die dinsdagmor- gen wakker werd, was ik nog steeds moe. Ik had de ochtend gere- serveerd voor een ontbijt met mijn vrouw en was me juist aan het scheren toen Catherine De Bolle belde. Op dat moment was zij nog de baas van de federale politie.’ De minister sprong in de auto en reed naar het federaal crisis- centrum in Brussel. ‘Ik passeerde metrostation Maalbeek enkele minuten voor de bom er afging.’
Het was een surrealistische ervaring, herinnert hij zich. ‘Als je er fysiek niet bij aanwezig bent, is het in eerste instantie moeilijk te plaat- sen wat er gebeurd is. Voor onze medewerkers op het CD&V-hoofd- kantoor, vlak naast het metrostation, was het wel heel concreet. In de cafetaria van ons secretariaat werden verschillende zwaargewonden binnengebracht. Een paar partijmedewerkers hielden er een trauma aan over en waren lange tijd buiten strijd.’
De beelden die hij zag in het Thon Hotel waren zo vreselijk dat hij absoluut niet stond te springen om de pers te woord te staan, al ging hij samen met Jan Jambon wel naar alle zenders.
‘We waren in verhoogde staat van paraatheid sinds Verviers [in januari 2015 werd daar een terreuroperatie uitgevoerd waarbij twee van de drie aanwezige terroristen om het leven kwamen, nvda], we hadden de Bataclan meegemaakt en nadien de zoektocht in Brussel naar Salah Abdeslam en zijn kompanen. Maar dat was heel wat anders dan een aanslag van deze orde in eigen land.’
De dagen na de aanslagen regende het kritiek in de internationale media. The New York Times kopte dat ‘toppolitici miscommunicatie en andere fouten toegaven in de aanloop naar de aanslagen’. De Britse kranten The Guardian en The Independent schreven dat België ‘een grote en slecht geïntegreerde moslimminderheid’ kende en dat er ‘een grote beschikbaarheid aan wapens’ was. De Spaanse krant El País wees erop dat de Belgische overheid tekortschoot omdat de luchthaven en metrostation Maalbeek in de Europese wijk tot de best bewaakte plekken van Brussel behoorden sinds de aanslagen in Parijs.
Drie dagen na de aanslagen is de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry op bezoek in België. ‘De kritiek op de manier waarop de Belgische overheid het terrorisme bestrijdt, is onge- past,’ laat hij weten. ‘Deze regering zit er nu een jaar en heeft sterke stappen ondernomen om het terrorisme tegen te gaan.’ De broers El Bakraoui waren beiden direct betrokken bij de aan- slagen in Brussel. Ibrahim El Bakraoui blies zichzelf op in de lucht- haven, zijn broer Khalid in Maalbeek.
‘We wisten wie die heren El Bakraoui waren, maar hun al dan niet Syrische parcours kenden we niet,’ weet minister Geens. ‘Beter gezegd, ik kende hun parcours niet uit het hoofd, ik moet voorzichtig zijn want het is vijf jaar geleden, mijn geheugen laat me weleens in de steek. Ik meen me te herinneren dat we van Ibrahim El Bakraoui wisten dat hij aan de Syrische grens door de Turken was gearresteerd.’
Een dag na de aanslagen stuurde de Turkse president Erdogan een perscommuniqué de wereld in met de verklaring dat hij Ibrahim El Bakraoui het jaar voordien uit Turkije had teruggestuurd naar Nederland, nadat hij een maand eerder dicht bij de grens met Syrië was opgepakt. Erdogan zou de Nederlandse en Belgische autori- teiten meermaals gewaarschuwd hebben dat het om een Syriëstrijder ging. Maar Nederland noch België had hier naar geluisterd, volgens Erdogan.
Ons land zou op 14 juli 2015 zijn ingelicht over de arrestatie van Ibrahim El Bakraoui in Turkije, waarop de Belgische autoriteiten ant- woordden dat ze El Bakraoui in het verleden ooit hadden opgepakt maar hem hadden vrijgelaten omdat er geen verbanden met terro- risme werden gevonden. Turkije zou daarop nogmaals gewaarschuwd hebben dat het wel degelijk om een jihadist ging.
