Naar aanleiding van uw vragen heb ik het standpunt van het College van Hoven en Rechtbanken gevraagd omtrent de materies die u aanhaalt in uw respectievelijke vragen. Bij brief van 7 mei mocht ik dit ontvangen.
Ik citeer uit dat standpunt:
1. Rechtstreeks belanghebbenden kunnen – cf. art 21 bis van het Wetboek van Strafvordering – tijdens een opsporingsonderzoek toelating vragen tot inzage en kopiename van het strafdossier;
2. Het komt de onderzoeksrechter toe om, in het gerechtelijk onderzoek, krachtens art. 61ter van het Wetboek van Strafvordering, toelating tot inzage en/of kopiename van het strafdossier te geven;
3. Enkel wanneer toelating wordt verleend tot inzage EN kopiename, is het gebruik van moderne technologie en scannen middels leespennen, handscanner, smartphone en tablets toegelaten; zelfs dan kan de onderzoeksrechter uitdrukkelijk bepaalde stukken uitsluiten van inzage en kopiename;
4. Er is geen expeditierecht verschuldigd wanneer de griffier niet tussenkomt in het verstrekken van de kopieën en een derde het strafdossier raadpleegt en, met eigen middelen, instaat voor de kopiename ervan (cf. Circulaire Fod Financiën 6/2014 dd. 27/02/2014).
Verder stelt het College dat “het inzagerecht concreet betekent dat een volledig strafdossier mag worden doorgelezen en zelfs, ter griffie, manueel overgeschreven” en ik onderstreep hier de woorden “en zelfs, ter griffie, manueel overgeschreven”.
Ook geeft het College aan geen principieel bezwaar te hebben tegen de veralgemeende toepassing van het gebruik van moderne technologie die toelaat om, naar aanleiding van de inzage van het dossier, het dossier zelf te kopiëren. Maar het College voegt er aan toe dat dit laatste “kopiëren aan de hand van moderne technologie” naar zijn mening een wetswijziging zou vereisen.
Ik kan mij vinden in het standpunt van het College misschien met uitzondering van dit laatste aspect, met name dat het een wetswijziging zou vereisen om het gebruik van moderne technologie bij het kopiëren van het dossier naar aanleiding van de inzage.
Het wettelijk argument dat het overschrijven wél met de pen zou toelaten en het overschrijven met modernere technologie niet, vind ik niet. Een evolutieve of teleologische interpretatie van de wet dringt zich op. De bedoeling van het inzagerecht is diegene die wettelijk inzage mag nemen toe te laten maximaal kennis te nemen van het dossier. Door dit materieel onnodig lastig te maken, dienen we de doelstelling van de wet niet.
Zoals tevens wordt vermeld in de brief van het College waarvan eerder sprake, blijft het geheim van het onderzoek onverkort gelden ongeacht of een schending nu voortvloeit uit een inzage en kopiename op de klassieke wijze dan wel bij gebruik van moderne technologie. Er mag immers geen misbruik worden gemaakt van het inzagerecht. En hier bestaat misschien wel aanleiding tot wetswijziging om eventuele misbruiken bij gerechtelijk onderzoek en opsporingsonderzoek gelijk te verbieden.
Momenteel bestaat er inderdaad enkel een strafrechtelijke bepaling die het misbruik van door inzage en kopie verkregen inlichtingen in een gerechtelijk onderzoek regelt. Zoals u weet zijn inzage en kopie recent ook voorzien in het opsporingsonderzoek. Het is waarschijnlijk nuttig om wetgevend te verduidelijken dat het geheim van het onderzoek ook geldt voor deze opsporingsonderzoeken, met gelijk verbod van het misbruik.
Hoewel het niet noodzakelijk is volgens mij, kunnen we van deze gelegenheid gebruik maken om ook het kopiëren met moderne technologie wettelijk te verankeren, als we zo de rust kunnen doen weerkeren. Ik zal hierover per direct overleg plegen met het College en, indien nodig, wetgevend initiatief nemen.
We werken volop verder aan de digitalisering van de strafrechtelijke dossiers en de online consultatie ervan waardoor het kopiëren als dusdanig minder noodzakelijk zal worden. Dit is onder andere al in verscheidene gevangenissen mogelijk gemaakt.