De man met het grootste netwerk aan ghostwriters is ongetwijfeld Koen Geens (CD&V). Meer nog: hij is het vroeger zelf geweest. Net daarom aanvaardt hij niet dat zijn voormalige confraters semi-wetgevers worden genoemd.
Als advocaat hield hij twee keer zelf de pen vast om, op vraag van de politiek, nieuwe wetgeving uit te dokteren van a tot z. 'Als academicus', verbetert Koen Geens (CD&V). Later werd hij voorzitter van de Hoge Raad voor Economische Beroepen en van de Federatie Vrije Beroepen - een belangenvereniging - nog later kabinetschef van toenmalig Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V). Vandaag is hij federaal minister van Justitie en doet hij op zijn beurt een beroep op externe experts uit alle rechtsdomeinen en alle hoeken van het land.
Het moet gezegd: hij doet dat open en bloot, tot in het Belgisch Staatsblad toe, en hij loopt daarin voorop. Met het systeem heeft hij geen enkel probleem, zegt Geens. 'Op voorwaarde dat de politiek haar verantwoordelijkheid neemt. Het is mijn taak om mijn experts gemotiveerd te houden én om de regering te overtuigen. Vergis u niet: recht is gestolde politiek. Het blijft het resultaat van een politieke deliberatie.'
Hebt u nooit geworsteld met uw dubbele pet?
'Nooit. Toen ik in 1992 als expert - samen met professor Anne Benoit-Moury van de Luikse universiteit - aan een nieuw wetboek vennootschapsrecht meewerkte op vraag van de toenmalige minister Melchior Wathelet (PSC) was ik in eerste instantie academicus. Ik ben pas advocaatstagiair geworden in 1989. Het heeft nog toch 1999 geduurd vooraleer die wet er uiteindelijk is door geraakt, maar ik heb mij altijd in de eerste plaats academicus gevoeld.'
Aan het nieuwe wetboek vennootschapsrecht werkten verscheidene mensen van uw vroegere kantoor Eubelius mee. U kreeg daar kritiek voor.
'Van de vier experts is er één iemand van Eubelius, Marieke Wyckaert, die trouwens ook professor is en met wie ik een handboek geschreven heb. Ik kan toch ook niet doen alsof ik nooit vennootschapsrecht bedreven heb in mijn leven. Ik doceer dat vak nu al 35 jaar aan de KU Leuven. Twee van de drie andere experts komen van andere universiteiten, Hans De Wulf (UGent) en Paul Alain Foriers (ULB). De twee anderen - die ook advocaat zijn bij het Hof van Cassatie, onder wie Jean-Marie Nelissen Grade - werken bij een ander kantoor.'
(beetje kregelig) 'Je zal altijd kritiek krijgen als je zoiets doet. Maar als de kwaliteit van de man of vrouw verantwoordt dat hij of zij erbij hoort, moet je toch niet bezwijken voor de kritiek dat je er zes jaar geleden mee samengewerkt hebt? Als ik mensen in hun grootste expertise niet mag erkennen omdat ik ze beter ken dan andere mensen, vind ik dat heel vreemd.'
Het ruikt naar vriendjespolitiek.
'Maar het heeft er niets mee te maken, want ik heb niemand voorgetrokken, in geen enkel vakgebied. Mensen als Hubert Bocken (aansprakelijkheid), Raf Verstraeten (strafrecht), Hélène Casman (erfrecht), Eric Dirix (burgerlijk recht), Yves Liégeois (strafprocedure) of Ivan Verougstraeten (economisch recht) zijn simpelweg absolute autoriteiten in hun vak.'
In het redactiecomité, dat de experts begeleidt, komen ook vijf op de veertien mensen van Eubelius.
'Ik kan het niet helpen dat zij iets kennen van vennootschapsrecht, maar dit is een heel transparante oefening geweest. Ik heb in het parlement mijn experts in alle domeinen voorgesteld en zelfs een brochure gemaakt met daarin de voorstelling van de expertengroepen. Maar ik kan toch ook niet ontkennen dat bij Eubelius nu eenmaal mensen zitten die iets van vennootschapsrecht kennen. (nadrukkelijk) Trouwens, niemand is voor dat werk betaald.'
Maar de kennisvoorsprong is wel interessant voor cliënten en om seminaries te geven, niet?
'Het is evident dat daar een reputatievoordeel mee gepaard gaat. Maar ook anderen geven seminaries. Binnen de verschillende expertengroepen gold een geheimhoudingsplicht en wees maar gerust dat zodra teksten publiek waren, alle mensen in de praktijk ermee aan de slag zijn gegaan. En dat is ook goed. Men bewijst de burger daarmee een dienst. Die kan zich zo voorbereiden op een nakende hervorming.'
Hebt u eigenlijk helemaal gebroken met Eubelius?
