Belgen moeten hun geschillen meer onder elkaar uitvechten in plaats van in de rechtbank. Enter de bemiddelaar. Hij is niet alleen sneller en goedkoper, maar ook duurzamer. ‘Uiteindelijk zijn mensen op zoek naar harmonie.’
Belgen heten conflictmijdend te zijn. Hypocriet zelfs. Toch zijn we tuk op procederen. Belgische rechters spreken jaarlijks meer dan 1 miljoen vonnissen en arresten uit. Alleen in Roemenië lopen meer rechtszaken per inwoner, leert het European Justice Scoreboard. Ondertussen blijven akkoorden via een erkend bemiddelaar, die nochtans al sinds 2005 door de rechtbank worden erkend, een relatief marginaal verschijnsel. Vorig jaar werden er 5.000 afgerond.
2018 kan het jaar worden waarin dat verandert. Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) wil dat bemiddeling een echte kans krijgt. Net voor de jaarwisseling keurde de ministerraad een wet goed die advocaten en gerechtsdeurwaarders verplicht om cliënten op de optie van bemiddeling te wijzen. Rechters kunnen partijen dwingen eerst een bemiddelingspoging te ondernemen voor ze een gerechtelijke procedure kunnen starten. Doel is het werk van de dichtslibbende rechtbanken te verlichten.
De tendens maakt in de hele westerse wereld opgang. En dat is niets te vroeg, zegt Diana Evers, de vrouw die conflictbemiddeling zowat eigenhandig op de kaart zette in België. ‘Hoewel mensen steeds assertiever worden, roepen ze bij conflicten toch heel vaak de hulp in van experts. Psychiaters, therapeuten, fiscaal adviseurs, advocaten. We leren niet om over onze verschillen te praten en met conflict om te gaan. Vroeger werd meer ‘over de haag’ gepraat. Als de tak van de boom te ver overhing, hoorde je dat van de buurman en deed je er iets aan. Maar we kennen elkaar steeds minder goed, wat opmerkelijk is in een maatschappij met zo veel communicatiemogelijkheden. We kiezen vaak voor hulp van buitenaf en leggen de verantwoordelijkheid voor de oplossing van onze problemen bij deskundigen.’
De bakermat van de huidige westerse bemiddeling ligt in de Verenigde Staten van de jaren zestig, toen emancipatie er-toe leidde dat burgers hun individuele rechten gingen opeisen en die voor de rechtbank afdwongen. Omdat de rechtbanken op den duur vol zaten, ging men op zoek naar een andere vormen van geschiloplossing. Maar het was in het Ierland van de jaren negentig dat Evers voor het eerst over bemiddeling hoorde tijdens een seminarie.
‘In het streng katholieke land was het voor koppels wettelijk niet mogelijk uit elkaar te gaan. Om toch feitelijk te kunnen scheiden, hielpen bemiddelaars hen om een onderlinge regeling op te stellen en akkoorden af te sluiten. Koppels die op zo’n manier uit elkaar gingen, kwamen vaak minder beschadigd uit een conflict. Exen konden nog on speaking terms verder.’
Als gezinssociologe had Evers gezien dat ook Belgische koppels baat konden hebben bij die aanpak. ‘In de hulporganisatie waar ik werkte, werden we meer en meer geconfronteerd met relatieconflicten en de nasleep van vechtscheidingen. Soms kozen koppels voor een scheiding in onderlinge toestemming bij de notaris, omdat de echtscheiding dan sneller kon worden geregeld. Maar bij gebrek aan een echt gesprek en een akkoord op maat van de ex-partners zat in die regeling vaak de kiem van jarenlang aanslepende conflicten.’
Evers startte met opleidingen voor bemiddeling bij echtscheidingen en vormde duizenden notarissen, rechters, advocaten, welzijnswerkers, therapeuten en professionele bemiddelaars. Na de genocide in Rwanda leidde ze hutu’s en tutsi’s op in herstelbemiddeling en gaf ze cursussen aan Rwandese rechters. In 2005 richtte ze Mediation Instituut Vlaanderen op, een erkend opleidingscentrum voor bemiddeling. Vier jaar later was er de eerste scheidingsschool. Want ruziemaken kan je leren, vindt Evers.
Hilarische burenruzies
Bemiddeling biedt veel voordelen. De procedure is goedkoper dan een rechtszaak. De partijen komen sneller tot een vergelijk: gemiddeld na 83 dagen. En een bemiddelde oplossing is duurzamer, wijst onderzoek uit. Een conflict dat door een vonnis wordt beslecht, leidt vaak tot nieuwe procedures.
