Beste leerkrachten,
Beste aanwezigen,
Een wijze man (Confucius) zei zeer lang geleden: “Wie oude kennis koestert en voortdurend nieuwe vergaart, mag een leraar van anderen zijn.”Hiermee wil ik jullie oprecht bedanken voor de moeilijke en verantwoordelijke rol die jullie dagelijks vervullen. Jullie werken er dagelijks hard aan om jonge geesten te inspireren en het beste uit hen te halen.
Doorheen de geschiedenis is er steeds een wederzijdse beïnvloeding geweest tussen ‘het westen’ en ‘de islam’.
Het is evident dat de komst van de islam in onze samenleving ook de intrede van de daaraan verbonden symbolen, gebruiken en rituelen impliceert. De islam maakt sedert decennia integraal deel uit van onze Westerse en Belgische maatschappij. In 1974 kreeg het de status van erkende eredienst. De aanwezigheid en de institutionalisering van de islam in België is een lang en complex proces waarbij principes, al dan niet vastgelegd in verdragen en de Grondwet, zoals de scheiding van kerk en staat, de vrijheid van godsdienst, het verbod van discriminatie, de gelijkheid tussen man en vrouw fundamenteel zijn. De uitspraak van de Amerikaanse president Franklin Roosevelt is hier zeker van toepassing: "Geen enkele democratie kan lang bestaan als zij niet, als fundament voor haar bestaan, de erkenning van de rechten van minderheden accepteert."
Vandaag ben ik uitgenodigd om over preventie van radicalisering en gewelddadig extremisme te spreken. Het is van uiterst belang dat we met jullie hierover in dialoog gaan.
Jullie zijn als leerkrachten en kenners van de godsdienst uiteraard veel beter uitgerust om met jongeren in dialoog te treden en dus op een zeer goede en constructieve manier aan preventie te doen.
Ik kan het niet genoeg benadrukken: het begrip radicalisering is een breed begrip dat vele vormen kan aannemen en dewelke zeker niet altijd problematisch zijn. IntegendeelJesus en Mohammed waren radicaal, net zo goed als Galileo Galilei. De jeugd moet ook radicaal zijn. Ze moet zich afzetten tegen heersende waarden en normen en de huidige maatschappijordening in vraag durven stellen. Dat is net wat onderwijs elke leerling moet aanleren. Neem niet zomaar alles aan, durf kritisch zijn. Leerlingen die zomaar alles klakkeloos overnemen en reciteren zijn niet de beste leerlingen, dat weten jullie evengoed als ik. Radicale ideeën zijn dus een essentieel onderdeel om onze maatschappij te laten groeien en evolueren en op zich niet problematisch. De preventie van radicalisering is enkel van belang bij het procesmatig karakter van de potentiële overgang van radicalisering naar polarisatie, en uitzonderlijk naar gewelddadig extremisme en terrorisme.
Het Federaal Regeerakkoord voorziet daarom in een integrale aanpak van radicalisering, gewelddadig extremisme en terrorisme en een eenheid in de te ondernemen acties op alle niveaus. Om deze aanpak ook binnen het onderwijsbeleid te integreren, worden er momenteel inspanningen geleverd op alle mogelijke domeinen binnen de verschillende onderwijsnetten.
De huidige strategie rond radicalisering, gewelddadig extremisme en terrorisme werd geïntegreerd in de nieuwe Kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan van juni 2016.
Op verschillende beleidsniveaus werden sindsdien talrijke maatregelen genomen om de geïntegreerde en integrale aanpak tegen terrorisme en het gewelddadig extremisme te versterken. Deze worden nu verder in de praktijk omgezet en moeten vooral oog hebben voor een doeltreffende coördinatie en afstemming tussen de verschillende regeringsniveaus en beleidsdomeinen.
De aanpak van radicalisering vraagt immers om een gedeelde verantwoordelijkheid op alle beleidsniveaus, federaal en deelstatelijk.
Maar ook de steden en gemeenten zijn een belangrijke pijler voor de uitvoering van deze actieplannen. Ze hebben een regierol in de aanpak van radicaliseringsprocessen. Radicaliseringsprocessen worden immers best aangepakt in de lokale context. Lokale actoren, eerstelijnswerkers maar ook de ouders, de leerkrachten en de directe omgeving van jongeren vervullen een cruciale rol in de uitvoering van het preventiebeleid. Sinds de invoering van de Lokale Integrale Veiligheidscellen (LIVC) is de informatie-uitwisseling tussen de verschillende actoren sterk verbeterd maar de informatiedeling blijft een aandachtspunt. De betrokken stakeholders kennen elkaar vaak nog onvoldoende.
Om de lokale besturen optimaal te ondersteunen in hun aanpak van radicalisering, is er afstemming en samenwerking nodig tussen enerzijds de verschillende betrokken beleidsdomeinen binnen de verschillende overheden en anderzijds de verschillende beleidsniveaus (lokaal, regionaal, federaal, Europees).
De federale en gemeenschaps-/gewestelijke overheden verlenen financiële steun en specifieke inhoudelijke expertise aan lokale besturen en ondersteunen de reguliere beleidsdomeinen (onderwijs, werk, jeugdwerk, welzijn,…) zodat die de radicaliseringsthematiek kunnen integreren in hun dagdagelijkse werking.