Volgens Koen Geens overdreef Erdogan schromelijk: ‘Hij was aan het stoken. Dat El Bakraoui door onze en de Nederlandse diensten niet was opgemerkt, was geen aanleiding voor de aanslagen. Hij was geen sleutelfiguur, er waren genoeg anderen die de aanslag hoe dan ook gepleegd zouden hebben, zonder El Bakraoui.’
Om halftwaalf ’s avonds, op de dag van Erdogans beschuldigingen, wordt Geens gebeld door premier Michel om over de zaak te komen praten.
‘De premier zei er niets over, maar ik wilde gerust ontslag nemen als hij het had gevraagd. Volgens Michel was dat niet nodig, maar Jan Jambon wilde zelf ontslag nemen, zei de premier. Het was het begin van een lange nacht. Mijn functie en die van minister van Binnen- landse Zaken en Veiligheid Jan Jambon waren nauw verbonden, wat wil zeggen dat wanneer de een vertrekt na een drama, de ander ook gaat. Ik kon dus niet anders dan in dat geval ook mijn ontslag indie- nen, maar ik heb Jambon gezegd dat we er eerst goed over moesten nadenken.’
Jan Jambon zit die avond urenlang samen met zijn entourage. Het team komt tot de conclusie dat ons land niet heeft gefaald bij de aanslagen. Jambon neemt uiteindelijk geen ontslag, Koen Geens dus ook niet. Twee dagen later legt Jambon de schuld bij één persoon: Sébastien Joris, de verbindingsofficier van de Belgische politie in Tur- kije.
Na het verhoor van de parlementaire onderzoekscommissie van 22 maart, is men het er echter over eens dat Sébastien Joris géén schuld treft. Hij kon niet meer doen dan wat hij gedaan heeft, luidt de con- clusie. De oppositie eist excuses van Jambon maar die blijft bij zijn standpunt dat de Belgische verbindingsofficier sneller had moeten reageren.
Koen Geens biedt wel excuses aan: ‘Mijn team heeft Sébastien Joris gebeld om te zeggen dat we hem steunden.’
Volgens Peter De Buysscher, de overste van Sébastien Joris, lag het probleem bij de samenwerking tussen Turkije en België.
‘Als wij een vraag stellen aan Turkije, krijgen we amper antwoord. Of veel te laat, na een maand, een half jaar of zelfs meer dan een jaar,’ lichtte De Buysscher destijds toe. ‘We hebben verschillende vragen gesteld, voor en na de arrestatie van El Bakraoui, voor en na de uitzet- ting. Maar de Turken antwoordden niet. Hadden onze mensen meer informatie gehad, die de Turken wel degelijk bezaten, dan hadden ze hun werk kunnen doen.’
Sébastien Joris werkt anno 2020 nog altijd in Turkije als verbin- dingsofficier. Omdat hij nog in functie is, wil hij liever niet praten over de zaak, laat hij ons in november 2020 weten.
De aanslagen waren voor velen geen verrassing. Vroeg of laat zou er iets gebeuren, was de algemene teneur begin 2016 in ons land. Intus- sen zat de politie de terroristen dicht op de hielen.
Khalid El Bakraoui, de man die zichzelf opblies in Maalbeek, huurde een woning in Vorst, onder een valse naam. In het pand bleek Salah Abdeslam zich te verschansen, op dat moment de meest gezochte man in Europa wegens zijn betrokkenheid bij de aanslagen in Parijs op vrijdag 13 november 2015. Op één dag tijd werden in de Franse hoofdstad zes aanslagen gepleegd, waarbij 130 doden vielen. De laatste terreuraanval die dag vond plaats in de concertzaal Bataclan waar een optreden bezig was; 89 mensen kwamen er om het leven. IS eiste de terreuracties op. Al snel bleek dat de aanslagen in Molen- beek waren voorbereid. Salah Abdeslam was de enige dader die de Parijse aanslagen overleefde. Hij verdween prompt van de radar. Het duurde vier maanden voor de politie hem kon arresteren, in Brussel. De terrorist bleek op nauwelijks een kilometer van zijn ouderlijk huis te zitten.
