De Ministerraad keurde het vijfde algemene wetsontwerp, Potpourri V, goed van de Minister van Justitie Koen Geens. Het voorontwerp is vooral gefocust op de vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat.
De Minister van Justitie Koen Geens gaat gestaag door met het vereenvoudigen van procedures zoals hij vooropgesteld heeft in zijn Justitieplan. Zo strekken die maatregelen tot de vereenvoudiging, verbetering, verduidelijking of harmonisering van de bestaande procedures. Sommige ervan beogen tevens een efficiëntere werking van Justitie en een vermindering van de werklast van de rechtbanken. Hierdoor wordt de modernisering en informatisering van Justitie verdergezet. De maatregelen in dit wetsontwerp betekenen een concrete vermindering van de administratieve rompslomp bij heel wat procedures waar de burger mee te maken heeft.
Regels ter bescherming van de rechten van het kind
1. Verbetering van de grensoverschrijdende procedures bij kinderontvoeringen naar het buitenland
De grensoverschrijdende procedures inzake ouderlijk gezag worden aangepast om een snelle afhandeling van die zaken door de gerechten te bevorderen en de uitvoering, in het buitenland, van de door de Belgische gerechten gewezen beslissingen te faciliteren. De rechter wordt ook verplicht om rekening te houden met de motieven die aangevoerd zijn door het gerecht van de staat van toevlucht om de terugkeer van het kind te weigeren. De rechter moet dan duidelijk motiveren waarom het kind wel terug naar België moet komen. Dit verhoogt het vertrouwen tussen de twee landen en zo kan een kind sneller terug naar België worden teruggebracht. De Belgische rechter neemt een definitieve beslissing die al dan niet de terugkeer van het kind inhoudt waarbij er wordt aangegeven waar het kind zijn verblijfplaats zal hebben en het niet blootgesteld wordt aan lichamelijke of geestelijke risico’s. De rechtbank moet voortaan motiveren waarom het kind “niet-gehoord” wordt in kader van de procedure tot terugkeer. Dit is immers een recht van het kind.
Wanneer een zaak aanhangig gemaakt werd voor een omgangsrecht met het kind of over de uitoefening van het ouderlijk gezag kan deze zaak samengevoegd worden met de zaak over de ontvoering die nadien werd aanhangig gemaakt. Vroeger bepaalde de wet dat de eerste zaak was geschorst waardoor een beslissing over al dan niet-terugkeer werd genomen zonder dat duidelijk was wie dan uiteindelijk omgangsrecht of ouderlijk gezag kreeg. Dit kan een invloed hebben op de beslissing tot terugkeer van het kind. Het spreekt voor zich dat de rechter beter kan oordelen over de terugkeer van het kind als er tegelijk een beslissing ten gronde genomen wordt over het omgangsrecht of de uitoefening van het ouderlijk gezag. Daarmee worden dit soort procedures aanzienlijk verkort.
Totaal aantal betrokken kinderen van 2008 tot en met 2015: 1590
2. Uitbereiding binnenlandse adoptieprocedure en de adoptie na kafala
2.1 Binnenlandse adoptieprocedure
De binnenlandse adoptieprocedure wordt op vraag van de Gemeenschappen afgestemd op de interlandelijke adoptieprocedure.
Een interlandelijke adoptie gebeurt vandaag in twee fasen. Eerst wordt de geschiktheid van de kandidaat-adoptanten beoordeeld aan de hand van een maatschappelijk onderzoek. Vervolgens kan een kind worden toegewezen aan het adoptiegezin en kan de eigenlijke adoptieprocedure worden opgestart.
Bij de binnenlandse adoptieprocedure vallen beide fasen echter samen in één procedure. Het kind wordt vaak op het ogenblik van de indiening van het verzoekschrift tot adoptie al geplaatst bij de kandidaat-adoptanten waardoor de rechters het kind meestal als een vertrouwd persoon van de kandidaat-adoptanten beschouwen. In de praktijk beveelt de rechter, die voor een voldongen feit staat, bijgevolg zeer weinig maatschappelijke onderzoeken en gebeurt de beoordeling van de adoptiegeschiktheid dus niet op een ernstige wijze. Dit is niet in het belang van het kind. De Vlaamse Gemeenschap hervormde om die reden reeds bij decreet van 3 juli 2015 de binnenlandse adoptie. Elke kandidaat-adoptant die een ‘niet-vertrouwd’ kind adopteert moet voortaan voorafgaandelijk een geschiktheidsvonnis hebben bekomen. Zonder dit vonnis kan volgens het decreet geen overeenkomst ondertekend worden met een erkende adoptiedienst. De federale wetgeving volgt nu dus met een uitbereiding van de binnenlandse adoptieprocedure.
2.2 Adoptie na kafala
Sinds 2005 is adoptie ook mogelijk uit landen die noch de adoptie noch de plaatsing met het oog op adoptie kennen. Dit gaat in het bijzonder over landen die enkel de kafala kennen, een vorm van wettelijke voogdij in landen met een islamitisch rechtssysteem, zoals bv. Marokko en Algerije.
Volgens sommige Belgische hoven van beroep zou overeenkomstig het Marokkaanse recht de Marokkaanse voogdijrechter bij afwezigheid van ouders die hun toestemming tot adoptie kunnen geven de toestemming tot adoptie zelf moeten geven. Dit is echter onmogelijk omdat Marokko de figuur van de adoptie niet kent. Om rechtszekerheid te garanderen en adopties na kafala onder voorwaarden mogelijk te laten, wordt de lacune met dit wetsontwerp weggewerkt. Voortaan zal in dat geval een voogd ad hoc worden aangesteld die de toestemming moet geven tot adoptie.
