Hommage Walter Van Gerven

op 22 mei 2017 19:02 Hommage Walter Van Gerven

Walter las nooit voor wat hij geschreven had, tenzij het echt niet anders ging. Iedereen werd geacht het gelezen te hebben, minstens het te lezen. Het geeft me de gelegenheid iets anders te zeggen dan ik geschreven heb, maar iets wat ik ook had willen schrijven. Het is vooral een opsomming van verband houdende anekdotes, geen onder hen is anodin.

1. De eerste keer dat ik met Walter sprak, was toen ik als student zijn kwaadheid onder controle wilde krijgen, omdat de zaal met de voeten roffelde tijdens H&E-recht. Ik legde hem uit dat een ander student de vinger had opgestoken, en hij dat wellicht niet had opgemerkt. Hij werd nog kwader, omdat hij dialoog zo op prijs stelde, die nooit kreeg, en als hij dan eens een enkele keer een vinger niet zag, geroffel zijn deel was.

Toen ik zelf pas les gaf, geloofde ik zoals Walter in het ideaal van interactief onderwijs, ook in grote groep, zoals in de US. Ik probeerde

het in het begin van mijn carrière een aantal jaren, met wisselend succes. Eén keer ben ik zo kwaad buiten gelopen, dat ik het nadien nooit weer geprobeerd heb. Ik probeerde voortaan van de lessen een aangename bezigheid te maken, voor mezelf en voor de studenten. Voor mij is dat makkelijker dan voor Walter, want ik hoor mezelf liever aan het woord. Dat Walter liever luisterde en schreef dan te spreken, staat in mijn tekst.

2. De tweede keer dat ik met Walter sprak, was opnieuw als student, nu in derde licentie. Walter was zwaar aan de rug geopereerd, en dus moesten de studenten voor hem het vak rechtstheorie doceren. Hij luisterde. Ik sprak over de aard van het stemrecht van de aandeelhouder in een vennootschap. Op de grens van democratie, ondernemingsvrijheid en algemeen belang. Ik verdedigde het standpunt dat het stemrecht niet discretionair was, maar eerder doelgebonden, omdat de vennootschap ook andere belangen moest dienen dan die van de aandeelhouders alleen. Walter had geen hoge hoed op van beleggers die zich als eigenaars gedragen. En zo verwierf ik zijn sympathie voor het leven. Hij leerde me evenwicht. Het is goed dat mensen hun stemrecht in beginsel vrij aanwenden. Maar zij moeten rekening houden met de anderen bij de uitoefening daarvan. Zo niet zegeviert het recht van de sterkste. In die zin herschreef Walter de Prestige beschikking in de tweede helft van jaren '70 in het Rechtskundig Weekblad. Het was gedurfd van een hoogleraar en advocaat ondernemingsrecht die in raad van bestuur van Jansen Pharmaceutica zat. Maar hij deed het.

3. Een anekdotisch derde gesprek met Walter had plaats na de rectorsverkiezingen in 2009 die ik verloor. Walter kwam speciaal vroeger terug van een golfvakantie om het dankfeest voor de ploeg mee te maken. Hij had me bijzonder aangezet om deel te nemen aan die verkiezingen. Ook hij had immers rector willen worden, en ook hij had de verkiezingen verloren. Minstens híj had ze in elk geval moeten winnen. Het biologeerde hem waarom verstandige mensen bij verkiezingen zich zo irrationeel beginnen te gedragen. Dat was hem vreemd. Hij bleef waardig, en hoopte dat de rede zo wel zou zegevieren. Hij wilde me dus troosten die avond, toen hij terugkwam van zijn vakantie. Hij bracht een boekje voor me mee van CP Snow. De titel luidde 'The masters', en het handelde over de verkiezing in een Londens college. Het is een hilarisch meesterwerkje van één van de Engelse groten, ingehouden geschreven, en van het allerhoogste soort humor. Walter gaf mij zijn uiteengerafeld exemplaar van Snow dat hij persoonlijk bij zijn rectorale nederlaag van Georges Van Hecke gekregen had. Dertig jaar daarvoor had ik het boekje ook al eens gekregen, van Louis Paul Suetens wiens ombudsman ik geweest was in de 2e Licentie. Hij gaf het me omdat hij het ook gekregen had Van Hecke,toen die de decaanverkiezingen over Leuven Vlaams tegen Van Hee betwistte. Zowel Van Gerven als Suetens wisten dus dat ik met verkiezingen ging te maken krijgen. Beiden zouden schitterende politici en Ministers van Justitie geweest zijn.

