Ik heb het grootste respect voor de expert, de journalist en de politicus. Alle drie hebben zij in beginsel de waarheid voor ogen. Evenzeer zijn zij allemaal gewonnen voor vooruitgang op lange termijn. Maar de waarheid vind je niet elke dag. Soms bestaat ze zelfs niet, of nog niet. Ook wie de waarheid met grote ijver zoekt, kan af en toe niet aan de neiging weerstaan zijn naam in de belangstelling te houden, al heeft hij of zij nog geen verhelderend antwoord. De democratie, de pers en de wetenschapsbeoefening helpen in beginsel diegene te ontmaskeren die de waarheidsvinding niet (meer) beoogt, of die enkel aan vooruitgang op korte termijn denkt. De ervaring leert dat je die schuinsmarcheerders zowel vindt bij journalisten, experten als politici.
De pers
In veel gevallen wordt het nieuws ‘gemaakt’ door de pers zelf. Soms op basis van een voorstudie, dan van een gerucht of een onvoorzienbare gebeurtenis. De politiek is in dat geval op achtervolgen aangewezen. Als politicus à chaud reageren op vragen of berichtgeving waarvan de context nog onduidelijk is, is een vak apart. Een spectaculaire reactie is vaak de enige oplossing. Toen ik eenmaal de stiel beet had, vergeleek ik het met het dubbele ronddraaiende mes in de film Spartacus: eerst moet de gladiator het hoofd intrekken, dan opnieuw oprichten, en vervolgens snel de benen opheffen. Eens het routine wordt, is het nog gevaarlijker. Als de politicus te vaak kiest voor spektakel, is dat een gebrek aan respect voor de kijker of de lezer, want daardoor leidt de politicus de aandacht af van het echte ‘issue’ en van de inhoud.
De politicus
Als de politiek het nieuws ‘maakt’, bijvoorbeeld via een perscommuniqué, moet de pers ‘volgen’. De meerwaarde wordt in dat geval gezocht door framing van het nieuws in een dikwijls polariserende of controversiële context. De kijker of lezer beseft niet altijd dat de duiding reeds is geïntegreerd in de informatie, dikwijls zelfs al in de titel of de preview. Precies om de berichtgeving gunstig voorin te nemen, zal de politicus of politica een stukje van het nieuws vooraf lekken. Vaak gaat daar al een interpretatie van de beslissing mee gepaard. Ook lekken en framen kunnen een gebrek aan respect verhullen: voor de collega’s die de beslissing samen met de betrokken politicus of politica zopas genomen hebben, voor de andere journalisten die het lek niet ontvingen en voor de burger die niet meer weet wat beslist is of nog moet worden.
De expert
Tussen politici en journalisten staan experten. Een al even moeilijk vak omdat het door zijn maatschappelijke betrokkenheid even zelden waardenvrij is. Er zijn talloze moeilijke en veel meer ‘dagelijkse’ vragen waarmee medici, psychologen, politologen, juristen en pedagogen worden geconfronteerd die vaak buiten hun vakgebied liggen. Meestal zijn ze zo objectief mogelijk, maar ook een pedagogische uitleg is niet zelden een vereenvoudiging van de complexe waarheid. Daarbij weet de expert dat hij een scherm optrekt tussen politiek en journalist: hij of zij wordt gevraagd door de media wat hij of zij van een bepaald beleid denkt, of hij of zij wordt gevraagd door de politiek om in de media zijn licht te laten schijnen over een bepaalde problematiek. Gevraagd kan in beide gevallen ook ‘gebruikt’ betekenen.
Kwantiteit boven kwaliteit
Waarom hebben we vandaag het gevoel dat het meer dan vroeger de foute kant opgaat? Lincoln of Obama? De Wilde of Vranckx? Einstein of Hawking? Ze waren of zijn gewoon oerdegelijke kinderen van hun tijd. Omgekeerd hebben populisten, sensatiejournalisten en fake-wetenschappers altijd bestaan. Ook de plaats maakt niet uit: wat zich in België voordoet, doet zich overal voor, al is de versnippering bij ons (nog) groter doordat we per miljoen inwoners minstens één politieke partij, één universiteit, één regering of parlement, één krant en één nationale radio- of televisiezender hebben.
