DE BIJBEL VOLGENS ELCHARDUS: RESET OF SETBACK?
‘Reset’ heet het rijkelijk gestoffeerde boek van Mark Elchardus (Ertsberg, 2021, 606 pp.). De socioloog legt uit hoe belangrijk het behoren tot een gemeenschap is voor het welzijn van de mens. Elchardus wil aantonen hoezeer het gemeenschapsdenken verwaarloosd is geworden door het neo-liberalisme dat in de periode 1989-2007 hoogtij vierde. Dat de globalisering ons is overkomen, lijdt geen twijfel. China en het Oostblok openden zich onverwacht en gelijktijdig. Daardoor brak een ongekende periode van nieuwe welvaart aan, dat was het makkelijk deel (hoewel). Maar ook van individualisme, en daar waren we niet op voorbereid.
Het boek leest als een uitnodiging om te reflecteren over onze toekomst. Maar het is meer dan een uitnodiging, het is ook een plan. En op vele punten, bijvoorbeeld de rechtsstaat, de migratie of de Europese Unie is het een stuk concreter dan men zou verwachten. En voor velen zonder twijfel een brug of een paar bruggen te ver.
Hoe je de gemeenschapsvorming zelf opnieuw op gang krijgt na meer dan dertig jaar individualisme, is minder gemakkelijk te concretiseren: hoezeer Elchardus zich ook uitput om eigenheid, communautaire democratie en dito economie in de verf te zetten, de vraag blijft of hij soms niet te zeer teruggrijpt naar het natierecept van de 18e eeuw en het kleinschaligheidsmodel dat werd voorgehouden in de jaren ‘70 – ik dacht bijvoorbeeld aan ‘Hou het klein’ van Schumacher.
Elchardus vreest door het boek vrienden te verliezen, zo schrijft hij in zijn nawoord. Wie op zijn 74 erudiet de moed vindt om zijn nek uit te steken, verdient minstens aandachtig en respectvol gelezen te worden. Dat politieke correctheid hem geen zorg meer is, is on-academisch en verfrissend. Je moet het maar doen, de wereld waarvan je droomt op een rijtje zetten, en dan nog uitleggen hoe die tot stand moet komen. Ik hou mij in, want kon slechts een snelle eerste lezing doen, maar uiteraard ben ik het met een aantal stellingen van Elchardus niet eens.
HET VERHAAL
Sedert de financiële crisis heeft zich een shift voorgedaan in de grondstroom in onze samenleving. Op socio-economisch vlak evolueerden we van centrumrechts naar centrumlinks. Op ethisch en socio-cultureel vlak was het misschien wel omgekeerd: van centrumlinks naar centrumrechts. Voor wat deze etiketten waard zijn uiteraard. Kort gezegd, vandaag vindt ‘men’ dat het neo-liberalisme de slinger van de ongelijkheid teveel liet doorslaan naar de rijken, en dat het Rijnlandmodel op dat stuk meer evenwicht waarborgde. En onze openheid ten aanzien van migratie enerzijds en van vrijheid/ blijheid ten aanzien van diversiteit anderzijds, vindt ‘men’, worden vandaag ingehaald door een reële behoefte aan sociale stabiliteit en ordening.
De periode na de val van de Berlijnse muur (1989) tot aan de financiële crisis (2007) was een periode van quasi-vrije wereldhandel met gigantische economische groei: omdat er voor iedereen genoeg leek, met een lage werkloosheid en een klein overheidstekort, leek het minder erg dat er voor sommigen stilaan veel te veel was. En wie veel te veel heeft, wil nog meer. Maar dat was de prijs die werd betaald voor ondernemingszin en creativiteit, of die nu gebaseerd waren op verdienste of meeval. In ruil kon allerlei ‘gratis’ worden gegeven aan wie niet zo veel meeval had gekend – tot aandelenopties toe. Een karig pensioen kon worden gecompenseerd door de gunstige belegging van de spaarcenten of van de verkoopprijs van het eigen huis.
Ook socio-cultureel waaide in die periode een nieuwe wind. De ethische druk van de christelijke godsdienst was in het westen zo goed als verdwenen: bijvoorbeeld de vergaande liberalisering van abortus en euthanasie en het homohuwelijk leken evident – al werd ze niettemin dikwijls uit diepe overtuiging bepleit en aangevuurd door een tegengesteld dictaat van Rome.