4. Een vierde anekdote heeft betrekking op iets wat in de Plechtige Zittingszaal van het Hof van Cassatie gebeurde, toen Walter slotspreker was over de bicentenaire van het Wetboek van Koophandel. HIj betoogde met passie over de meergelaagde rechtsstaat, en kon zich niet bedwingen verschillende keren, zacht en streng gelijk, uit te leggen dat 'we moeten leren leven met verschil'. Het was een diepe ervaring die hij had opgedaan in de US, in de rechtsvergelijking, in de FSMA, in het Hof van Justitie. Daarom ging hij op zoek naar de Principles of a Common Law for Europe. Hoezeer hij met verschil kon leven, en anderen zichzelf kon laten zijn, toch hield hij veel meer van harmonie. Anderen met verschil laten leven betekende soms voor hem het verschil volledig tot zijn recht te laten komen, en beide verschilmakers een eigen toekomst laten maken. Waarbij ze later opnieuw de brug naar mekaar konden leggen, als ze er klaar voor waren. Maar liefst van al zag hij iedereen in harmonie. En zocht hij dus naar convergentie, naar wat ons verbond, niet wat ons scheidde. Want ten diepste was hij overtuigd dat niemand voor het eerst met een probleem geconfronteerd werd. Het kwam er alleen op aan de feiten van dat probleem op gelijke noemer te krijgen, en dan het beginsel te vinden dat aan de uiteenlopende oplossingen ten grondslag ligt.

5. Walter had net mijn vader kunnen zijn, maar ons leeftijdsverschil was ook net te klein om me nog referendaris van hem te laten zijn in Luxemburg. Ik was al voltijds prof toen hij advocaat-generaal werd. Als ik iets betreur in mijn carrière is het dat. Hoe graag had ik elke dag met hem gegrapt en gegrold, en hoezeer zou ik zijn kritiek op mijn ontwerpen hebben gevreesd. Wie het wel deed, het referendarisschap bij Walter Van Gerven, waaronder enkele van mijn beste jongere vrienden, steken allemaal ver boven het maaiveld uit.

6. Maar ik heb zijn referendaris niet moeten zijn om te weten wat hij van me verwachtte. Focus, concentratie en bij tijdsverlies, plezier maken. Een gesprek dat ik mij herinner als jonge snaak, was onmiddellijk nadat ik mijn proefschrift door hem had laten nalezen. Want hij zat in de jury, maar moest naar de jaarvergadering van het IMF als president van de FSMA. Na het gesprek, gaf hij mij het boek terug, noemde het een beleidsproefschrift dat alles over me zei, het stond vol kribbels van hem, en hij vroeg of ik de voorbije maanden nog iets anders geschreven had. Ik zei hem dat het te druk was, met het voorbereiden van lessen, en het maken van het zaakregister. Maak er even abstractie van, van het schrijven, zei hij, anders geraak je gefrustreerd, maar dan moet je terug beginnen schrijven, elke morgen een uur of drie na het opstaan. Nadien kan je minder nuttige dingen gaan doen. Een afspraak met Walter krijgen voor 11u 's ochtends was erg moeilijk. En op een diner 's avonds blijf hij zelden hangen na 9u. Hij had op die momenten belangrijker dingen te doen. Die discipline van een heel leven heeft bij hem uiteindelijk duizendmaal geloond. Weinigen en zeker ikzelf hebben zijn talent niet. Maar mijn discipline, voorzover ik ze heb, leerde ik van hem. En als we toch onze tijd mogen verliezen, laat ons dan maar plezier maken, en geen overdreven ernst aan de dag leggen. Dikdoenerij, daar is nog nooit iemand beter van geworden.

