Mijnheer de Vertegenwoordiger van de Koning,
Excellenties,
Achtbare Inlichtingen-en Actieagenten,
Dames en Heren, Geachte Aanwezigen,
Het jaar 2015 is er één van jubilea in de Belgische inlichtingenwereld. Vandaag herdenken we de oprichting van twee van belang zijnde instanties: “185 jaar Veiligheid van de Staat – Sûreté de l’Etat” en “70 jaar Koninklijke Unie van de Inlichtingen en Actiediensten – Royale Union des Services de Renseignement et d’Action”. Langs militaire zijde zal volgende maand het 100-jarig bestaan van de “Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid – Service Général du Renseignement et de la Sécurité” herdacht worden. Het Belgian Intelligence Studies Centre, het samenwerkingsverband tussen de inlichtingen- en veiligheidsgemeenschap en de wetenschappelijk wereld, is intussen ook al weer 5 jaar actief. En hoewel deze slechts in januari 2016 haar eerste kaars mag uitblazen, voeg ik hier tenslotte graag de Belgian Intelligence Academy aan toe.
Toen ik enige tijd geleden door de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, de Heer Raes, werd gevraagd om een voorwoord te schrijven voor het boek dat hier straks zal worden voorgesteld was ik daarover verheugd. Ik ben er dan ook onmiddellijk op ingegaan.
Immers, zoals wijlen Fernand Strubbe, kapitein bij één van de inlichtingen- en actiediensten het zo treffend schreef in zijn in 1992 verschenen boek over de Belgische inlichtingen- en actiediensten gedurende de tweede wereldoorlog: “Omstandigheden hebben ze plots in de gelegenheid geplaatst iets bijzonders te doen”. Met veel plezier dus, maar ook met een gevoel van respect, heb ik dan ook het voorwoord geschreven bij het gedenkboek dat aan deze 18.176, inderdaad bijzondere, mannen en vrouwen is gewijd.
Tevens was ik verheugd dat de Veiligheid van de Staat en de Koninklijke Unie van de Inlichtingen en Actiediensten de handen in elkaar hebben geslagen om hun dubbel jubileum samen te herdenken. Beide vieren immers opmerkelijke verjaardagen.
Met haar 185 jaren is de Belgische Veiligheid van de Staat de oudste continue inlichtingen- en veiligheidsdienst ter wereld. Met, zoals men er dan altijd fijntjes aan toevoegt, één uitzondering: het Vaticaan. Waar, inderdaad, de stichting van de ‘Congregatio Romanae et Universalis Inquisitionis’, later ‘Sanctum Officium’ en vandaag de ‘Congregatie voor de Geloofsleer’ genoemd, teruggaat tot het jaar 1542.
Het 70-jarig bestaan van de Koninklijke Unie van de Inlichtingen- en Actiediensten, als koepelorganisatie van de 129 inlichtingen- en actiediensten in bezet België, is al evenzeer een unicum. Ik ken geen voorbeelden in de andere tijdens de Tweede Wereldoorlog geallieerde staten die het ons op deze voortreffelijke wijze nadoen. Een traditie die het toelaat de banden tussen de bijzondere mensen van toen te onderhouden en hun prachtige voorbeeld over te dragen aan de nieuwe generaties.
De inlichtingen- en actieagenten waren en zijn inderdaad bijzondere mensen. Zij konden niet de speciale omstandigheden voorzien waarin ze in 1940 zouden terecht komen, noch van zichzelf op voorhand weten hoe ze zouden reageren. Feit is dat ze uit alle lagen van de bevolking kwamen, jong en oud, man en vrouw, studenten, ambtenaren, zelfstandigen, arbeiders, landbouwers, vrije beroepen, ... Eigenlijk een staalkaart van onze bevolking.
Ik meen dat het zelden of nooit in de geschiedenis is vertoond dat zovele burgermensen op spontane wijze in het verzet zijn gekomen tegen een brutale, buitenlandse verdrukker en dit in verdediging van hun vaderland, hun vrijheid en hun democratie. Deze bijzondere actie is veel te lang onvoldoende bekend geweest bij het ruimere publiek. Terecht was het “de oorlog der onbekende soldaten”, zoals Sir Winston Churchill het al omschreef op 14 juli 1940.
