Weinig dagen zijn voor een Minister van Justitie zo delicaat als degene waarop een rechterlijke beslissing verkeerd valt in de publieke opinie. Hij wordt in het parlement ter verantwoording geroepen, zonder verantwoordelijk te zijn. Hij wordt om commentaar gevraagd, zonder veel commentaar te kunnen geven. Want elke zweem van druk of inmenging zal hem streng ten kwade worden geduid. Het is een kunst die je met vallen en opstaan leert. Ze hoort bij het vak.
Als hoge gezagsdragers in een democratische rechtsstaat de rechter persoonlijk aanvallen op een beslissing, en de rechter toesnauwen alsof het een voetbalarbiter gold die geen kaas heeft gegeten van de buitenspelregels, dan, ja dan “there is something rotten in the state of Denmark”. Het omgekeerde is evenzeer waar. Als hoge magistraten politici persoonlijk aanvallen in een rechterlijke beslissing of in de pers, en daarbij de polemiek niet schuwen, is er evenzeer een gebrek aan respect, en lijkt dat evenzeer op inmenging.
Wie gelijk heeft, en wat gelijk in een bepaald geval betekent, heeft geen belang voor het respect dat de machten voor elkaar moeten opbrengen. Niemand heeft de waarheid of de gerechtigheid in pacht. De burgerlijke rechter is daar om de wet toe te passen en desgevallend te interpreteren, de administratieve rechter is er om het beleid te toetsen op zijn rechtmatigheid.
Je zal een voetbaltrainer na een heenmatch in de beker, zelden op straffe uitlatingen betrappen. In zijn hoofd is hij immers al bezig met de terugmatch. Zo is het ook in ons rechtssysteem. Tegen de beslissing van de rechter staan meestal gewone en buitengewone rechtsmiddelen open. Die correct te gebruiken, en met vertrouwen tegemoet te kijken, zonder ze vooraf te hypothekeren, is en blijft de stelregel.
De hoop is altijd opnieuw dat uiteindelijk een duurzame beslissing uit de bus komt: dit is een oplossing waarmee de partijen, en als het even kan, ook de samenleving, vrede kunnen nemen en een nieuw begin maken. Meestal, gebeurt dat ook. Niet altijd, want ook rechters zijn mensen, en ze kunnen zich vergissen, minstens kunnen ze niet toveren.
Er is ook geen hogere of lagere macht. De rechter komt weliswaar dikwijls laatst in de keten, maar indien de wetgevende of de uitvoerende macht het niet eens zouden zijn met wat de rechter beslist, kunnen ze de wet of het beleid aanpassen. Bij burgerlijke zaken kan dat meestal enkel voor de toekomst, in administratieve kwesties kan de overheid de vernietigde beslissing zelfs opnieuw nemen, maar dan beter gemotiveerd.
De moeilijkheid is dat rechter en politicus beiden aan beleid doen, ieder op zijn manier en op zijn plaats. Ze verdragen dat soms niet zo goed van elkaar, en dat is menselijk. Maar er is geen alternatief. Het is in het wederzijds respect, het ondanks alles waardig reageren dat de wijsheid ligt, langs beide zijden. Dat zijn de spelregels van de democratische rechtsstaat. De overleving en duurzaamheid daarvan zijn nog belangrijker dan de concrete kwestie waarover het gaat.
Eén zaak is zeker. De burger krijgt het heen en weer als de politicus of de rechter zijn functie in de rechtsstaat vergeet, en zich op zijn persoonlijke emotie laat drijven. Het is immers aan die functie dat die politicus of rechter zijn maatschappelijke betekenis ontleent. Meer nog, het is precies omwille van die functie dat de burger met meer dan gewone aandacht naar de rechter of de politicus luistert.
Evenmin als kinderen begrijpen waarom vader en moeder elkaar met borden bekogelen in hun bijzijn, verstaat de burger dus waarom politicus en rechter elkaar in het publiek harde verwijten toeslingeren. Eens de schaamte definitief voorbij, is er nog weinig hoop op toekomst.