“Moge de naoorlogse vrede u levenslang vergezellen”.
1971. Op school: de veroveringstocht van onze contreien door Caesar (‘De bello Gallico’). Op de radio: Ierland, het Midden Oosten of Vietnam. Terreurdreigingen alom trouwens: Baader Meinhof in Duitsland, de Rode Brigades in Italië, de Palestijnse vliegtuigkapers.
De Latijnse woordenlijst dus. Oorlog: bellum. Oorlogszuchtig: belligerens. Voor het kind dat ik toen was, was de eerste wereldoorlog -ook al was hij maar goed vijftig jaar beëindigd- ‘just another war’.
Dat was hij niet, begreep ik later. Het was de Grote Oorlog, één van de meest bestiale oorlogen ooit met een vreselijke tol aan militaire slachtoffers die werden geofferd als kanonnenvlees door harteloze generaals. De krijgskunde was na de regering van Napoleon (1800-1815) ook bijna niet meer geëvolueerd, integendeel. Dat bleek ten overvloede.
Recent met de honderdste verjaardagen is de eerste wereldoorlog meer op het voorplan gekomen, meer althans dan ik mij herinner uit mijn jeugd. Ik heb de Westhoek doorkruist en geweend bij de treurende moeder en vader van Kathe Kolwitz in Vladslo, verbaasd geluisterd naar de verhalen over de Uhlanen in Leuven en omstreken, mijn ogen uitgekeken op de film ‘1917’ (Sam Mendes), ‘De Grote Oorlog’ (Sophie de Schaepdrijver), ‘The Proud Tower’ (Barbara Tuchman), de romans gelezen, de dagboeken van soldaten en priesters …
Ik was er niet bij, in 1914. Mijn grootouders wel. Hun generatie schreeuwde om gelijke rechten voor de lagere klassen. Voor de Nederlandstaligen in het bijzonder: je kan het lezen in ‘Oorlog en Terpentijn’ van Stefaan Hertmans (2013). De -in Turnhout wonende maar- Franstalige premier de Broqueville deed weliswaar zijn best, maar dat was niet goed genoeg.
De eerste oorlog maakte een definitief einde aan de relatief harmonische 19e eeuw die nauwelijks oorlog had gekend; een einde aan de wereld die Stefan Zweig beschreef in ‘De wereld van gisteren’ (1944), zoals Joseph Roth in de ‘Radetzky mars’ (1932).
Wat mij vooral bijblijft: het besluit na die eerste wereldoorlog was het welluidende opschrift “Nooit meer oorlog”. Maar die belofte werd snel vergeten.
In 1940 al was het opnieuw wereldoorlog. Nu veel ‘moderner’, althans qua bewapening en technologie. Veel, veel meer burgerslachtoffers. Militair en humanitair een absolute catastrofe, een eeuwige schandvlek.
Daarom is geschiedenis belangrijk. We mogen niet naïef zijn, maar ook niet oorlogszuchtig. De mens in het algemeen is nog nog altijd geen haar beter dan 100 jaar geleden. Maar we kunnen elkaar zoveel pijn doen dat we vrezen daardoor de toekomst van de mensheid hier op aarde te vernietigen. Dat helpt. Voorlopig. Genoeg.
En zo zijn we opnieuw bij de titel van dit stukje beland: “moge de naoorlogse vrede u levenslang vergezellen”.