Maar veel bemiddeld wordt er nog niet. Evers: ‘In een conflict worden op dit moment de advocaten vaak als eersten gezien. Advocaten zien zichzelf vooral als pleiters, ze zeggen dat ze daar een belangrijk deel van hun inkomen uit halen. Als er meer alternatieve geschiloplossing komt, is er minder pleitwerk. Dat kan voor een deel van hen een probleem vormen.’
‘Maar ik ken ook veel advocaten die zeer goede bemiddelaars zijn, en cliënten altijd eerst aansporen samen aan tafel te gaan. Collaborative law is een mooi voorbeeld van bemiddeling waarbij advocaten met hun cliënten een oplossing zoeken waarbij geen winnaars of verliezers zijn. Te vaak worden conflicten onnodig gejuridiseerd en voor de rechter gebracht. Ik denk dat de meeste conflicten bemiddelbaar zijn en dat veel mensen liever geen juridische procedures willen. Daarvoor hebben ze wel vaak een aanzet, informatie en vooral rolmodellen nodig.’
Bemiddeling roept nog altijd associaties op met therapeutische sessies voor scheidende paren. Met hoog escalerende onenigheden over een erfenis. Met hilarische burenruzies: vetes over een overhangende tak, ergernissen over luidruchtig spelende kinderen, afgunst over het zwembad ‘van hiernaast’. Nochtans maakt de alternatieve conflictoplossing intussen ook opgang in grote organisaties zoals de Vlaamse overheid en ziekenhuizen. En in het bedrijfsleven.
De werkvloer, met zijn ingewikkelde relaties en ongeschreven regels, is een uiterst vruchtbare bodem van conflict. Er wordt al bemiddeld bij problemen met pesten, grensoverschrijdend gedrag of geweld. In familiebedrijven, waar conflicten vaak zakelijk én emotioneel zijn, komen bemiddelaars veeleer tussenbeide bij problemen met de overdracht, bij het uitklaren van de rol van de kinderen en bij het waarborgen van de toekomst van het bedrijf zonder dat de familie uit elkaar valt. Ook in artsenassociaties en bij moeilijkheden tussen werknemers leveren ze nuttig werk. Of bij vennoten die overhoop liggen of constructief uit elkaar willen gaan.
Dat de ondernemer Bjorn Accoe en zijn vennoot nog altijd samenwerken, is deels te danken aan een bemiddelaar. Na 15 jaar op eigen houtje ondernemen in de creatieve sector ging Accoe in 2010 op zoek naar een vennoot voor Idee Kids, een organisatie die themakampen voor kinderen en jongeren aanbiedt. ‘Ik vond een complementaire partner. Maar al snel bleek dat ik het moeilijk vond autonomie in te leveren en minder snel te kunnen beslissen. Drie jaar later is mijn vennoot op mijn vraag weer uitgestapt.’
De ex-zakenpartners zaten wel nog samen in een vastgoedvennootschap, opgericht om een nieuw kantoor voor Idee Kids te bouwen. ‘Opeens had ik twee petten op: die van aanbieder en die van gebruiker. Als klant vond ik dat ik te veel huur betaalde en mijn ex-vennoot slapend rijk maakte.’ Omdat maanden van discussiëren niets opleverden, haalden ze er een bemiddelaar bij. ‘Echt ruzie hebben we nooit gemaakt, maar we raakten gewoon niet uit de patstelling. Dat ging gepaard met frustratie en emotie, zeker bij mij. Ik voelde me tekortgedaan en onbegrepen. Pas achteraf heb ik begrepen dat ik nog bezig was met de verwerking van onze beëindigde samenwerking.’
Uiteindelijk waren ze er op vier sessies uit. ‘Achteraf denk je: ‘Dat hadden we ook zelf gekund.’ Wat niet zo is. De kracht van de bemiddelaar is net dat je op neutraal terrein aan tafel gaat, samen met iemand zonder voorkennis, zonder vooroordeel en zonder voorkeur. Daardoor krijg je inzicht in hoe de ander naar de zaken kijkt, en hoe dat verschilt van jouw kijk. Na twee sessies, waarin de bemiddelaar veel emotie uit onze patstelling heeft gehaald, kon ik weer nuchter naar het huurvoorstel kijken. En besefte ik dat het helemaal niet zo slecht was. We hebben een nieuwe aandeelhoudersovereenkomst getekend en werken nog altijd goed samen.’
Accoe vindt het beter dan de rechtbank, waar hij als ondernemer twee keer stond. ‘Ik zeg weleens: ‘De enige die bij een rechtszaak wint, is mijn advocaat.’ Bij bemiddeling zijn er alleen winnaars. Een rechter oordeelt, een bemiddelaar helpt naar oplossingen zoeken.’
