Het zou van mijn kant van weinig realiteitszin getuigen mocht ik de drugproblematiek in de gevangenissen willen minimaliseren. Ook in de vrije samenleving is de omvang ervan niet onbelangrijk. Maar ik meen toch, met de nodige voorzichtigheid, trends te mogen waarnemen die op een gunstige evolutie wijzen wat de beheersbaarheid van het fenomeen binnen de gevangenissen betreft. Een uitspraak gisteren van een gedetineerde uit Sint-Gillis over zijn tevredenheid met betrekking tot de begeleiding, sterkt mij in dat gevoel.
Sedert de drugacties in de gevangenissen worden geregistreerd, merk ik enerzijds dat het aantal uitgevoerde controles toeneemt en dat deze ook steeds succesvoller zijn. Waren er in 2014 nog 202 acties die in 45% van de gevallen tot de inbeslagname van drugs hebben geleid, dan steeg dit in 2017 tot 304 acties waarbij in 63% van de controles drugs werden gevonden. Er gebeuren dus niet enkel meer controles, ze zijn ook efficiënter. Deze controles gebeuren voor een belangrijk deel ook in het kader van een samenwerkingsakkoord met de federale politie met betrekking tot het inzetten van drughonden.
Tegelijkertijd worden ook de initiatieven opgevoerd om aan de drugproblematiek te remediëren. Binnen de gevangenissen beschikken we reeds over drie drugvrije afdelingen en ook het aanbod van zorg- en begeleiding voor druggebruikers door de diensten van de Gemeenschappen en door de pilootprojecten van collega De Block, breidt uit. Daarmee zijn we er uiteraard nog niet en naast het verder zetten van de hiervoor vermelde initiatieven zullen wij in verenigde slagorde ook de preventieve pijler nog verder moeten uitbouwen.
Indien uit een studie van de Gentse universiteit blijkt dat zes percent van de gedetineerden die vóór hun opsluiting geen drugs gebruikten maar dat in de gevangenis wel is beginnen doen, kan dat percentueel geen hoog cijfer lijken maar elke niet gebruiker die door de opsluiting leert gebruiken is er uiteraard één te veel.
Het gevangeniswezen blijft dan ook uitgedaagd worden tot een geïntegreerde aanpak van het drugfenomeen door, naast de initiatieven die vanuit andere overheden ontstaan, verder te investeren in een zinvolle detentie-invulling.
Tijdens bezoeken die ik aan verschillende gevangenissen heb gebracht, merk ik dat ook wat dit betreft een positieve evolutie aan de gang is. Ik ben ervan overtuigd dat in dergelijke initiatieven de belangrijkste preventie kracht ligt. Zij moeten gedetineerden ertoe brengen te investeren in andere passies en vaardigheden. Die zullen niet enkel hun re-integratie ten goede komen maar hen ook toelaten aan detentieschade te ontsnappen.