Toen de politie op 15 maart 2016 het pand in Vorst binnenviel, ont- stond een vuurgevecht waarbij een van de drie aanwezige terroris- ten, Mohamed Belkaid, werd doodgeschoten. Belkaid had de poli- tie beziggehouden zodat de twee anderen, Salah Abdeslam en Sofien Ayari, konden ontsnappen. Het tweetal werd drie dagen later, op 18 maart, opgepakt in Sint-Jans-Molenbeek.
De aanslagen in Brussel waren een wanhoopsdaad, eerder uit- gevoerd dan oorspronkelijk gepland. Dat bleek uit de versleutelde audiobestanden die later op de laptop van de daders werden gevon- den. De laptop was een dag voor de aanslagen in een openbare vuil- nisbak in Schaarbeek gedumpt, in de hoop dat die nooit gevonden zou worden. Niet dus, de speurders ontdekten de computer wel en stelden via de audiofragmenten vast dat de daders zich gedwongen zagen in België toe te slaan. ‘We moeten nu handelen,’ zei Ibrahim El Bakraoui, een van de zelfmoordterroristen van Zaventem. In een boodschap aan Abu Ahmed, emir van Raqqa en opdrachtgever voor de aanslagen, vertelde Ibrahim El Bakraoui op 21 maart dat ze nog van alles wilden doen en nog veel plannen en ideeën hadden. Maar als ze niet ‘voor eeuwig’ wilden ‘rotten in een cel’ moesten ze nu tot actie overgaan.17
Mohamed Abrini, de man met het hoedje die het op een lopen zette na de tweede ontploffing in Zaventem, verklaarde na zijn arres- tatie dat het doel van de terroristen eigenlijk in Frankrijk lag, tijdens Euro 2016. Dat werd bevestigd via een ander geluidsbestand van de terroristen dat ontcijferd werd. Daarin zegt Najim Laachraoui, de andere zelfmoordterrorist van Zaventem, dat ‘zijn broeders en hij zich liever concentreren op Frankrijk’ en dat ze best vermijden om in Bel- gië toe te slaan omdat het land ‘de basis is waarop we altijd kunnen terugplooien.’ In hetzelfde fragment zegt Laachraoui: ‘Als we in België zouden toeslaan, zou alles meteen gedaan zijn.’
Het plan om tijdens het Europees voetbalkampioenschap in Frankrijk toe te slaan, ging niet door omdat de daders geen kant meer uit konden. Hun foto’s waren in omloop, ze voelden de hete adem van de politie in hun nek. Dus werd het België, op 22 maart.
‘Omdat een broeder ons informatie heeft gegeven dat er morgen- ochtend Amerikaanse, Russische en Israëlische vluchten zijn. We gaan proberen die te raken,’ vertelde Laachraoui nog in de audiobood- schap.17
‘De inlichtingendiensten hadden indicaties dat er mogelijk in Parijs in de nabije toekomst een aanslag zou plaatsvinden. Maar omdat men de daders en hun entourage zo dicht op de hielen zat, zouden ze besloten hebben om het dan maar in België te laten door- gaan,’ bevestigt Geens.
Ook de slachtoffers van de aanslagen behoren tot de bevoegdheid van de minister van Justitie. Het was een pijnlijke zaak dat hij pas laat met hen in contact kwam, blikt hij terug.
