De Minister van Justitie, Koen Geens, nam deel aan de Europese Raad van Ministers: de ‘Justice and Home Affairs’ Raad (JAI). Er werd voortuitgang geboekt op het delen van informatie van veroordeelden uit derde landen die binnen de Europese Unie een veroordeling hebben opgelopen.
Om recidive te vermijden is het belangrijk dat de rechter weet of de verdachte al eerder voor feiten werd veroordeeld. Niet alleen het strafrechtelijk verleden binnen de eigen lidstaat is daarbij belangrijk maar de rechter moet ook kunnen weten of iemand binnen een andere lidstaat een misdrijf heeft gepleegd. De burger mag nooit het gevoel krijgen dat er straffeloosheid heerst.
Er werd beslist een nieuwe netwerk van procureurs en magistraten op te richten. Dit moet de samenwerking vergemakkelijken en bevorderen d.m.v.
- de uitwisseling van kennis en goede praktijken op vlak van de opsporing en vervolging van cybercrime, cyber-gerelateerde misdrijven en opsporingen in cyberspace;
-het versterken van de dialoog tussen de verschillende actoren en stakeholders: zoals Europol, Eurojust, de private sector, de Raad van Europa
Het netwerk bestaat uit ten minste één vertegenwoordiger per lidstaat en zal, met de ondersteuning van Eurojust, minstens twee keer per jaar samenkomen.
Minister van Justitie Koen Geens: “Elke Europese Raad komt ik tot de vaststelling dat alle Europese Ministers van Justitie samen aan één zeil trekken om misdaad in onze lidstaten niet te laten lonen. Een vlotte samenwerking binnen de EU-lidstaten maakt dat we efficiënter veroordeelden kunnen opvolgen en tegengaan dat ze hun gedrag herhalen. Nu willen we het ook mogelijk maken om op een snelle manier veroordeelden uit derde landen te identificeren, op basis van een vingerafdrukkensysteem. Zo kunnen rechters weten of de verdachte die voor hen staat reeds eerdere feiten heeft gepleegd. Daarnaast zetten we onze strijd tegen terrorisme voort en zal een netwerk van gespecialiseerde magistraten zich buigen over de nodige samenwerking die noodzakelijk om toegang te krijgen tot digitale gegevens op servers in derde landen.”