Deze week kwam CD&V als partij tweemaal in de belangstelling. Een keertje met een artikel over ‘Stuurboord’ (DS van 25 januari), een nieuwe denkgroep rond een aantal burgemeesters, en een keertje met een artikel ‘Aan boord’ (DS van 29 januari) dat een kritisch antwoord wilde bieden aan Stuurboord. Het is niet ongebruikelijk dat binnen een partij een bepaalde stroming zich als zodanig kenbaar maakt, en dat er tegenkanting komt van een andere stroming. Als aanzet tot media-polarisatie, krijgen zo’n berichten in elk geval meer aandacht dan een roerende eensgezindheid zou krijgen. Als Tigris en Eufraat maar samenvloeien.
De methode van onze partij is samenhorigheid met respect voor verschil. Wie dat beseft, weet dat de besluitvorming complex zal zijn. Want wie samen hoort, dus samen luistert, vangt zeer veel op dat een plaats moet krijgen. Wie respect heeft voor verschil, zal weinig tuchtvol optreden. Omgekeerd zal degene die zijn verschil wil uiten, weinig open staan voor stroomlijning. Ons DNA gedijt best bij een horizontaal klimaat, weinig hiërarchie, en centrale aansturing die ruimte laat. Zo’n DNA veronderstelt dat men het over een minimaal aantal dingen zeer duidelijk eens is, al minstens over het DNA zelf.
Men verwijst dikwijls naar de CDU/CSU als model. Het is logisch dat zo’n partij, met haar samenhorigheidsdoelstelling, het leiderschap nastreeft in land, regio en gemeente. Het DNA maakt van nature een bestuurspartij van de CDU/CSU. De partij heeft meteen haar eigen doelstelling bereikt als ze samenhorigheid kan realiseren op nationaal, federaal en deelstatelijk vlak. Zolang een samenhorigheids-partij de leidende bestuurspartij is, is de kanselier in wezen de partijvoorzitter, en zij/hij maakt de consensus. De partij is wat linkser als ze met de liberalen regeert, wat rechtser als ze met de socialisten bestuurt. En de verstandhouding tussen de federale kanselier en de deelstatelijke leiders, vooral die van Beieren, is ‘Chefsache’.
Zoals de CDU/CSU van Adenauer tot en met Merkel bestond, zo was de CD&V van vader Eyskens tot en met Leterme-Peeters in 2011-2014. Was het allemaal rozengeur en maneschijn? Oh nee. Wie wat ouder is, herinnert zich de onmin tussen vader Eyskens en Lefèvre, tussen Tindemans en Martens, de moeilijke troonsbestijging van Dehaene in 1992 en de zware weg van Leterme in 2007-2008. De christendemocratie kon zich door haar sterke positie in de markt wel wat intern gekibbel veroorloven. De mensen stemden voor ons omdat we sterke leiders hadden, sterke burgemeesters, de mythische C van christendemocratisch en de grote V, van Vlaams, zeker, maar ook van volkspartij. De West-Europese afbrokkeling van de C als sociologisch gegeven, en de electorale achteruitgang van de partij heeft andere partijen de lust gegeven om ons te beconcurreren als volkspartij.
Voor mij zijn de lijnen duidelijk. Wij staan voor christendemocratisch, Vlaams en volks. Christendemocratisch wil zeggen: personalistisch (elke mens telt), solidair en duurzaam (rentmeesterschap).
Vlaams wil zeggen: een cultureel zelfbewust, open en verdraagzaam, economisch en bestuurlijk modern Vlaanderen, binnen een efficiënte Belgische structuur die maximale autonomie aan de deelstaten geeft, in het kader van een Europese éénheid die toekomst maakt.
Volkspartij betekent samenhorigheid zoeken, d.i. alle groepen in de samenleving proberen aan te spreken, met erkenning van hun verschil. Dat is de reden waarom VLD en N-VA nooit een volkspartij zullen kunnen zijn als ze hun eigen DNA getrouw willen blijven, nl. liberaal of nationalistisch. Wij kunnen dat wel. Maar wat ons verbindt, moet sterker zijn dan wat ons scheidt, anders kan er geen samenhorigheid zijn over de verschillen heen.
Heimwee is geen goed bindmiddel, maar geschiedenis wel vaak een goede leermeester. Een partij kan zoals een mens maar groot blijven als zij kan evolueren, als zij uit zichzelf kan breken, als zij kan verwonderd zijn en kan verwonderen. Angela Merkel maakte gedaan met de nucleaire uitbreiding in Duitsland en zei “Wir schaffen das”. Ze werd voor beide standpunten sterk bekritiseerd, en toegegeven, ze kon ze niet helemaal of niet onmiddellijk waarmaken. Maar vandaag is Duitsland ondanks enkele grote en mondiale crisissen economisch en budgettair een gezond land, met een behoorlijke sociale cohesie. Het is een gidsland voor vele andere staten, en CDU/CSU is een voorbeeld voor partijen als de onze. Weliswaar hebben beide landen en partijen vele problemen, maar zij zeker minder dan wij er hebben. Is België mee verantwoordelijk voor onze problemen? Zeker. Vlaanderen? Zeker ook. Europa? Niet minder.
Hebben wijzelf als partij schuld aan onze problemen? In elk geval. Wie de regering niet leidt en junior is, riskeert meer ‘friendly fire’, dat is normaal. Maar wie duidelijkheid wil en geen vrede neemt met ‘mossel noch vis’, moet verdragen dat heilige huisjes worden afgebroken. De rechterzijde kon dat niet aan ten aanzien van de regering-Di Rupo, de linkerzijde kon dat evenmin ten aanzien van de regering-Michel. Het heeft de cohesie van de partij geen goed gedaan. Maar er is veel positiefs: het toppersoneel van onze partij werd ingrijpend verjongd, en straalt een nieuwe dynamiek uit.
Toen ik op het toetredingscongres van 30 september in Antwerpen het woord mocht nemen, smeekte ik de partij om niet in verdeeldheid te vervallen. Met een steun voor de Vivaldi-coalitie van 70% werd een nipte onderscheiding gehaald. Dat is geen reden voor achterhoedegevechten, maar ook niet voor triomfalisme. Ik pleitte toen ook voor een open dialoog, zo niet binnenskamers, dan toch luister bereid en constructief. Het initiatief van Stuurboord en het antwoord van ‘aan boord’ zijn onder die voorwaarden mooie aanzetten tot zo’n dialoog. Het voorbereidingspad van het decembercongres over het Kerstmanifest van voorzitter Coens is daartoe een geëigend platform. Avanti.