Elke jonge jurist droomt ervan eens Minister van Justitie te worden. Die droom werd voor mij werkelijkheid. Dus ik moet zoals elk politicus en elk mens met verantwoordelijkheidszin mijn uiterste best doen om dit stukje van de wereld, de Belgische justitie beter door te geven dan ik haar gevonden heb. Een democratische rechtsstaat met mensenrechten verdient immers de grootste zorg die we kunnen geven.
Toen ik justitie vond in 2014, was het niet in goede doen. Te weinig moderne informatica en infrastructuur, een verouderd personeelsbeleid, versleten gebouwen en gevangenissen. De oorzaak: te weinig aandacht sedert WO II voor dit nochtans cruciale departement, des te meer aandacht voor het federalisme en de sociale zekerheid. Dit gebrek aan aandacht is vreemd want tot drie keer toe werd het land de voorbije 30 jaar wakker geschud door politiële en justitiële ergernis: de Bende van Nijvel in de jaren ‘80, de zaak Dutroux in de jaren ‘90 en de zaak Fortis in het eerste decennium. Het kwam weliswaar tot een betere strafuitvoering, en een onafhankelijke benoeming van magistraten, maar veel goede intenties bleven in de schuif steken.
We sloegen de handen aan de ploeg, en noemden onze strategie die van een atletische hinkstapsprong. Een metafoor uiteraard voor een drietrapstraket. We verzekerden de continuïteit door een gigantische reeks achterstallige facturen te betalen en de benoemingstrein op gang te krijgen ondanks de besparingen. Dat noemden we de hink. Dan kwam de stap, die moest zorgen voor meer efficëntie: dat werd toegelicht in een groot justitieplan van maart 2015. In vijf grote Potpourriwetten van telkens een 250 artikelen -die alle werden gestemd en uitgevoerd- namen we tal van maatregelen die moesten zorgen voor een snellere en minder routineuze justitie. Daardoor kon precies meer focus op de kerntaken van het gerechtelijk apparaat worden gelegd. Deze strategie werkte, want ondanks een lichter personeelskader, werd op de meeste plaatsen achterstand ingehaald. Kon hieraan een autonome organisatie van de magistratuur worden toegevoegd, met een middelenverdeling in functie van noden en kwaliteit, het ware nog beter.
De laatste beweging is de sprong, eindelijk, naar de 21ste eeuw. Deze sprong valt opnieuw uiteen in drie delen.
Het eerste deel van de sprong is voor studenten het meest relevant. Want we hercodificeren de hele basiswetgeving, en dat hebben we toegelicht in het plan “de sprong naar het recht van de 21ste eeuw”. Zowel in het economisch, het burgerlijk als het strafrecht, telkens in brede zin, en ook in de procedure worden de basiswetboeken in een volledig nieuw kleedje gestoken. De nieuwe insolventie- en erfwetten stonden al een tijdje geleden in het Staatsblad , maar de rest volgt spoedig, dankzij de inzet van meer dan 70 professoren uit heel het land die zich belangloos inzetten. Ook de collega’s van onze faculteit doen een geweldige inspanning. Studenten van 2017 kunnen moeilijk aan de slag met verouderde wetgeving uit het begin van de 19e eeuw. En praktizijnen moeten een eigentijdser procedure in burgerlijk en penaal verband kunnen hanteren.
Het tweede deel van de sprong is de modernisering van hoven en rechtbanken, enerzijds, en van de gevangenissen, anderzijds. Recent hebben we een visienota ‘Court of the Future’ voorgesteld die anticipeert op wat een aan de noden van de tijd aangepast gerechtelijk systeem zou moeten zijn. Laagdrempelige gebouwen en dito informatica, gecombineerd met een gratis rechtstoegang voor de minder begoeden, en een fiscaal aftrekbare rechtsbijstandsverzekering voor de middenklasse, moeten de toegang tot het recht voor elkeen verbeteren.
Na de verbetering van het interneringsregime en de interneringsinstellingen, is het ook de hoogste tijd dat we onze gevangenisinfrastructuur verbeteren. Met het ambitieuze Masterplan III gevangenissen hoop ik eindelijk er eindelijk voor te zorgen dat -binnen een jaar of 10- de helft van de gevangenissen minder dan dertig jaar oud zullen zijn. Het gebouw is uiteraard niet alles. Ook de basiswet Dupont inzake de rechten van gevangenen voeren we met de dag meer uit. De minimale dienstverlening en een nieuw statuut voor de penitentiaire beambten moeten het sluitstuk vormen.
Het derde deel van de sprong betreft de hervorming van de vier juridische beroepen, om ook hen voluit te laten participeren aan de vernieuwing van de technologie (bv elektronische betekening of artificiële intelligentie) en dus van justitie. Voor advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders en bedrijfsjuristen worden telkens twee experten aangesteld die suggesties kunnen doen die in nauw overleg met de Ordes van die vier beroepen zullen worden omgezet in concrete vernieuwing.
Koen Geens
Lees het artikel »