Uiteraard kon de vrijheid van eredienst zoals die in België wordt opgevat niet anders dan tot erkenning en subsidiëring leiden van de monotheïstische godsdiensten – met inbegrip van een heus Moslimexecutief. Ook de vrijzinnigheid werd erkend maar als niet-religieuze levensbeschouwing.
De krappe arbeidsmarkt vond in al haar noden geen graten in meerdere collectieve regularisaties van illegale migranten.
De financiële crisis, de terreur- en de migratiecrisis en de pandemie hebben ons opnieuw met de voeten op de grond gezet.
De angst die deze crisissen teweeg brengen, moet er volgens Elchardus aanleiding toe geven om opnieuw ruimte te maken voor het vroegere gemeenschapsdenken: minder individualistisch, daardoor niet zo gericht op de globale wereld, maar meer betrokken op de andere mensen in die lokale gemeenschap. De grotere geslotenheid van die gemeenschappen kan volgens Elchardus worden bereikt door een door de EU afscherming van de grenzen, productiviteitswinst door automatisering (om de transportkosten en de arbeidskrapte op te vangen), en een integere samenwerking met de Derde Wereld voor betere ontwikkeling ter plaatse. Elchardus geeft lang niet altijd cijfers, maar soms wel, zodat het wat selectief overkomt, bijvoorbeeld als het over de netto-kost of de netto-bijdrage van een migrant in Nederland gaat.
De crisisangst maakt meer ruimte op socio-cultureel vlak voor de eigen identiteit en datgene wat die traditioneel heeft gevormd. Op sociaal-economisch vlak is een grotere bereidheid tot herverdelen en minder ongelijkheid, onder andere door een eerlijker fiscaliteit en pensioensysteem.
Binnen de EU pleit Elchardus voor een soepele regio- of natievorming: als een gemeenschap zoals de Catalaanse ‘anders’ denkt dan de natie die haar omsluit, dan moet daar volgens een eenvoudig proces dat de EU aangeeft plaats voor worden gemaakt.
Dat het universalisme van de mensenrechten en zelfs de rechtsstatelijkheid dikwijls haaks staan op het (lokaal) democratisch aanvoelen, is niet nieuw. Daarom vindt Elchardus dat een beslissing van de hoogste rechter zou moeten kunnen worden terzijde gesteld door een 2/3 meerderheid in de volksvertegenwoordiging of door een referendum met dezelfde meerderheid. Het siert Elchardus dat hij gelooft in de democratie en de volksvertegenwoordiging, meer dan in wat hij de juristocratie noemt. Maar zijn oplossing zal niet alleen zijn vrienden verontrusten.
Het is evident dat de globalisering via de internationale nieuwskanalen en het internet bepaalde tendensen sneller zichtbaar maakt en daardoor anders latente vragen vlugger prangend, ook al is het grote deel van de bevolking nog niet klaar voor een antwoord. De perceptie van homoseksualiteit in België in de jaren ‘70 was ongeveer even negatief of streng als die in Indië vandaag: toch heeft ook het Indisch Grondwettelijk Hof onlangs het strafrechtelijk verbod op homoseksualiteit vernietigd. Zouden de Indiërs dit met 2/3 kunnen wegstemmen? Dan zouden de Polen dat ook met bepaalde beslissingen van het Europees Hof van Justitie doen. Elchardus gooit de steen in de kikkerpoel.
BESLUIT
Tussen de lijnen van veel ‘Elchardus-achtige’ literatuur door - want hij staat niet alleen met zijn analyse - lijkt het wel alsof een wat naïef en ‘kosmopolitisch’ vooruitgangsoptimisme plaats moet maken voor een ‘nationalistisch’ behoudsgezind of conservatief realisme. Uiteraard zal eenieder van de voorbije periode ‘à la carte’ willen kiezen wat wordt bewaard, en wat wordt weggeveegd. Zo gaat het bij elke restauratie.