'Het Jan Ronse Instituut (het instituut vennootschapsrecht aan de KU Leuven, red.), CD&V en Eubelius zijn mijn drie huizen. Maar van Eubelius heb ik helemaal afscheid genomen - ik heb er zelfs geen topje van een pink meer in de pap te brokken - en ik zal er ook nooit naar terugkeren. Wat kwatongen ook mogen beweren. Mocht ik na de verkiezingen geen minister meer zijn, dan ga ik naar het parlement.'
Waarom omzeilt u voor het wetgevende werk uw administratie?
'Alle wetten, ik druk erop, álle wetten op Justitie die de voorbije bestuursperiode werden gemaakt, behalve de wetboeken, zijn geschreven door mijn kabinet en de administratie. Een administratie die op dat vlak trouwens uitstekend werk levert. Als het gaat over mensenrechten bijvoorbeeld, denk ik niet dat er drie advocatenkantoren in België zich kunnen meten met mijn mensen. Het verbaast mij hoe vaak andere ministers een beroep doen op externe experts voor het lopende werk. Naar mijn gevoel besteedt men veel te snel dingen uit. Dat is een soort passe-partoutoplossing geworden.'
Excuseer? Uitgerekend ú bent de minister die de meeste ghostwriters aantrekt.
'Alleen voor het herschrijven van de nieuwe wetboeken, want dat werk komt boven op het lopende werk. Voor meer dan zeer actieve ondersteuning heeft de administratie echt geen tijd en daarom is er de laatste decennia ook zo weinig hercodificatie gebeurd. Bovendien is het traditie om voor wetboeken een beroep te doen op experts.'
Wie heeft de experts gekozen?
'Ik. In overleg, uiteraard. Het zijn mensen die geloofwaardigheid hebben in hun beroepsgroep, want dat is belangrijk om een draagvlak te creëren. Trouwens, de meesten van hen zijn helemaal geen advocaat.'
Maar ze zijn er wel. En ook bij magistraten of consultants bestaat een risico op belangenvermenging.
'Mijn experts zijn meestal professoren met genoeg ervaring om te beseffen wat er op het spel staat. Een reputatie kan je maar één keer tegoei verliezen. Niemand stelt zich vragen bij een professor geneeskunde die in het ziekenhuis daarnaast gaat opereren. Maar als een professor recht zijn vak ook uitoefent in de praktijk, is dat een probleem. Men mag dat juristen toch niet ontzeggen. Dat zijn extreem goede academici, die toevallig ook goed opereren.'
Die professor geneeskunde schrijft geen wetgeving die in het voordeel of nadeel van sommigen kan zijn.
'Een stuk vertrouwen is noodzakelijk in een democratie, maar controle is beter. En er is veel controle: van het kabinet, de ministers, het parlement, van alle mogelijke adviserende instanties - gaande van de Hoge Raad over het College van procureurs-generaal tot de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Ik denk niet dat er een wet is waarvoor ik geen tien adviezen heb gekregen.'
'U onderschat het primaat van de politiek. De expert is niet de wetgever. Hij moet zich daar ook bij kunnen neerleggen of hij kan niet blijven functioneren. Als er een wet moet geschreven worden, geef ik instructies, met respect voor zijn onafhankelijkheid.'
Vandaag is er een grijze zone, is er nood aan meer regels?
'Ik heb helemaal geen probleem met absolute transparantie. Het zou geen slecht idee zijn als elke administratie en kabinet automatisch publiek maakt op welke experts een beroep werd gedaan en hoeveel ze betaald werden.'
De Raad van State zegt dat hij door personeelstekort niet voldoende toezicht kan uitoefenen op de wetgeving.
'Die ervaring heb ik niet. Ik stel vast dat de Raad in mijn domein schitterend werk levert. De adviezen waren van uitstekende kwaliteit.'
Moet zoals, in Nederland, de regie niet helemaal bij de administratie liggen?
'Ik ben niet voor het Nederlandse model, tenzij je als minister zelf het hoofd van de administratie kan kiezen (lacht).'
Dus liefst geen PS'er, zoals nu?
'Dat mag een PS-er zijn, maar ik zou hem graag zelf kiezen. En als diegene die er zit uitstekend is, zou ik hem houden. Ik heb trouwens het mandaat van de huidige voorzitter van de FOD Justitie recent verlengd, het is geen kwestie van kleur. Daarnaast zou ik toch persoonlijk als minister een iets uitgebreidere ploeg dan in Nederland ter beschikking willen. Ik zou een pretoriaanse wacht van een man of vijf, of zo mogelijk tien, erg op prijs stellen.'
U blijft voorstander van het typische Belgische kabinettensysteem?
'Het Nederlandse systeem wordt te veel opgehemeld. Elke dag krijg je wel een incident of incidentje op je bord. Als je dan niet onmiddellijk over een grote expertise kan beschikken, wordt het moeilijk overleven. Ik ben intussen aan mijn vierde Nederlandse collega op Justitie toe hé. Ik denk dat de ministers daar niet ongelukkig zouden zijn als het kransje directe medewerkers waarop ze kunnen steunen wat groter was.'