Parlementaire vraag in Commissie Justitie over de verruimde minnelijke schikking

op 19 oktober 2016 17:21 Commissie Justitie

Mijn diensten hebben het arrest van het Grondwettelijk Hof van 2 juni 2016 met aandacht bestudeerd en hebben reeds een ontwerp van wetswijziging klaar om artikel 216bis van het wetboek van Strafvordering te herstellen.

Het blijft mijn bedoeling, zoals reeds voor het zomerreces afgesproken binnen de regering, om deze wetswijziging bij wijze van amendement op de vierde potpourriwet in te leiden, samen met de teksten van de verruimde toepassing van de bemiddeling in strafzaken.

Zoals u immers kan opmerken in het voorontwerp van de vierde potpourri-wet, dat voor advies aan de Raad van State werd toegestuurd, werd het toepassingsgebied van artikel 216ter van het wetboek van Strafvordering op dat van artikel 216bis afgestemd. Bijgevolg lijken de bezwaren van het Grondwettelijk Hof ten aanzien van de verruimde minnelijke schikking, in het bijzonder wat betreft de rechterlijke controle en de motiveringsplicht door het openbaar ministerie, onverminderd ook van toepassing op de verruimde bemiddeling in strafzaken.

De uitgewerkte reparatie zal de wettelijke regeling van de minnelijke schikking niet uithollen. Wel zal de rechter, in het kader van een aan de uitvoering voorafgaande homologatie van het akkoord dat door het openbaar ministerie wordt voorgesteld, een volwaardige toetsing doen van de proportionaliteit én de wettelijkheid van het voorstel en zal het openbaar ministerie haar voorstel moeten motiveren.

Daarmee zal mijn inziens een zeer evenwichtige regeling worden voorgesteld waarmee het openbaar ministerie opnieuw aan de slag kan maar waar de rechter een ruimere toetsingsbevoegdheid krijgt.

De amendementen dienaangaande zullen afgehandeld worden samen met andere aanvullingen op potpourri IV.De aanvullingen zullen na het herfstverlof in de Kamercommissie aan bod komen in het kader van de discussie ten gronde over het wetsontwerp Potpourri IV.