‘Ik had er ook moeite mee dat wij, als politici, een toch wel afstan- delijke houding moesten aannemen tegenover de slachtoffers en nabestaanden. Er werd ons gezegd dat niemand naar de begrafenissen moest gaan, want dat zou politieke recuperatie zijn en was naar ver- luidt bij vorige gelegenheden verkeerd opgevat. Ik begreep dat we elkaar daar niet moesten verdringen maar dat de overheid absoluut niet betrokken is geweest bij de begrafenissen, zelfs niet in stilte, dat vond ik verschrikkelijk. Je kunt je niet tonen als mens en dat is hard. De beslissing had te maken met een strategie, misschien wel angst dat men ons zou uitjouwen. Achteraf gezien hadden we dat anders moe- ten aanpakken.’
De relatie met de slachtofferverenigingen is later wel bijgestuurd maar de afstand van in het begin kun je nooit meer helemaal goedma- ken, klinkt het bij de voormalige minister. Ook nu voelen veel slacht- offers zich nog altijd tekortgedaan door de overheid.
‘Ik heb daar onvoorstelbaar veel begrip en mededogen voor, de Belgische overheid heeft dat zeker niet perfect gedaan. Ik wil wel onderstrepen dat de medische zorg van de slachtoffers redelijk goed is verlopen. Maar de juridische nasleep, dat is een ander verhaal. België dacht dat het er goed aan had gedaan om in 2007 een aantal publieke en private organisaties te verplichten zich tegen terrorisme te verzeke- ren, een ongebruikelijke wetgeving in die tijd. In de meeste polissen in de wereld werd – en wordt - terrorisme uitgesloten.’
De Belgische staat dacht dan ook geen probleem te hebben omdat de MIVB en de luchthaven verzekerd waren tegen schadegevallen door terrorisme.
‘Maar de administratieve winkel van een verzekeringsmaatschappij vraagt veel tijd en aandacht, terwijl een slachtoffer met een trauma die niet kan opbrengen,’ stelt Geens. De lange procedures hebben veel mensen boos gemaakt, beseft hij.
Volgens het systeem in België dekt de overheid alleen de schade die niet door de verzekeraar wordt vergoed. Maar wegens de lange procedures besloot de regering een voorschotsysteem in te stellen op wat de verzekering moest betalen. ‘We hebben het trage systeem van de verzekeraars dus deels opgevangen, maar het is een feit dat ze het in Frankrijk en de VS veel efficiënter aanpakken.’ Er werd ook beslist dat een aantal slachtoffers recht had op een invaliditeitspensioen, gelijk aan een oorlogspensioen.
‘Het is de zorg en de administratieve poespas nadien die veel men- sen kapot heeft gemaakt,’ beseft Geens. ‘Zij waren getroffen, niet wij als politici, terwijl de aanslagen toch in de eerste plaats de staat wil- den raken. Wanneer deze mensen dan ook nog niet op een adequate manier door de staat worden geholpen, is dat voor velen een brug te ver. Dat hebben we verkeerd ingeschat.’
Na de aanslagen ontstond er een waar angstklimaat, niet alleen in België, ook in de buurlanden. Iedereen vroeg zich af waar en wanneer de volgende aanslag zou plaatsvinden. De angst en paranoia groeiden. En al gingen we met zijn allen even vrolijk naar de vele festivals in de zomer van 2016, toch spookten de gebeurtenissen in de Bataclan door het hoofd van elke concertganger.
‘Ik heb me niet laten meeslepen door de alomtegenwoordige angst,’ reageert Geens. ‘Je kunt geen beleid voeren dat op een absolute veiligheid is gericht. Zoals we dat nu, door de coronacrisis, niet kun- nen met een beleid dat is toegespitst op absolute gezondheid. Doe je dat wel, dan kunnen de mensen niet meer normaal leven.’
Je kunt het risico op terreuraanslagen zo goed mogelijk inschat- ten, de veiligheidsdiensten versterken en een aantal zaken constant monitoren, maar terreurgolven zijn nooit helemaal op voorhand in te schatten, vindt de minister. ‘Wie kwaad wil, zal altijd kwaad kunnen, daar is niet veel aan te doen. Als je dat wil voorkomen, moet je twee procent van je bevolking preventief in de gevangenis zetten. Dat is geen duurzame oplossing.’
