De minister van Justitie Koen Geens zegt het debat over een aanpassing van de taalvereisten voor Brusselse toprechters te willen aangaan.
De toekomstige eerste voorzitter van het Brusselse hof van beroep, die op 2 april aantreedt, is een Franstalige magistrate die geen Nederlands spreekt ( DS 20 februari). Dat botst op weerstand bij advocaten en, niet het minst, bij raadsheren van het hof van beroep zelf.
Wettelijk gezien bestaat er geen vereiste dat die eerste voorzitter, ondanks dat hij of zij leiding geeft aan een tweetalige rechtbank, zelf tweetalig is. Doordat de wet over het taalgebruik in rechtszaken niet vermeldt dat de eerste voorzitter van het Brusselse hof van beroep beide landstalen moet beheersen, is het mogelijk dat die korpschef alleen Frans- of Nederlandstalig is. Dat is onlogisch, zeker omdat de voorzitters van de rechtbanken op eerste aanleg wél tweetalig moeten zijn. Ook al is de rechtbank daar opgedeeld in een Nederlands- en een Franstalige.
'Voor deze of volgende regering'
Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) kreeg in de plenaire zitting van de kamer een vraag over de kwestie van zijn partijgenote Sonja Becq. Nadat Geens zijn verklaring voor de aanstelling van de Franstalige magistrate had gegeven - die erop neerkomt dat hij het taalevenwicht tussen openbaar ministerie en rechtbanken wil respecteren - maakte hij ook duidelijk dat hij openstaat voor een aanpassing van de wettelijke taalvoorwaarden voor de eerste voorzitters in Brussel.
'Indien de commissie Justitie van de Kamer dat wenst, ben ik bereid hierover het debat aan te gaan. Maar het is aan het parlement om te beslissen over een aanpassing van die taalvoorwaarden. Als dit niet lukt, zal een volgende regering daar een prioriteit van moeten maken.'
N-VA-Kamerlid Kristien Van Vaerenbergh pikte daar op Twitter op in: 'Ons wetsvoorstel ligt klaar en kan nog deze regeerperiode gestemd worden.'