7. Voor wie onder u mijn bijdrage nog niet las, zij handelt over Walter als een magistraal hoogleraar. Hij was noch het één noch het ander, noch magistraat noch hoogleraar, hij was sui generis, hij was Walter Van Gerven. Hij is voor mij verweg de grootste Nederlandstalige jurist ooit. Dat hij eredoctor werd in Leiden enkele jaren geleden, zegt veel over het respect in Noord-Nederland. Het was een uitzonderlijk voorrecht zijn leerling en zijn vriend te mogen zijn. Vandaag heb ik het gevoel dat hij al heel lang wist waar wij allemaal terecht zouden komen, en dat hij blij is dat we hier zijn, zoals we zijn. Hij had voor ieder zijn plaats bedacht, zei het nooit, maar hoopte dat het zou lukken, zonder paternalisme, maar met de juiste impuls. Voor mij was dat in zijn ogen de politiek, in de universitaire zin, in de écht politieke zin, of zelfs in de magistratenzin, bij een Europees of Grondwettelijke instantie. Maar om een partijdige advocaat te blijven, was ik in zijn ogen zeker niet gemaakt. Politiek was bouwen aan de gemeenschap, aan de Universitas, en daar moesten de meest moedigen en intelligenten hun broek aan verslijten. Politiek is toekomst maken van een rumoerig en vaak roemloos maar soms ook groots Europees verleden. Die toekomst gaat zo snel dat niemand ze kent, en toch zijn de verwachtingen zenit. Want de vooruitgang is groter dan ooit, en dus zijn de mensen ontevredener dan ooit, en banger dan ooit. Zo zitten wij in mekaar. Nu we geen honger, epidemies of oorlog meer kennen, willen we de beste voeding, willen we niet meer sterven, en willen we altijd geluk en eeuwige veiligheid. Het is een toekomst die eens te meer om een rem zal vragen. Zoals de rem op de nucleaire wapens ons leerde dat we mekaar anders zouden vernietigen, en de ecologische en migratierem ons dat evenzeer leren. Wij kunnen collectief maar overleven in deze wereld als we mekaar helpen, als we mekaar laten overleven. De vraag zal zijn hoe we vermijden "de wapens" uit handen geven aan de computer. En hoe we erover waken dat we in controle blijven. En dat niet één of andere logische bom hele steden uitschakelt.Maar Huxley en Orwel loeren al lang om de hoek.

8. Walter schreef in zijn jeugd over die toekomst, en hij is in die zin eeuwig jong gebleven. Voorloper, ver vooruit in Europa, ziende dat de échte politiek veel macht zou moeten afstaan aan de rechter om de complexiteit in bedwang te houden, visionair in de samenwerking tussen economische en sociale wereld binnen de onderneming, ethisch zeer bewust en bezig met de gezinsproblemen van vandaag, open voor diversiteit binnen Europa, en wegbereider van de verzoening van common en civil law. Een geniale, maar eenvoudige man. Hij zei ons dat we niet bang mochten zijn van verschil, maar ook niet van het verschil, le 'différend', het geschil. Soms moeten juristen pal staan, soms moeten ze duidelijk maken waar de grens ligt in de rechtsstaat, om rechtsstaat te kunnen blijven. Wij zullen moeten begeleiden hoe mensen mensen blijven. En hoever laten we de mens vrij om daarin zelf te kiezen: beschikt hij zelf volledig vrij over zijn leven, over zijn dood, over het talent waarmee zijn kinderen zullen begenadigd zullen zijn, en over gelijk welke manipulatie. Juristen moeten meer bezig worden met problemen die zich zullen stellen, en niet langer alleen met de problemen die zich al stellen. The law rarely reflects what will be. En toch, daar wordt de match over onze toekomst gespeeld. Als wij die toekomst overlaten aan de ingenieurs, de biomedici, de biogenetici en big business, dan zullen wij op een dag moeten toegeven "wir haben es nicht gewusst". En onwetendheid is een excuus dat een intellectueel als Walter Van Gerven ons nooit zou toelaten. Het zijn vooral de jonge wetenschappers die ik oproep. Het is hun toekomst meer dan nog dan de onze die we bereiden. Daarom heb ik in de tekst voor Walter zo'n lans gebroken voor een ander rechtsonderwijs. Waar ik volledig achter sta. De juristen gaan te traag, u weet dat ik dat vind. Ik ben voor een gezond conservatisme, maar in de geschiedenis blijkt dat wie het eerst op nieuwe tendensen ingrijpt, veel onheil kan vermijden.

Koen GEENS