Overmand door emoties
De essentie van bemiddeling, zegt Evers, is niet de emotionele verzoening of de schuldbekentenis in tranen. ‘De essentie is dat de partijen zelf het probleem dat aan de basis van hun conflict ligt, willen oplossen. Bemiddeling werkt omdat het een beroep doet op de eigen kracht van mensen. Zonder dat een rechter, advocaat, notaris of welke autoriteit dan ook een oplossing oplegt. Want wanneer de oplossing van een conflict een winnaar en een verliezer oplevert, is de relatie vaak beschadigd. Of we het nu gaat om zakenpartners of familieleden.’
Dat betekent niet dat het er in een bemiddeling niet hard aan toe kan gaan. ‘De eerste sessies zijn vaak heftig, vooral tussen partijen die jaren niet meer gesproken hebben, wanneer het conflict erg geescaleerd is en de betrokkenen overmand zijn door emoties. De eerste stap is hen rond de tafel krijgen. Als bemiddelaar nodig ik nooit zelf iemand uit, om elke schijn van partijdigheid te vermijden. Dat moeten de partijen onderling regelen. Komen opdagen voor een eerste gesprek is een eerste blijk van bereidheid.’
De bemiddelaar weet vooraf best zo weinig mogelijk over het conflict, zodat hij de partijen op hetzelfde moment voor het eerst hoort. ‘In zo’n eerste gesprek moet je doortastend zijn en de regels opleggen, bijna zoals de praatstok die bepaalt dat iedereen eerst ononderbroken zijn verhaal mag doen. Net omdat je daadkrachtig optreedt en kordaat tussenkomt als het moet, ontstaat een sfeer van veiligheid en vertrouwen. De bemiddelaar laat zien dat hij luistert naar ieders verhaal. Pas daarna mogen de partijen zelf, inhoudelijk, op de zaken ingaan.’
In de volgende fase van het gesprek worden mensen vaak boos. Soms gaan ze roepen en elkaar beschuldigen. Evers: ‘Dat is goed, laat ze maar gaan. Dan zie je ook snel hoe het conflict zich heeft ontwikkeld, waar het vastloopt en waarom. Dan kan je mensen helpen in te zien dat beschuldigingen nergens toe leiden, dat ze het conflict alleen maar verharden. Zo kan je met hen stilaan tot het besef komen dat er betere manieren zijn om je uit te spreken, zodat de ander ook naar je luistert.’
‘Het is de taak van de bemiddelaar dat mee mogelijk te maken. Hij kan de belangen van alle partijen en die van het geheel overzien en van daaruit mensen helpen uit hun kluwen te geraken. De bemiddelaar helpt niet door te zeggen wat mensen moeten doen. Wel door voortdurend samen te vatten wat de partijen op tafel hebben gelegd, door verduidelijkende vragen te stellen en hen te helpen de gevolgen van hun keuzes te zien.’
De bemiddelaar is geen rechter, zegt Evers met klem. ‘Mensen denken nog vaak dat de bemiddelaar ‘het wel zal oplossen’. Maar het is niet aan de bemiddelaar om inhoudelijke argumenten af te wegen. De inhoud van het conflict is en blijft altijd de verantwoordelijkheid van de betrokkenen. Bemiddelen is niet gemakkelijk omdat je uiteraard je eigen meningen en visies hebt, terwijl die er niet toe mogen doen. Ook voor cliënten kan het lastig zijn. Hun wordt gevraagd verder te kijken dan hun eigen positie, zich tot de ander te richten en dat niet te zien als verliezen.’
Bemiddeling is niet voor iedereen weggelegd. Het vraagt engagement, energie en verantwoordelijkheid. ‘De confrontatie aangaan vraagt veel vertrouwen. Vertrouwen in onszelf, dat we onze mening kunnen uiten zonder dat het tot een breuk komt of dat onze relatie om zeep is’, zegt Evers. ‘Het is nog lastiger open over gevoelens te praten met mensen bij wie we ons geliefd en veilig willen voelen. Tegen iemand die je onverschillig laat, brul je gemakkelijker.’
Evers vindt dat we conflicten ook als een kans kunnen zien. ‘Een conflict is niet alleen maar miserie. Het is iets dat twee mensen samen in stand houden. Zolang er conflict is, is er dus ook verbinding. Het is eigenlijk een gelegenheid om onszelf beter te begrijpen, onze relatie uit te klaren en te verdiepen. Mensen kiezen vaak voor bemiddeling omdat ze uiteindelijk harmonie zoeken. En die krijg je door het conflict aan te gaan. Ik zeg niet dat het plezant is, maar conflicten kunnen ons doen groeien.’