'De politieke recuperatie grijpt mij evenveel aan als de feiten zelf'

op 02 april 2016 09:41 De Standaard

Hij gruwt van de politieke 'recuperatie' van het vreselijke drama van 22 maart. En daarmee bedoelt hij ook de roep om structurele hervormingen en een strengere wet-Lejeune. Minister van Justitie Koen Geens vraagt aan meerderheid en oppositie om aan één zeel te trekken. Ook hij en zijn collega van Binnenlandse Zaken kunnen op dat vlak beter doen. 'Ik veeg zo goed mogelijk voor mijn eigen deur en ik heb het gevoel dat Jan Jambon dat ook doet.'

BrusselAan het hoofd van Justitie staan, is een gevaarlijke baan. 'Elke dag kan de laatste zijn', placht Koen Geens (CD&V) te zeggen. Bijna was het zover, vorige week woensdag - één dag na de terreuraanslagen in Brussel waarbij 32 doden vielen. Tijdens een beladen nacht voltrok zich in de Wetstraat een Grieks drama, waarbij Geens en Jan Jambon (N-VA), de minister van Binnenlandse Zaken, hun ontslag aanboden aan de premier. Volgens hardnekkige geruchten was het vooral Jambon die met een gewetens­probleem worstelde, maar Geens ontkent dat.

'Er is een Siamese verstrengeling tussen de minister van Binnenlandse Zaken en die van Justitie', zegt hij. 'Dat was al zo tijdens het Heizeldrama, en dat was ook zo bij de ontsnapping van Marc Dutroux. De een zonder de ander is nooit een optie geweest. Op een gegeven moment was de beroering zo groot dat onze verantwoordelijkheid ter sprake kwam. De rest van het verhaal is bekend.'

Een persoonlijke fout valt hem niet te verwijten, daar houdt hij aan vast. 'Mocht ik zelf gefaald hebben, dan zou ik zélf zijn opgestapt. Dat was niet zo, maar gezien de omstandigheden en de vele slachtoffers zijn we toch naar de premier gestapt. Ja, dat was oprecht. Niemand kan mij verwijten dat ik mij krampachtig vasthoud aan de macht.'

De zoektocht naar fouten is sindsdien alleen maar ­toegenomen.

'Kijk, er komt een onderzoekscommissie en die zal zich bezighouden met het onderzoek van het onderzoek. Het is nu niet verstandig en bovendien ongepast om schuldigen aan te wijzen, of aan steekvlampolitiek te doen. Ik ben de eerste om te zeggen dat we kritisch moeten zijn. In de middelbare school kreeg ik altijd te horen dat ik té kritisch - en zelfkritisch - was. Maar ik wil nu geen polemiek beginnen. En ik heb anderen gevraagd dat evenmin te doen.'

'Men roept om hervormingen, maar bij Justitie is een hele reeks hervormingen in gang gezet, waarvan men geen benul heeft hoe ingrijpend ze zijn, tegen een snelheid waarvan men geen idee heeft hoe verschroeiend ze is. ­Laten we alstublieft niet stilvallen. Verder hervormen? Zeker, maar geen haastwerk. Ik wil niet defensief zijn, maar men moet wel de realiteit zien.'

En dat doet de buitenwereld niet altijd?

'Nee.'

Die roep om structurele hervormingen stoort u. U noemt het '(politieke) recuperatie'.

'Als politicus wil ik niet aan recuperatie doen, door bijvoorbeeld te zeggen dat míjn programma dé oplossing is. Of door te beloven dat we alles zullen omgooien. Dat gáát niet. Toen ik hier begon (in oktober 2014, red.), hadden de ­vorige ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, Annemie Turtelboom (Open VLD) en Joëlle Milquet (CDH), net alles omgegooid en de politie voor de derde keer sinds 2001 hervormd. Tegen die mensen kan ik niet zeggen: jullie moeten nóg eens verhuizen. Op een moment dat er al een reeks hervormingen is doorgevoerd, mag je niet verwachten dat we dat halsoverkop opnieuw doen.'

Ook bedrijfsleiders klagen ­massaal dat de structuren te ingewikkeld zijn.

'De bevoegdheden moeten inderdaad eenvoudiger. Maar het is ook zo dat de federale overheid weinig middelen heeft voor de belangrijke taken die ze moet uitvoeren. En dat er te veel middelen naar personeel en te weinig naar infrastructuur gaan. Crisissen zijn soms nodig om problemen op te lossen, maar het lukt niet als je met de fanfare op kop loopt. Ik wil doorgaan zoals ik bezig was, want ik denk dat ik niet slecht bezig was.'

Begrijpt u dat zulke uitspraken kunnen choqueren? De voorbije week is gebleken dat er ­minstens op het vlak van ­informatie-uitwisseling nog ­altijd werk aan de winkel is.