Men heeft mij gezegd dat uw organisatie zichzelf actueel een nieuwe oriëntatie geeft. Het centrale actiepunt daarbij is te werken aan herinneringseducatie.
Daarop alludeerde ik zo-even ook met de bemerking over het overdragen van uw voorbeeld aan toekomende generaties. Uw voorzitter, Baron Coekelbergs, heeft dit in het gedenkboek treffend omschreven als “Retour vers le futur”.
Het gedenkboek zal inderdaad de actie van de inlichtingen- en actieagent verduidelijken aan het geïnteresseerde publiek. De interviews met de medewerkende agenten illustreren de factor van het persoonlijk doorleefde van deze periode van oorlog, bezetting, verdrukking, permanent levensgevaar, onvrijheid ... maar tonen tevens ook aan hoe het individu er zich tegen kan keren en het verzet organiseren om de vrijheid terug veilig te stellen.
U, waarde dames en heren en uw meer dan talrijke collega’s van voorheen, hebben zich onderscheiden in het verzamelen van politieke, militaire en economische inlichtingen; in de sabotage; in het ondersteunen van werkweigeraars; in de psychologische oorlogsvoering; in de propaganda; en in nog talrijke andere opdrachten. Dat alles heeft bijgedragen tot het inkorten van de oorlogsperiode en tot de uiteindelijke geallieerde overwinning. Zelfs Winston Churchill gaf in zijn memoires bijzonder aandacht aan de belangrijke bijdrage van de Belgische inlichtingen- en actieagenten. Ik vermeld hier maar dat het de inlichtingen- en actiedienst ‘Luc-Marc’ was die als eerste melding maakte van de aanmaak van Duitse woestijnuniformen in een Belgisch textielatelier en dus de nakende invasie in Noord-Afrika tijdig meedeelde; dat de inlichtingen- en actiedienst ‘Beagle’ niet alleen de meteorologische informatie voor de bombardementen van de Britse Royal Air Force en Amerikaanse Air Force inzamelde, maar tevens het kraken van de Nazi-codes in de weerberichten in gans Europa mogelijk maakte; dat de ontsnappingslijn ‘Comète’ een 800-tal neergestortte bemaningsleden van geallieerde vliegtuigen opving en veilig terugbracht en dus terug inzetbaar maakte in de oorlogsvoering. Dit zijn maar enkele voorbeelden en ik laat daarnaast dan nog de activiteit van het gewapende verzet buiten beschouwing.
De inzet van Koninklijke Unie van de Inlichtingen- en Actiediensten om afstammelingen van voormalige inlichtingen- en actieagenten terug te vinden kan een belangrijke stap zijn om de herinneringseducatie ingang te doen vinden.
Van herinneringseducatie is het maar één stap naar wetenschappelijk onderzoek. We zien immers dat meer en meer mensen, op basis van familieverhalen en/of teruggevonden documenten, zich vragen beginnen te stellen en onderzoek gaan doen naar hun voorouders. De aanvragen die de Veiligheid van de Staat ontvangt, niet alleen van familieleden, maar ook van wetenschappers en studenten, om de archieven neergelegd bij het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij te mogen consulteren zijn illustratief.
Ik meen reeds te mogen stellen, zonder vooruit te willen lopen op de voorstelling door Professor Cools, dat het gedenkboek een belangrijk hulp- en werkmiddel zal zijn bij dit wetenschappelijk onderzoek. Het boek zal immers ook deze lang in discretie gehulde inlichtingen- en actieagenten nu namen gaan geven. En in letterlijk elke provincie, stad, gemeente en dorp in België zijn er inlichtingen- en actieagenten teruggevonden. Ook onderzoeksprojecten op lokale basis worden hierdoor bijgevolg mogelijk gemaakt. Ik denk daarbij aan historici die zich toeleggen op de lokale geschiedenis, de heemkundige kringen en de scholen.
Een ander aspect dat ik wens te benadrukken, en dat u zeker in de herinneringseducatie zult kunnen meenemen, is het opmerkelijk gevoel van solidariteit tussen de inlichtingen- en actieagenten. En dit niet alleen gedurende de oorlogsperiode en bezetting, maar ook nog vandaag de dag.