Het is te vroeg voor een fundamentele kritiek van een werk van 600 pagina's dat vers van de pers is. Gemeenschapsvorming en het bestrijden van ongelijkheid zijn me dierbaar, en moeten blijvend worden nagestreefd. De ideeën over gemeenschapsvorming die Elchardus ontwikkelt zijn uitvoerig, soms gewaagd, en moeten tegen het licht worden gehouden.
Toch enkele punten tot slot:
Vooreerst hebben beleidspersonen een plicht van optimisme (zie mijn eigen “Wat ik ervan begrijp” (2018)). Vooruitgang leg je niet aan banden, en het vrij initiatief van middenveld, onderneming en universiteit zullen altijd bestaan. Of we dat nu willen of niet, wetenschap en techniek zijn quasi-autonoom en duwen ons voortdurend in een richting die we tot dan toe niet bevroedden. Dat kan behoorlijk vervreemdend zijn, zoals de nieuwe verkeers- en communicatie-infrastructuur de voorbije 100 jaar hebben aangetoond: we zijn immers voortdurend onderweg, fysiek en virtueel, en we zijn bijna nooit meer waar we zijn. Die voortdurende en ongeleide vernieuwing opent ook nieuwe mogelijkheden. Mensen moeten daarvan het best mogelijke gebruik maken, en voortdurend bijsturen. Zo maken we de samenleving per saldo beter, ook al moeten we daar oude gewoonten voor opgeven. Niets toont dat beter aan dan het klimaatprobleem. De nieuwe technologie is er om aan de vervuilende fossiele brandstoffen te remediëren. Deze eindeloze improvisatie en ‘trial and error’ doen pijn aan de ogen, maar zijn van alle tijden.
In het licht van onze globale problemen, pleiten sommigen voor steeds meer op globaal niveau gedeelde soevereiniteit – tot een mondiale burgerraad toe (M. Vlerick, “De tweede vervreemding”, Lannoo, 2019). Elchardus grijpt vooral terug naar het natierecept van de 18e eeuw en de volkssoevereiniteit. Wie de middenweg bewandelt, heeft het nadeel van de diplomatie die vandaag niet in de mode is. Maar er is voor de houding van die beleidspersonen geen alternatief. Getuige daarvan de moed van Frans Timmermans in Glasgow. Hij heeft het compromis over fossiele brandstof geslikt, wat moest hij anders doen?
Ten tweede, het is grotendeels de verslechterde economie die de shift verklaart van de grondstroom in de samenleving, en niet één of ander ethisch of sociaal reveil. Dat het immers de economie is die de politiek en het recht drijft, en niet omgekeerd, wist Marx al. Dat we niet zien dat die verslechtering maar zeer relatief is, en hoogstens op een – door overmachtsomstandigheden - vertraagde groei wijst, is eigen aan onze menselijke psychologie. De mensheid zal altijd van crisis naar crisis gaan, en die zullen elkaar steeds vlugger opvolgen.
Het is die zogenaamde verslechtering die mensen vrijmoediger maakt in hun spreken. Maar het is allerminst zeker dat mensen gemiddeld genomen in 1989 fundamenteel anders dachten over ongelijkheid of over ernstige socio-culturele problemen. Hoewel 1989 het begin was van een periode vol hoop en economische groei, was er al een Zwarte Zondag in 1991. Wat wel veranderd is sedert die tijd, is de bereidheid van politici om - in naam van van hun ideologie, of hun beroepseer - tegen een aantal politiek incorrecte opvattingen van vele burgers in te gaan. Charismatische politici die proclameerden dat zij mochten afgerekend worden op de kiesuitslag van het Vlaams Belang kwamen immers keer op keer bedrogen uit, bijvoorbeeld Verhofstadt in 2004. Ook De Wever liep tegen die lamp in 2019.
Hoe dan ook, na Elchardus hoeft het vingertje niet meer. Vele leidende Vlaamse politici hebben een nieuwe bijbel gevonden. Ze kunnen nu zeggen, bijvoorbeeld, “deze lezing is genomen uit Elchardus, deel 3, hoofdstuk 13”. Of, “daarvoor baseer ik me op Elchardus, deel 2, hoofdstuk 10”.
Ik zal dat, voor alle duidelijkheid, meestal niet doen, maar zeggen waarom ik het op dat of dat punt niet eens ben met hem. Ook dat is een vorm van democratisch respect.