'Ik wil niet choqueren, maar evenmin overreageren. Het klopt dat de veiligheidswereld nog een erg fysieke wereld is, veel minder virtueel dan bijvoorbeeld de finan­ciële wereld. Er wordt nog veel per fax, via de telefoon, op papier gewerkt, want al de rest kan gehackt worden. Toch geloof ik dat we sinds het tijdperk-Dutroux wél iets hebben geleerd. Informatie wordt beter en sneller uitgewisseld binnen de wereld van de veiligheidsdiensten, tussen lokale en federale politie enzovoort. Maar omwille van de confidentialiteit zijn die werelden niet verbonden. Dat moet een stuk veranderen, maar dat zal een moeilijke zaak zijn.'

Is er dan geen enkel structureel probleem?

'Dat zal het onderzoek moeten uitwijzen. Ik blijf erbij: onze structuren zijn níét archaïsch. In vergelijking met het buitenland zijn we met de invoering van een federale procureur zelfs erg innoverend geweest.'

De fusie van de zes Brusselse politiezones zou situaties als die van vorige zondag - toen de beteugeling van 450 hooligans in Brussel mislukte - toch vooruithelpen?

'Samen met mijn partij ben ik voorstander van het samenvoegen van de Brusselse politiezones. Maar het is te gemakkelijk om ­alles aan de structuren te wijten. In een federalisme waarbinnen goed wordt samengewerkt, moet het mogelijk zijn om situaties zoals die van zondag perfect op te lossen. Ik betreur dat dat niet gebeurd is.'

'Ook in de Verenigde Staten en in Frankrijk heb je lokale en federale politie, en ook zij moeten samenwerken. Samenwerken is de boodschap, c'est tout. Ik doe dat. Binnen de structuren.'

Foute woordkeuze

Over samenwerken gesproken: sinds vorige vrijdag lijkt er wat ruis op de lijn te zitten met zijn collega van Binnenlandse Zaken. Tijdens de gezamenlijke Kamercommissie verdedigde Geens zijn diensten en sprak hij niet van fouten, Jambon wees de Belgische verbindingsofficier in Turkije met de vinger (DS 26 maart). De eenheid was op dat moment ver te zoeken.

Hoe verloopt de samenwerking met Jambon?

'Prima.'

Naar verluidt hebt u de laatste dagen weinig contact met hem.

'U bent beter geïnformeerd dan ik. (lacht) We hebben elkaar woensdagochtend en donderdagmiddag nog gehoord. Hij zat toen in Den Haag en in Washington. Nu, ik lees altijd zijn interviews en daarin zegt hij dat er tussen ons geen enkel probleem is. Ik bevestig dat.'

Vorige vrijdag in het parlement was er duidelijk geen overleg geweest.

(aarzelt) 'In uiterste crisisomstandigheden komt de persoonlijkheid van een politicus duidelijker aan de oppervlakte. Ik kan dan niet anders zijn dan wie ik ben. Kijk, het is niet gemakkelijk. In Nederland is slechts één minister bevoegd en zelfs daar was het niet eenvoudig om met de Turkse en de Amerikaanse informatie over de broers El Bakraoui om te gaan. Ik probeer zo één mogelijk te zijn binnen de regering, verwacht van mij dus geen verklaringen daarover.'

U staat dus niet achter de ­kritiek van Jambon op de ­verbindingsofficier?

'Ik veeg zo goed mogelijk voor mijn eigen deur en ik heb het gevoel dat Jan Jambon dat ook doet.'

Hij zit nochtans op úw stoep met zijn uitspraken over de wet-Lejeune op de voorwaar­delijke invrijheidstelling.

'Ja, maar hij is vicepremier en mag dat dus doen.'

Maar u vindt niet dat we nu, te midden van alle commotie over de aanslagen, de wet ­moeten aanpassen?

'Ik hoop dat we niet in die val trappen. Laten we het drama niet recupereren, ook al zijn er misschien vergissingen gebeurd, of zijn onze structuren niet perfect. Ik dúrf te hervormen: ik heb het op Financiën gedaan en vorig jaar al heb ik in mijn Justitieplan een hervorming van de voorwaardelijke invrijheidstelling voorgesteld. Het klinkt misschien aanmatigend, maar ik heb op dat vlak van niemand lessen te krijgen. In deze situatie moeten we als politici verenigd - meerderheid en oppositie - aan één zeel trekken.'

'Het is niet goed dat beelden zoals die van zondag de wereld rondgaan. Het kan me niet schelen wiens verantwoordelijkheid het is, zolang we samenwerken en het oplossen.'

De voorbije dagen zagen we een staaltje van het omgekeerde: het politiek gekrakeel was frappant.

(zucht) 'De feiten zijn heel erg, maar de recuperatie ook. Het tweede grijpt mij evenzeer aan als het eerste. Dat heeft écht geen zin. Daar moeten we absoluut, absoluut mee stoppen.'

