In de Verenigde Staten werd de doodstraf door het Supreme Court verboden in 1972. Zij werd er opnieuw toegelaten in 1976. 29 staten voerden de doodstraf opnieuw in, en vandaag wachten 2.600 mensen in de USA op de (mogelijke) uitvoering. Dat wachten in grote onzekerheid over ‘of en wanneer’ is een heel zware straf op zich. In Texas alleen werden er sedert 1976 meer dan 500 personen geëxecuteerd.
Op federaal niveau werd de doodstraf in de USA opnieuw ingevoerd in 1988. In de feiten werd ze heel zelden toegepast: 3 uitvoeringen op 88 doodvonnissen.
Maar de huidige bewoner van het Witte Huis wilde de opgelopen achterstand nog snel inlopen. Hij kijkt blijkbaar nooit naar goede – zelfs vele prijzen winnende – Amerikaanse films over de doodstraf: Dead Man Walking (1995), The Green Mile (1999) of Just Mercy (2019). Stuk voor stuk prenten waaruit blijkt hoe delicaat de doodstraf is vanuit menselijk oogpunt, soms ook hoezeer het gerecht zich kan vergissen en nog meer in dat geval, hoe pijnlijk onomkeerbaar de doodstraf is wanneer ze wordt uitgevoerd ten aanzien van een onschuldige.
Gisteren is nog inderhaast een persoon door toedoen van een federale beul gestorven – voor het eerst in 70 jaar was de geëxecuteerde een dame. Om het wat draaglijker te maken, werd er snel bij gezegd en geschreven dat het met een dodelijke injectie gebeurde. Dat het nog steeds kan gebeuren in een beschaafd land omdat een andere persoon weigert gratie te verlenen, is pijnlijk. De dame in kwestie beging een vreselijk misdrijf en was naar verluidt echt niet goed bij haar verstand. Wat er ook van zij, het misdrijf was twaalf jaar oud. De rechter in Indiana had uitstel verleend, maar het Supreme Court oordeelde er anders over. En dus kreeg de huidige bewoner van het Witte Huis zijn zin.
Met heimwee dacht ik deze morgen terug aan mijn lang gesprek in 2015 met de Franse oud-Minister van Justitie Robert Badinter. Vandaag 92 jaar oud, is hij nog altijd wereldwijd voorvechter van de afschaffing van de doodstraf. Hij slaagde zelf in Frankrijk in zijn opzet toen hij Minister was onder President Mitterand.
Badinter voerde daarmee de erfenis uit van een 18e eeuwse rechtsgeleerde Cesare Beccaria die toen al pleitte voor de afschaffing van de doodstraf -in zijn onvolprezen en steeds lezenswaardig meesterwerk “Over misdaden en straffen” (1764). Voor Beccaria is de rechtvaardiging van de doodstraf niet te vinden in een ‘recht’ van de Staat. De soevereiniteit kan deze laatste niet het recht geven te doden. Wij geven immers allemaal een zo klein mogelijk stuk van onze vrijheid op aan de Staat. Hoe zou deze laatste zich dan meester kunnen maken van ons hoogste goed, het leven zelf? Beccaria vindt trouwens de lange gevangenisstraf vanuit het standpunt van de afschrikking veel efficiënter.
Beccaria lijkt zich tot de huidige bewoner van het Witte Huis te richten, wanneer hij in 1764 op het einde van zijn hoofdstuk over de doodstraf schrijft: “Ik weet hoezeer de zwakke stem van een filosoof overdonderd wordt door de kreten en het misbaar van hen, die zich laten leiden door blinde sleur.”