Het hof van beroep in Brussel oordeelt dat België de kinderen van IS-strijders niet moet repatriëren. Toch zal de regering zich inspannen om kinderen tot 10 jaar terug te halen.
De Belgische regering blijft inspanningen leveren om de beslissing van december 2017, om kinderen tot 10 jaar terug naar België te halen, toe te passen. Dat zegt minister van Justitie Koen Geens (CD&V) in een reactie op het vonnis van het Brussels hof van beroep dat de kinderen van IS-strijders niet gerepatrieerd moeten worden. “Kinderen kunnen nooit schuldig zijn aan de daden van hun ouders”, aldus Geens.
In beroep
De Belgische staat besliste om beroep aan te tekenen tegen de uitspraak van 26 december 2018 in de zaak van twee vrouwen die naar IS-gebied trokken. De Brusselse kortgedingrechter besliste toen dat de zes kinderen van IS-strijdsters uit Borgerhout, Tatiana Wielandt (26) en Bouchra Abouallal (25), naar België gerepatrieerd moesten worden. De moeders zitten met hun kinderen vast in het Koerdische kamp Al-Hol.
De voornaamste reden voor het beroep was volgens de minister van Justitie dat de vraag tot repatriëring van de kinderen al eerder door de rechtbank werd behandeld en zowel in eerste aanleg als in beroep werd afgewezen. “De geldende rechtsregels bepalen dat zaken die eerder bepleit werden met dezelfde eisen en dezelfde argumenten, niet meer in aanmerking kunnen worden genomen voor een nieuwe rechtsprocedure of voor een nieuwe uitspraak”, aldus Geens.
Het hof van beroep volgde die redenering woensdag en verklaarde dat de eis van de vrouwen om hun kinderen te laten terugkeren, onontvankelijk is. (blg)