Als in deze omstandigheden eenheid niet mogelijk is, ­wanneer dan wel?

(knikt)

Hebt u zelf ook geen boter op het hoofd door op 24 maart ­zowel in ' Villa Politica' als in 'Terzake' de vermoedelijke schuld onder meer bij de politie te leggen?

'Nee. Ik denk dat ik vrij goed mijn bevoegdheden ken. De “politie” slaat zowel op de bestuurlijke als de gerechtelijke politie. Ik heb het alleen over de gerechtelijke politie gehad, én over de informatie die vanuit Turkije naar België is gestuurd.'

Ook noemde u kamikaze ­Ibrahim El Bakraoui 'niet de meest ondernemende terrorist'. Veel mensen hebben u dat ­kwalijk genomen.

'Dat was zonder twijfel niet de beste woordkeuze, maar ik probeer ook altijd informatie te geven. En dan heb je dat soms voor. Men verwijt mij dat ik gezegd heb dat hij niet de leider was van de aanslag op de luchthaven in Zaventem. Dat is een gegeven, geen troost. Volgens mij is dat nog altijd juist, maar ik had daarover niet moeten speculeren. Ik heb mij dan ook verontschuldigd.'

'Daarnaast heb ik ook gezegd dat de man nog geen terreurverdachte was, toen hij door de diensten van de Justitiehuizen en de strafuitvoeringsrechtbank werd opgevolgd. Misschien had men móéten weten dat hij een terroristische toekomst had - dat heb ik ook erkend - maar toen wist men het niet. Daarmee heb ik niet willen zeggen dat hij een lichte crimineel is. Mensen denken vaak te weten wat ik wilde zeggen, terwijl dat niet klopt.'

Extreemlinkse terreur

Het mag duidelijk zijn: de minister van Justitie probeert altijd te contextualiseren, en ja, misschien ook te relativeren. 'Want we moeten de zaken in een ruimer perspectief bekijken.' Zo mogen de terreuraanslagen in West-Europa niet losgezien worden van de oorlog in het Midden-Oosten, benadrukt Geens. 'Zonder die oorlog zou het drama van 22 maart niet gebeurd zijn. Vergeet niet dat het begonnen is met mensen die van hier naar Syrië trokken. Het terrorisme hier is een afgeleid fenomeen, een daad van wraak. Als men dat niet ziet, heeft men het niet begrepen en predikt men voor de eigen kapel.'

Toch is ons land proportioneel meer aangetast dan onze ­buurlanden.

'Het klopt dat we proportioneel veel Syriëstrijders hebben, maar om daar nu meteen grote verklaringen aan te verbinden... Ik wil alleen maar zeggen dat we moeten oppassen met alleen naar onszelf te kijken in de zoektocht naar fouten, want het probleem bestaat ook in de buurlanden.

'Weet u, we hébben dit al meegemaakt, toen jonge mensen zich hier aansloten bij de extreem­linkse terreur. Maar toen was de recuperatie veel minder, omdat het daders van ons waren. Deze daders zijn ook dikwijls “van ons”, maar niet iedereen percipieert hen zo.'

Volgens sommigen sluit de ­islam daarvoor te weinig aan bij onze westerse democratische waarden.

'Die mening deel ik niet. Ook in het Midden-Oosten hebben veel leiders de scheiding tussen kerk en staat benadrukt. Denk aan Atatürk in Turkije of Nasser in Egypte. Het is dus niet zo dat het in hun genen zit. Ik zeg het niet graag, maar de Koran én de Bijbel - het Oude Testament - bevatten beide passages die voor een verkeerde lezing vatbaar zijn, en waarmee men agressieve handelingen zou kunnen verantwoorden. Of proberen te verantwoorden, want als ik de theologen goed begrijp, mag je die teksten helemaal niet zo ­lezen.'

Moet er een soort islamitische Verlichting komen?

'In mijn gesprekken met de Moslimexecutieve zeg ik altijd: “De wereldlijke macht moet u niet zeggen hoe de islam geëuropeaniseerd moet worden. Wij komen daar niet in tussen, maar ik zeg u maar hoe wij, katholieken, dat doen. Wij krijgen ook allerlei orders vanuit Rome, maar wij passen die met gematigdheid toe.” Ik wil laten zien dat je in een moderne samenleving, in de 21ste eeuw, niet hypertechnologisch kunt communiceren, maar tegelijkertijd een letterlijke interpretatie aanhangen van tekst van veertien eeuwen geleden.'

'Hoe? Wel, ik ben er bijvoorbeeld in geslaagd om samen met de Moslimexecutieve een nieuwe, tweetalige structuur op poten te zetten met een krachtige voorzitter. Het volgende is een verplichte opleiding voor alle imams aan een Belgische hogeschool of universiteit. Dat zal geen eenvoudige opgave zijn. Ik durf dus niet te hoog van de toren blazen, maar ik wil er wel alles aan doen.'

Marjan Justaert