Notariaat als partner in eenvoudigere procedures: minder rompslomp voor de burger.
1. Verklaring van erfkeuze enkel nog voor notaris, oprichting centraal erfregister
De verwerping en de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving moet gebeuren bij verklaring. Vandaag kan die verklaring afgelegd worden zowel bij de notaris als bij de griffies van de rechtbanken van eerste aanleg van de woonplaats van de overledene. Als de verklaring gebeurt voor de notaris, dan moet hij dit meedelen aan de griffie en wordt dit aangetekend in het erfrechtregister gehouden bij de griffies. In de toekomst zal deze verklaring uitsluitend nog voor de notaris kunnen afgelegd worden en zal het notariaat ook een centraal erfrechtregister oprichten waar deze verklaringen evenals de akten en attesten van erfopvolging in aangetekend worden. Dit register is nuttig voor elke belanghebbende (bankier, schuldeiser, verhuurder…) en maakt een einde aan de zoektocht om te weten te komen welke notaris de nalatenschap beheert. De verhuurder weet meteen bij wie aan te kloppen om openstaande huur te vereffenen of de bankier weet meteen aan wie mee te delen welke rekeningen nog bestaan op naam van de overledene. Dit is een niet onbelangrijke maatregel gezien er per jaar meer dan 500.000 nalatenschappen moeten vereffend worden. Voor nalatenschappen die meer kosten dan ze opbrengen zal deze verklaring voortaan gratis zijn (i.p.v. de huidige 40 euro). Voor de griffies van de rechtbank van eerste aanleg betekent dit dat zij zich voortaan kunnen toespitsen op hun kerntaken. Daarnaast is de burger hierbij gebaat gezien hij zich niet moet verplaatsen naar de rechtbank van eerste aanleg maar slechts een verplaatsing moet maken naar de notaris die veelal dicht in de buurt woont.
2. Videoconferentie bij verlijden akten aankoop woning
Vandaag moet men op 1 fysieke plaats samenkomen om de akte van bijvoorbeeld de aankoop van een woning te laten verlijden. Vaak wonen de partijen verder van elkaar en hebben ze een andere notaris. De mogelijkheid om aktes per videoconferentie te laten verlijden, bespaart enorm veel verplaatsingstijd voor de koper, verkoper en hun respectievelijke notarissen die niet meer tot bij elkaar moeten komen. Opnieuw is de burger hierbij gebaat van het vereenvoudigen van de procedure, het gaat niet op dat men in tijden van de huidige communicatiemiddelen zich nog zou moeten verplaatsten tot in een andere provincie om daar een aankoop van een woning te regelen.
Verbeteringen organisatie Rechterlijke Orde
1. Hervorming gerechtelijke stage
Voortaan moet een gerechtelijke stagiair(e) alle stageverplichtingen met vrucht voltooien om een getuigschrift te bekomen en benoemd te kunnen worden als magistraat van het openbare ministerie of als magistraat van de zetel. Voordien volstond het om enkel de stage te voltooien. Daarnaast wordt de vereiste ervaring om deel te nemen aan het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage verhoogd van één naar twee jaar. Voortaan zal er geen onderscheid meer zijn tussen de korte gerechtelijke stage van 18 maanden die leidt naar het openbaar ministerie en de lange gerechtelijke stage van 36 maanden die leidt naar de zetel. Er wordt een gemeenschappelijke gerechtelijke stage georganiseerd waarbij alle gerechtelijke stagiairs een gelijkwaardige opleiding zullen genieten gedurende 24 maanden. Het ontslag van de stagiair wegens zware fout zal in de toekomst onmiddellijk ingaan, dus zonder de huidige opzegging van drie maanden. Dit betekent drie maanden wedde minder.
2. Plaatsen zittingen
De mogelijkheid om, onder welbepaalde voorwaarden, zittingen van de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling te organiseren in de gevangenis wordt uitgebreid naar de zittingen van de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling in het kader van een overleverings –of een uitleveringsprocedure.
Het voorontwerp van wet voorziet dat een of meer jeugdkamers of familiekamers zitting houden in een plaats in een andere provincie van het rechtsgebied van het hof van beroep voor de behandeling van het hoger beroep. Deze maatregel wil vermijden dat betrokken burgers, die in dergelijke procedures vaak in persoon verschijnen, te grote verplaatsingen dienen te maken.
3. Aanpassingen vredegerechten en politierechtbanken
Eén en dezelfde griffie kan verbonden worden aan meerdere vredegerechtskantons van eenzelfde arrondissement of aan meerdere zetels van eenzelfde vredegerechtskanton, wat ertoe zal leiden dat dezelfde infrastructuur maar ook dezelfde registers en dezelfde boekhouding worden gedeeld. Het is de bedoeling de mogelijkheid te bieden dat een unieke rol wordt gehouden in elke griffie, ongeacht het gegeven of de griffie verbonden is aan een of meerdere vredegerechtskantons of, binnen eenzelfde vredegerecht, aan een of meerdere zetels.
Deze vrijwillige mobiliteit tussen vredegerecht en politierechtbank wordt voortaan ook mogelijk voor het gerechtspersoneel van niveau A en B. Hierdoor is de tussenkomst van de minister van Justitie dan ook niet meer vereist. Zo heeft de rechtbank meer autonomie in zijn eigen organisatie.