Een politicus die met vakantie gaat is het aan zijn stand verplicht te lezen over de 'failed state'. Het is een moeilijk te hanteren begrip. Een staat faalt immers of ze faalt niet. Zoals een onderneming. Die is failliet of niet. Is ze 'failing', dan is ze nog altijd niet 'failed', want ze bestaat nog en wordt nog steeds 'geleid'.
Experten kunnen misschien wel zeggen waarom de éne staat het beter doet dan de andere, en dat heeft uiteraard meer dan zijn belang voor de burgers die erin leven. Maar die experten beoefenen absoluut geen exacte wetenschap, en elk geval is anders.
Wie lang leeft, heeft niet noodzakelijk gezond of goed geleefd, en wie vroeg sterft, heeft niet noodzakelijk ongezond of slecht geleefd. Zo is het ook met staten.
De doodsoorzaken hebben lang niet altijd te maken met de factoren die bepalen of een staat het goed of minder goed doet. Als de geschiedenis iets leert over de dood van staten, dan is het wel dat het quasi onvoorspelbaar is wanneer een staat zal sterven.
Voor een politicus is de boodschap duidelijk: maak de staat zo gezond mogelijk, dan doe je zeker iets goeds voor je medeburgers. Maar wie speculeert op, of uitkijkt naar het einde van een land, vindt in de geschiedenis geen poot om op te staan: de ineenstorting komt er bijna altijd wanneer je ze geenszins, nog niet, of allang niet meer verwacht. In elk geval is een land zoals een mens: geen enkele staat duurt eeuwig.