Het parlement roept op het nippertje straffeloosheid een halt toe. Vanaf volgend jaar leiden ook de kortste veroordelingen tot een straf, en worden gevangenisstraffen van minder dan drie jaar niet langer automatisch omgezet in elektronisch toezicht.
‘De versterking van de geloofwaardigheid van de strafuitvoering is een prioriteit. De regering garandeert dat alle straffen zullen worden uitgevoerd.’ Op haar allerlaatste vergadering voor de verkiezingen zette de Kamercommissie Justitie gisteren een belangrijke stap richting de uitvoering van die belangrijke belofte uit het federale regeerakkoord, waarover Het Laatste Nieuws vandaag bericht. Volgende week moet het wetsontwerp nog worden goedgekeurd in de plenaire vergadering.
1. Hoe is de situatie nu?
Rechters hebben vandaag geen vat op de strafuitvoering bij straffen onder de drie jaar. De beslissing of iemand effectief naar de cel moet, of een alternatief aangeboden krijgt, ligt in handen van de uitvoerende macht (lees: de diensten die onder de minister van Justitie vallen).
In de praktijk wordt een veroordeling tot minder dan vier maanden cel niet uitgevoerd. Gevangenisstraffen tussen vier maanden en drie jaar worden bijna altijd automatisch omgezet naar een elektronische enkelband (behalve voor bepaalde categorieën, zoals zedenfeiten of geradicaliseerden). Vaak volgt de enkelband pas na maanden of soms zelfs jaren strafonderbreking.
De onafhankelijke strafuitvoeringsrechtbanken zijn bevoegd voor de langere straffen. Sinds 2006 zou dat ook het geval moeten zijn voor korte straffen, maar dat werd nooit uitgevoerd. De gevolgen zijn groot: naast een gevoel van straffeloosheid, worden de meeste kortgestraften gelijk behandeld, zonder rekening te houden met de specifieke omstandigheden (zoals tewerkstelling of vergoeding van het slachtoffer).
Om zeker te zijn van een effectieve gevangenisstraf, spreken rechters nu vaak straffen van 37 maanden uit. Of ze nemen verdachten nog voor hun veroordeling in voorhechtenis om toch zeker te zijn van een bepaalde opsluitingstijd. Bij kleine veroordelingen die nooit worden uitgezeten, is de kans op recidive namelijk groter.
2. Wat verandert er?
Vanaf 1 oktober 2020 vallen ook de korte straffen onder de bevoegdheid van de strafuitvoeringsrechter. Het reglementair kader wordt duidelijker en rechtszekerder. ‘Eindelijk wordt het duidelijk voor de mensen welke straf een veroordeelde krijgt’, zegt minister van Justitie Koen Geens (CD&V).
Wie tot meer dan achttien maanden cel wordt veroordeeld, moet hoe dan ook naar de gevangenis. Na minstens een derde van de straf te hebben uitgezeten, kan vervroegde vrijlating worden gevraagd. Voor recidivisten is dat twee derde.
Zes maanden voor de eventuele vervroegde vrijlating, kan de gevangene aan de rechter vragen om de rest van de straf uit te zitten met een enkelband, of met beperkte detentie. In dat laatste regime wordt een gevangene enkel ’s avonds en in het weekend opgesloten, om zo bijvoorbeeld te kunnen werken overdag.
Concreet: iemand die tot twee jaar cel wordt veroordeeld, komt na acht maanden in aanmerking voor vervroegde vrijlating, en zes maanden ervoor kan hij eventueel om een enkelband of beperkte detentie vragen. Hij zal minstens twee maanden in de cel hebben gezeten.
Ook wie wordt veroordeeld tot een celstraf onder het anderhalf jaar, zal altijd een straf krijgen. De veroordeelde kan dan wel onmiddellijk vragen om een enkelband of beperkte detentie. Een rechter beoordeelt die vraag, en kan rekening houden met onder meer de persoonlijkheid van de dader, de kansen op maatschappelijke re-integratie, vluchtgevaar en het gedrag tegenover het slachtoffer. Bij toekenning van de vraag, wordt de veroordeelde beter begeleid om de kans op herval te beperken.
De plannen maken deel uit van de grote hervorming van het straf- en strafuitvoeringsrecht die Koen Geens plande. Die komt er niet meer, onder meer door de val van de regering. Maar dit electoraal erg gevoelige deel werd opgevist door Geens en Open VLD-Kamerlid Carina Van Cauter. ‘Het ontradend effect van gevangenisstraffen kan eindelijk opnieuw volop spelen’, zegt Van Cauter.
3. Wat met de overbevolking in de gevangenissen?
Geens probeert al een hele legislatuur het aantal gevangenen onder de grens van 10.000 te krijgen, maar de Belgische gevangenissen kreunen nog steeds onder de overbevolking. Toch meent Geens dat de nieuwe regels niet tot meer gevangenen zullen leiden, integendeel.
Op dit moment zit zo’n 35 tot 40 procent van de gevangenispopulatie in voorhechtenis. ‘Hopelijk leidt dit tot een tendens om iets spaarzamer om te gaan met de voorlopige hechtenis’, zei Geens vanochtend op Radio 1. Ook de bouw van nieuwe gevangenissen – zoals in Haren en Dendermonde – moet soelaas brengen, maar die lopen grote vertragingen op.
Van Cauter wijst naar Nederland. ‘Daar kampte men ook met overbevolking en heeft men ingezet op strafuitvoering’, zegt ze. ‘Korte straffen worden er consequent uitgevoerd. Als gevolg daarvan staan gevangenissen leeg en daalde de recidive. Dat willen we ook in België.’
4. Heeft Justitie hier voldoende middelen voor?
Een deel van de magistratuur vreest voor een bijkomende werklast die zal leiden tot een nog trager functionerende justitie. Justitie berekende dat het werk voor de strafuitvoeringsrechters meer dan verdubbelt.
Geens belooft extra middelen. Hij voorziet dit jaar nog 400.000 euro voor de nodige aanwervingen. De volgende regering moet dan vier miljoen euro per jaar vrijmaken voor een zestigtal bijkomende mensen. Het bijkomende voordeel is dat de procedure voor de strafuitvoeringsrechtbank grotendeels schriftelijk zal verlopen, wat minder tijd kost.
‘Door dit wetsvoorstel nu nog te stemmen, is de taak voor de volgende regering duidelijk’, zegt Van Cauter. ‘Er moet meer geld naar strafuitvoering gaan, en Justitie in het algemeen.’ Eerder maakte Koen Geens het mogelijke verderzetten van zijn ministerschap al afhankelijk van bijkomende middelen.