Seksueel geweld tijdig aangeven voor optimaal strafonderzoek
Minister van Justitie ondersteunt de campagne tegen seksueel geweld van zijn collega staatssecretaris voor Gelijke Kansen Elke Sleurs. Een snelle aangifte is fundamenteel om te komen tot beter bewijsmateriaal, een sterker dossier en finaal meer veroordelingen. Een optimaal sporenonderzoek is noodzakelijk om bewijsmateriaal te verzamelen. Een tijdige aangifte kan daarbij alleen maar helpen.
De richtlijn voor het gebruik van de seksuele agressie set (SAS) kreeg een grondige update door het College van Procureurs-Generaal en ligt ter ondertekening voor aan de Minister van Justitie. Deze treedt in werking op 1 maart 2017. De seksuele agressie set werd in het leven geroepen om de manier waarop men monsternames afneemt op slachtoffers te uniformiseren, om zo de strafonderzoeken in deze materie op een gunstige manier te laten verlopen
Hieronder een opsomming van de belangrijkste wijzigingen:
1. Verkrachting na ongewenste toediening van verdovende middelen
Het fenomeen 'DFSA' (Drugs Facilitated Sexuel Assault) wordt opgenomen in de richtlijn. Het gedwongen toedienen van verdovende middelen, kan leiden tot een vermindering van het bewustzijn tot zelfs verdoving van het beoordelingsvermogen en geheugen, waardoor een slachtoffer zich in een bijzonder kwetsbare positie bevindt. Slachtoffers wordt gevraagd om dergelijke praktijken aan te geven, zodat een toxicologisch onderzoek zou kunnen worden gevorderd.
2. Aandacht voor de procedure voor afname en bewaring van de stalen
Het correct afnemen en bewaren van stalen is van groot belang om het risico op aantasting of verlies van betrouwbaarheid van bewijsmateriaal te voorkomen. De procedure voor het afnemen en bewaren van materiaal en het correct en volledig opstellen van verslagen wordt verduidelijkt. De SAS-procedure wordt uitgebreid en stap voor stap omschreven.
3. Update naar aanleiding van wetgevende evolutie op het vlak van de identificatieprocedures via DNA-analyse
In 2013 trad de wet in werking dat DNA-onderzoek kan gebruikt worden in identificatieprocedure van een dader. De richtlijn wordt aangepast aan gewijzigde wetgeving (de vorige richtlijn dateert van 2005). DNA-onderzoek is uitermate belangrijk bij identificatie van de dader.
4. Verhoogde aandacht voor slachtoffers
In alle stadia van de procedure moet men erop toezien dat de impact van de traumatische ervaring van slachtoffers zoveel mogelijk beperkt wordt en dat elke nieuwe victimisering vermeden wordt. Eerst en vooral bevat de S.A.S. zelf informatie voor het slachtoffer. Daarnaast verduidelijkt de richtlijn voor elk van de betrokken actoren, politiediensten, gevorderde artsen, en gerechtelijke overheden, de informatie die aan het slachtoffer bezorgd dient te worden en de manier waarop. Het slachtoffer dient in begrijpelijke taal te worden geïnformeerd over het verloop van het onderzoek en van de procedure. Tenslotte wordt de rol en de systematische tussenkomst van de dienst slachtofferonthaal duidelijk omschreven.
5. Correcte gedetailleerde inventarisatie en een optimalisatie van het beheer van de overtuigingsstukken
Quote Koen Geens: “Het is noodzakelijk om optimaal gebruik te maken van de Seksuele Agressie Set en het gebruik van DNA-onderzoek om zaken van seksueel misbruik te kunnen ophelderen. Op die manier zorgen we voor een optimaler vervolgingsbeleid. Daarnaast moeten slachtoffers gesensibiliseerd worden om aangifte te doen van misbruik opdat er effectief een strafonderzoek gestart kan worden.”