Terwijl radicalisering niet alleen toe te schrijven is aan kansarmoede of sociaaleconomische achterstand is het toch van cruciaal belang ervoor te zorgen dat jongeren en jongvolwassenen zich gewaardeerd voelen, zich deel van de samenleving voelen en duidelijke toekomstperspectieven zien. Verder is het belangrijk niet in de val te trappen van het ‘culturaliseren’ van deze problematiek en moet er een grote voorzichtigheid aan de dag gelegd worden in het spreken over ‘moslimradicalisering’. De media-aandacht en sfeermakerij dragen bij tot onrust in de maatschappij en werkt verdere polarisering in de hand waardoor de voedingsbodem, die net moet worden aangepakt, nog verder wordt gevoed.
Het is duidelijk dat de overgang van radicalisering naar een gewelddadige handeling meestal is geworteld in een identiteitscrisis gekoppeld aan de adolescentie of de overgang naar volwassenheid, aan een behoefte tot erkenning, houvast, enz. Het jihadistische profiel is vaak ook gekoppeld aan een misdaad- en criminaliteitsprofiel, wat de overgang naar de ‘daad’ gemakkelijker maakt.
Een preventieve aanpak besteedt dus aandacht aan het verminderen van mogelijke voedingsbodems voor deze drijfveren. Het versterkt de weerbaarheid van jongeren tegen extremistische manipulaties en biedt een krachtig tegengeluid tegen- en alternatieven voor- dit extremistisch aanbod.
Naast specifieke maatregelen ter preventie van radicalisering dient er tegelijkertijd te worden ingezet op een inclusieve samenleving, waarin iedereen zich thuis voelt en dezelfde kansen krijgt. Algemene maatregelen zoals een strenge veroordeling en aanpak van racisme en discriminatie, werken aan een toegankelijke hulpverlening, een versterkt jeugdwerk, buurtsport, enz. zijn onontbeerlijk.
Maar ook onderwijs is van groot belang. Islamonderwijs in het bijzonder. Zowel binnen als buiten de moslimgemeenschappen bekritiseert men de werking van de Koranscholen. De overheid wil daaraan te verhelpen en wordt daarmee in een regulerende repressieve rol gedwongen. Een dergelijke rol is in deze nooit de eerste keuze van de overheid. Het moet steeds de uitdrukkelijke ambitie zijn van de gemeenschap om zelf en kordaat te zorgen voor goede Koranscholen en idem dito voor goede leerkrachten. Het is aan de geloofsgemeenschap zelf om kwaliteitsvolle opleiding voor jongeren te voorzien. Dit moet een bron van fierheid zijn.
Education is key , maar onderwijs en kennis volstaan niet. Het is wel een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde. Aanvaarding van interculturaliteit in beide richtingen is dé conditio sine qua non.
Cruciaal is de mate waarin de generaties sociaal-economisch en sociaal-cultureel emanciperen. Het scenario van empowerment en hoop is waarschijnlijk, daar waar meer gelijke kansen voor migranten en hun kinderen bestaan. De combinatie van ambitie en motivatie onder kinderen van migranten en de geboden kansen laten vaak spectaculaire vormen van intergenerationele mobiliteit zien in de tweede generatie. Meisjes waarvan de moeder analfabeet is weten zich op te werken tot advocaat of dokter. De sterkste vorm van sociale mobiliteit vindt plaats van moeder op dochter. Het effect van die vorm van mobiliteit is ook het grootst. Daartegenover staat dat in landen waar nauwelijks kansen worden geboden een groot deel van de tweede generatie een marginale positie inneemt en een gevoel van miskenning en vernedering heerst. De mate van openheid van de samenleving speelt voor de uitkomst van het scenario ook een belangrijke rol. Als het de sociaal gestegen tweede generatie moeilijk gemaakt wordt zich met de samenleving te identificeren, dan dreigt een minder positief scenario. Het vernederen van juist het meest succesvolle deel van de tweede generatie kan zeer negatieve gevolgen hebben. Elke keer als zij bij solliciteren voor een baan door werkgevers worden gediscrimineerd of als zij in het uitgaanscircuit door portiers worden geweigerd neemt het verzet tegen en de afkeer van een samenleving die hen uitsluit toe.
Er zijn in het verleden fouten gemaakt. Door de Belgische staat en de allochtone gemeenschappen. Ook hier geldt : Wie zijn geschiedenis en identiteit niet kent begrijpt zijn heden niet en heeft ook geen toekomst. Laat de jongeren dus kennis maken met hun identiteit, leer hen hun geschiedenis. Geef hen zelfvertrouwen en vertrouwen in de toekomst.
Alle heil kan, hoe fantastisch jullie ook zijn als leerkrachten, niet enkel van jullie worden verwacht. Als samenleving moeten we collectief hetzelfde doen. De waarheid is immers dat we na 70 jaar immigratie nog steeds spreken over integratie. Dat is hallucinant. Er is toch een fundamenteel onderscheid tussen een Syriër die zonet het oorlogsgeweld is ontvlucht en de jongeman van Marokkaanse origine wiens ouders reeds hier geboren zijn die hoopt, droomt en liefheeft in zijn land dat België heet.
Ik dank u.