Nadat in Rouen in Frankijk een priester door IS werd gedood (op 26 juli 2016) gingen er in België stemmen op om de noodtoestand uit te roepen. ‘Ik heb nee gezegd. We hadden al zoveel maatregelen genomen, ik zag er het nut niet van in ook nog eens de noodtoe- stand uit te roepen. Het is een kwestie van evenwicht zoeken tussen veiligheid en bescherming van onze privacy. Als je de noodtoestand uitroept zoals in Frankrijk of de Verenigde Staten, kom je bijna in een situatie terecht zoals in Guantanamo. Als je in het Westen mensen in de gevangenis stopt zonder een vorm van proces, is dat een bekentenis van onmacht. En die gevangenissen raken nooit meer leeg, kijk maar naar Guantanamo.’
Feit is dat de veiligheidsdiensten in 2016 al jarenlang op hun tand- vlees zaten door bezuinigingen.
‘We hebben meer geld en operationele middelen beschikbaar gesteld,’ reageert Geens. ‘Onder andere gesofisticeerde afluisterappa- ratuur en de wetgeving daarop, maar altijd met een rechterlijke toets.’
Het gesprek met Koen Geens vindt plaats vóór de aanslagen in Frank- rijk en Oostenrijk in het najaar van 2020. Maar de eenzame wolven – lone actors moeten we zeggen omdat de term wolven een romantisch beeld zou oproepen – kosten de veiligheidsdiensten sinds vele jaren grote kopzorgen.
‘Je kunt nu eenmaal niet iedereen vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week volgen. Hoeveel beperkingen van de vrijheid moet je bijkomend inbouwen om aanslagen van lone actors te vermijden? Daar heb ik geen antwoord op. Je kunt het alleen zo goed mogelijk opvolgen.’
Hoe dan ook is de dreiging in ons land en in Europa vanuit radi- caal-islamistische hoek een stuk verminderd sinds de aanslagen, stelt de minister: ‘Ik denk dat de Europese vleugel van IS ferme klappen heeft gekregen, tegelijk valt niet uit te sluiten dat hij snel herleeft. Het extremisme is absoluut niet dood, integendeel. Kijk naar wat er in Sub-Sahara-Afrika aan de hand is. Daar breidt het netwerk van radi- cale islamisten zich snel uit.’
Op de vraag waar we vijf jaar na de aanslagen qua veiligheid staan in België, komen we in latere hoofdstukken terug. Minister Geens moet weg, er staat nog het een en ander op het programma op zijn laatste dag als minister. Rest ons de vraag hoe hij terugkijkt op de voorbije jaren?
‘Met enthousiasme maar ook met gemengde gevoelens. Het was een heel uitdagende periode maar ik heb mijn werk als minister van Justitie graag gedaan. Ik was eigenlijk elke morgen gelukkig dat ik kon gaan werken, wat niet veel mensen kunnen zeggen, denk ik. Maar het was geen walk in the park. In de zes jaar als minister van Justitie heb ik in Nederland en Frankrijk verschillende collega’s zien komen en gaan, dat zegt iets over de fragiliteit van de functie. Elke keer dat je op de wip zit, wordt het iets makkelijker de handdoek te gooien dan in de ring te blijven. Ik ben gebleven. Als minister van Justitie sta je midden in het vizier bij alle terreurincidenten. Je moet erdoor met je kabinet en al is het niets in vergelijking met wat de slachtoffers heb- ben meegemaakt, je bent er wel degelijk door aangeslagen. Soms kun je niet uitleggen waarom het gebeurd is. Je wéét wel waarom maar je kunt of mag het niet altijd zeggen. Leg dat maar eens uit aan de slachtoffers. In die zin is het een vreselijk vak. Daar verslijt je van, dat kan ik niet nog eens zes jaar doen. Hoe graag ook, ik kan het niet meer. Op menselijk vlak weegt het te zwaar.’