Vergeet overtredingen, vergeet de gevangenis als norm, de wet-Lejeune of het tweefasig onderzoek: de wetboeken worden drastisch herschreven.
Marjan Justaert
Maakt Justitie eindelijk de kwantumsprong naar de 21ste eeuw? Als het van Koen Geens (CD&V) afhangt wel. De minister stelde vandaag zijn langverwachte modernisering van de basiswetgeving voor.
Ons Strafwetboek dateert van 1867, het Wetboek van Strafvordering (dat over de strafprocedures gaat) stamt zelfs uit de tijd van Napoleon. Sindsdien is de wetgeving aangevuld, opgeheven, bijgestuurd... Kortom: een rommeltje geworden. Een rommeltje dat ‘helemaal niet meer aansluit bij de huidige maatschappelijke realiteit en de evoluties op nationaal en internationaal vlak’, zegt de minister.
Als het Geens lukt om zijn ‘hercodificatie’ of restatement door te voeren, betekent dat een copernicaanse omwenteling bij het gerecht. Enkele highlights op een rij.
1. Weg met de overtredingen
Vandaag zijn misdrijven opgedeeld in drie categorieën, waaraan per categorie een vork van bijhorende straffen is gekoppeld. Overtredingen zijn de lichtste misdrijven (tot 8 dagen cel), gevolgd door wanbedrijven (tot 5 jaar cel) en vervolgens misdaden. De eerste categorie wordt straks resoluut uit het strafrecht gehaald.
Geens: ‘In de praktijk zijn er nauwelijks vervolgingen voor overtredingen. Het is dan ook wenselijk om alternatieve vormen van straffen te zoeken. Met name een straf die voor alle actoren van de samenleving efficiënt en billijk is.’
Concreet voorbeeld? Wie zich schuldig maakt aan een licht strafbaar feit – zoals het maken van nachtlawaai, een inbreuk op het verkeersreglement of openbare dronkenschap – zal niet meer voor de strafrechter verschijnen, maar moet voortaan bijvoorbeeld een GAS-boete betalen of een dienst verlenen voor de gemeenschap.
2. Nieuwe straffen in acht niveaus, gevangenisstraf als ‘ultimum remedium’
De straffen worden ingedeeld in acht niveaus. De niveaus 1 tot en met 6 bevatten correctionele hoofdstraffen, niveaus 7 en 8 criminele hoofdstraffen voor misdaden.
Het straffenarsenaal wordt gevoelig uitgebreid: recent zijn bijvoorbeeld de probatiestraf en het elektronisch toezicht (de enkelband) als autonome straf in werking getreden. Het nieuwe Strafwetboek bevat ook een autonome vermogensstraf als de bijzondere verbeurdverklaring van goederen of vermogensvoordelen die verband houden met een misdrijf.
De gevangenisstraf mag alleen nog worden opgelegd wanneer de beveiliging van de maatschappij het vereist of wanneer andere straffen onvoldoende ontradend en/of bestraffend lijken. De celstraf kan worden opgelegd binnen de niveaus 2 tot en met 8, niveau 1 voorziet enkel in niet-vrijheidsberovende straffen.
De mogelijkheid voor de rechter om de uitspraak op te schorten en toch probatievoorwaarden op te leggen verdwijnt. Wel kan hij een ‘veroordeling bij schuldigverklaring’ uitspreken, in de praktijk volgt er dan geen straf.
Geens: ‘De gevangenisstraf is de meest punitieve en sociaal ontregelende straf, die de beoogde herintegratie van de veroordeelde in de maatschappij het meest bemoeilijkt. Bovendien lijkt ze recidive juist in de hand te werken. Voor de maatschappij is het een dure en tegelijk weinig effectieve vorm van bestraffing, we moeten dus naar een nieuwe vormen evolueren.’
Concrete voorbeelden?
- Een dief die er niet in slaagt om goederen te stelen omdat hij op tijd wordt onderschept door de politie, kan even zwaar gestraft worden als hij die in zijn opzet is geslaagd. Het delictueel opzet is hetzelfde.
- Het Strafwetboek zal uitdrukkelijk toestaan om een misdrijf te plegen als men op een andere wijze niet in de mogelijkheid verkeert om een onrechtmatige, ernstige en ogenblikkelijke aanval tegen zijn persoon of een derde te ontwijken of af te weren. Een persoon die een aanval inzet tegen een ander persoon, mag door een omstander abrupt ten val worden gebracht en overmeesterd. De toegebrachte verwondingen zijn geen reden voor een vervolging.
3. Wat met het vooronderzoek in strafzaken?
Vandaag bestaat er een opsporingsonderzoek, onder leiding van het parket of openbaar ministerie, en een gerechtelijk onderzoek onder leiding van een onderzoeksrechter.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) eist een evenwichtige en eerlijke strafprocedure, maar Geens vraagt zich hardop af of we die twee types vooronderzoek moeten behouden. De minister lijkt een voorkeur te hebben voor één type van vooronderzoek, onder leiding van het OM maar tegelijk onder de versterkte controle van een onderzoeksrechter. Dat is wat zijn expertengroep, met onder meer topmagistraat Yves Liégeois heeft voorgesteld.
Geens: ‘Door de onderzoeksrechter te heroriënteren en te versterken naar zijn rechterlijke controlebevoegdheid, verdwijnt deze dualiteit en wordt de controle op alle onderzoeken van het openbaar ministerie versterkt met een effectieve en grondige rechterlijke toetsing.’
Concreet voorbeeld? Stel dat het OM, na een klacht met burgerlijke partijstelling, een onderzoek opent naar een welbepaald gewelddelict. Op het moment dat er huiszoekingen of andere onderzoeksdaden verricht moeten worden, zal het dossier niet langer doorgeschoven moeten worden naar een onderzoeksrechter. Het blijft exclusieve in handen van het parket, maar onder het wakend oog van de onderzoeksrechter. Het is ook het OM dat voor de (bodem)rechter een straf vordert. Door de ‘eenheid van onderzoek’ hoopt de minister te komen tot een duidelijke rolverdeling en een snellere procedurele afhandeling. Want de dualiteit vertraagt het strafonderzoek, aldus de minister.
4. En nagelnieuw Wetboek van Strafuitvoering
Vandaag is de wetgeving over de uitvoering van straffen verspreid en behoorlijk incoherent. Een nieuw Wetboek moet daarin verandering brengen. Het regelt de ‘externe rechtspositie’ van alle veroordeelde gedetineerden, en voorziet ook in de uitvoeringsregels van de niet-vrijheidsberovende straffen zoals de werkstraf, de autonome probatiestraf of de enkelband.
Geens: ‘Het nieuwe Wetboek van Strafuitvoering maakt deel uit van een wetgevend drieluik. De basisprincipes zijn schadebeperking, responsabilisering, recidive vermijden en het tot stand brengen van reïntegratie in de maatschappij.’
Concreet voorbeeld? Wie veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf, zal vervroegd kunnen vrijkomen vanaf de wettelijke bepaalde tijdsvoorwaarde. Die bedraagt in principe minimum de helft. Zo zal het in het nieuwe Wetboek staan. Als er geen argumenten zijn voor de belangen en de veiligheid van de maatschappij of de slachtoffers, moet de vervroegde invrijheidsstelling na de helft van de straf worden toegekend. Tenzij de rechter een beveiligingsperiode heeft opgelegd die meer bedraagt dan de helft.