Wat wel veranderd is, is dat we anders zijn gaan meten, en wel in kwantiteit en/of per tijdseenheid. Doelpunten per seizoen, parlementaire vragen per jaar, wetenschappelijke artikels per jaar, bijkomende volgers per maand, kijkers of lezers per dag, stemmen per verkiezing... Als het enigszins kan, zetten we die cijfers om in geld, of zeggen we hoeveel sponsorgeld een stem, een doelpunt, een additionele lezer of een ‘volger’ kost. It’s the economy, stupid!
Zeker, de kwantiteit is soms evenredig met de kwaliteit, zoals bij Bach of Mozart, Lukaku of De Bruyne. Maar dikwijls is dat niet zo, en is het opgedreven ritme nadelig voor de kwaliteit. De spoeling wordt niet zelden dunner, de citroen vlugger uitgewrongen. Die tendens bestaat voor alle duidelijkheid niet sedert gisteren: ook de encyclopedist Diderot plagieerde, en van de hyper-getalenteerde Judy Garland schoot op haar 47 niets meer over.
De burger
Door de overvloed weet de burger niet meer wat eerst gehoord, gelezen of bekeken. Alles komt in real time, dikwijls toevallig, in de auto bijvoorbeeld, zelden nog wanneer men zelf wil kijken, lezen of luisteren. En dus wordt de herhaling cruciaal. Voor wie de luxe heeft en de tijd vindt om te selecteren, is kwaliteit nog gemakkelijker toegankelijk dan vroeger. Je kan twee keer per week naar het Engels en Spaans voetbal kijken, naar BBC World of naar de Wiener Philharmoniker luisteren of op internet dagelijks de New York Times of wekelijks Der Spiegel lezen.
Voor de aandacht van de andere burgers moet je keihard vechten, elke dag, want ze hebben keuze te over, en niet zelden is het dat wat het zoetste smaakt en het gemakkelijkst behapbaar is dat het meest gegeten wordt. Toch weten we allemaal dat junkfood niet wel is voor ons gestel, nicotine niet goed voor onze gezondheid en fake news, te veel spektakel en te veel sensatie niet heilzaam voor onze democratie.
Democratie leefbaar houden
Voor elk van de drie, politicus, journalist of expert, is de vraag of we aan de burgers vooral een boksmatch zonder al te veel regels willen laten zien? Of we aan de basisinformatie zoveel suiker zullen toevoegen dat wijn smaakt naar frisdrank? Of nemen we ons de moeite om duidelijk en kwaliteitsvolle informatie te brengen, ook al is het wat spaarzamer?
Wie bepaalde vakliteratuur leest, krijgt de indruk dat de kans niet onbestaande is dat iets nieuws op komst is ter vervanging van het samenspel van rechtsstaat/democratie, persvrijheid en vrije wetenschapsbeoefening, minstens dat hun methodes (bijvoorbeeld de verkiezingen of het kiessysteem) moeten veranderen. Met gerede twijfel kunnen we niettemin open staan voor een debat rond de vraag of dat ‘iets nieuws’ ook iets beters is. Dat gebeurt liefst aan de hand van duidelijke criteria die de emancipatie en de inspraak van elke burger op het oog hebben, en ook een minimale efficiëntie toestaan.
Maar het is zeker niet door te zeggen dat de rechtsstaat en de democratie als concept in nood zouden zijn, dat we sneller ‘iets nieuws en/of beters’ vinden.
Kunnen we daarom in afwachting van ‘iets nieuws en beters’ de rechtsstatelijke democratie leefbaar houden door samen, bewust en overtuigd, waarheid en lange termijn voorop te stellen?
*De titel van deze bijdrage is ontleend aan het werk van Guy Debord uit 1967. In zijn boek “De spektakelmaatschappij” beschrijft Debord hoe het vandaag enkel belangrijk is hoe we ‘verschijnen’ en niet meer wie we zijn of wat we zeggen.