In deze zaal zitten vandaag niet enkel inlichtingen- en actieagenten, doch ook tal van familieleden en vrienden. Ook vertegenwoordigers van allerhande overheden en ondernemingen zijn hier aanwezig. Dit alles illustreert de belangstelling die voor de inzet en het werk van de inlichtingen- en actieagenten bestaat.
Ook het internationale respect is het onderlijnen waard. De aanwezigheid van meerdere ambassadeurs van toenmalige Geallieerden, van vertegenwoordigers van buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de aanwezigheid ook van vertegenwoordigers van de Duitse diensten vervullen hier een zeer mooie symboolfunctie.
Ik heb ook begrepen dat er niet alleen een synergie is gegroeid tussen de Veiligheid van de Staat en Koninklijke Unie van de Inlichtingen- en Actiediensten, maar dat in de komende dagen ook het jaarlijkse weekeinde van ‘Comète Line Remembrance’ zal plaatsvinden. En dat tevens een beduidende delegatie van buitenlandse ‘Comète’-leden en sympathisanten vroeger zijn toegekomen en zich hier in de zaal bevinden. Ontroerend is ook de vaststelling dat elk jaar occasioneel nog oorlogspiloten of, hun afstammelingen naar dit ‘Comète’-weekeinde komen. Dit niet alleen uit het Verenigd Koninkrijk, maar ook uit Australië, Canada en diverse andere landen. Allemaal mensen die zich verbonden blijven voelen met de inzet van de Belgische inlichtingen- en actieagenten.
Een zeer mooie symboliek in deze moeilijke tijden.
Als politicus en minister wil ik hier ook even stilstaan bij mijn ‘vakgebied’. Een aantal van de inlichtingen- en actieagenten maakten na de oorlog immers een politieke carrière, waarvan een twintigtal tevens Minister werden. Ze kwamen uit verschillende inlichtingen- en actiediensten, zoals ‘Zéro’, ‘Luc-Marc’, ‘Socrates’, ‘Athos’ en ‘Comité Gilles’. Opmerkelijk is dat onder deze politici onderling ook een zeer grote solidariteit bestond, en dat net zoals tijdens de oorlogsjaren, hun verschillende politieke overtuigingen geen scheidingsgrens vormden. Zij werkten als vrienden samen over de grenzen van politieke partijen en over de grens tussen meerderheid en oppositie heen.
Als Minister van Justitie heb ik in de portrettengalerij van mijn departement ook opgemerkt dat een aantal van de inlichtingen- en actieagenten ook Minister van Justitie zijn geworden. En zodoende dus ook voogdijminister van de Veiligheid van de Staat. Ik vernoem deze achtbare voorgangers hier toch even: de Heren Laurent Merchiers, Ludovic Moyersoen, Renaat Van Elslande van de inlichtingen- en actiedienst ‘Socrates’, Alfons Vranckx van ‘Luc-Marc’ en Piet Vermeylen, die zelfs werkzaam was voor de Veiligheid van de Staat in ballingschap te Londen.
Tot besluit wens ik de initiatiefnemers van dit gedenkboek te danken. In het bijzonder dank ik ook de inlichtingen- en actieagenten die actief hebben meegewerkt in de Historische Werkgroep die aan de basis van deze herdenking ligt, die interviews hebben gegeven en hun herinneringen hebben neergeschreven. Op deze wijze hebben zij er zorg voor gedragen dat de herinnering aan hun oorlogsinzet levendig blijft en het werk van de inlichtingen- en actieagenten vereeuwigd wordt.
U ziet, Geachte inlichtingen- en actieagenten, dat uw inzet en opoffering van uw jonge jaren niet vergeefs is geweest. De tijden dat u actief aan inlichtingenwerk deed zijn natuurlijk al lang vervlogen en dat wordt uiteraard niet meer van u gevraagd. Maar de eerbied en het respect voor wat u verwezenlijkte, zullen ons en navolgende generaties zeker bijblijven.
Ik wens tenslotte de Koninklijke Unie van de Inlichtingen- en Actiediensten en de Veiligheid van de Staat hier mijn welgemeende felicitaties aan te bieden.
Ik dank u