Binnenkort zijn er minder bewijzen nodig om haatpredikers te vervolgen. Dat moet voorkomen dat ze hun boodschap kunnen blijven verspreiden, zoals een omstreden imam in Verviers.
Het aanzetten tot terrorisme is al strafbaar in ons land, maar het probleem is dat zulke feiten vaak moeilijk te bewijzen zijn. Daar komt binnenkort verandering in. Op de laatste plenaire vergadering van het parlementaire jaar, op 20 juli, keurde het parlement een verscherpte strafwet voor het aanzetten tot terrorisme goed. Die wordt van kracht zodra hij in Het Staatsblad wordt gepubliceerd. "Dat kan elk moment gebeuren", maakt Sieghild Lacoere, woordvoerster van minister van Justitie Koen Geens (CD&V), zich sterk.
In de nieuwe wet wordt de strafbaarstelling uitgebreid. Voortaan riskeren ook mensen die via sociale media aanzetten tot terroristische daden een gevangenisstraf van vijf tot tien jaar. Bovendien moet het in de toekomst eenvoudiger worden om dat misdrijf te bewijzen. Vandaag is er nog bewijs nodig dat het aanzetten tot terrorisme ook een risico op het plegen van een misdrijf met zich meebracht. Die extra drempel valt weg: louter aanzetten tot is al voldoende om strafbaar te zijn. Ook oproepen om te gaan strijden in jihadistische gebieden wordt strafbaar. Tot nu toe konden enkel de jihadi's zelf worden vervolgd.
Niet met enkelband
Over enkele maanden zal het ook eenvoudiger zijn om haatpredikers op te sporen. De Staatsveiligheid kan hen dan makkelijker afluisteren. "Men zal ook op het internet kunnen patrouilleren", voegt Lacoere eraan toe. Daarvoor is het wel nog wachten op de nieuwe wet op de Bijzondere Opsporingsmethoden (BOM), die in de herfst in het parlement wordt besproken.
Enerzijds is er dus minder bewijslast nodig, anderzijds wordt het eenvoudiger om bewijsmateriaal te vergaren. Dat alles maakt dat radicale imams en andere haatpredikers sneller vervolgd zullen kunnen worden. De strafmaat werd bovendien niet toevallig op vijf tot tien jaar gelegd. Bij straffen tot drie jaar is het immers mogelijk dat de veroordeelde zijn straf thuis uitzit met een enkelband.
"Wat ons betreft, kan daar bij terroristische misdrijven geen sprake van zijn", zegt Lacoere. Ze benadrukt wel dat er nog steeds bewijzen nodig zijn, en dat de eindbeslissing nog altijd bij de onderzoeksrechter ligt. "Het strafwetboek geeft een indicatie, maar de rechter oordeelt autonoom of er voldoende ernstige aanwijzingen zijn en welke strafmaat hij oplegt."
In beroep tegen uitwijzing
Dat er nood was aan een wetsaanpassing bleek eerder deze week nog. In een filmpje riep een jonge moslim in het centrum van Verviers op om christenen te doden. "Roei de hatelijke christenen uit. Dood hen allemaal. Laat hun wapens en hun munitie als oorlogsbuit in handen van de moslims vallen en steun onze strijders", is de weinig fraaie boodschap die hij bracht. De jongen, een jaar of vijftien oud, blijkt de zoon te zijn van de beruchte imam El Alami Amaouch.
Die imam, van Nederlands-Marokkaanse afkomst, is al meer dan een jaar bekend bij de Belgische veiligheidsdiensten, die hem als een gevaar voor de openbare veiligheid beschouwen. In zijn preken zou Amaouch kandidaat-jihadi's hebben opgeroepen om in Syrië te gaan strijden. Vanzelfsprekend gingen daardoor bij de Staatsveiligheid de alarmbellen af.
En toch kan de imam voorlopig ongemoeid in ons land blijven. In zijn moskee in Verviers zou hij niet langer welkom zijn, maar zijn boodschap zou hij in zijn eigen huis blijven verspreiden onder een aantal trouwe volgelingen.
Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (N-VA) heeft het afgelopen jaar twee keer een uitwijsbevel tegen de man uitgevaardigd, maar Amaouch ging telkens in beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Eind deze maand volgt de uitspraak. "Wij doen het maximale binnen onze bevoegdheden, maar dit is een rechtsstaat en dus kan er beroep worden aangetekend. Nu moeten we wachten op de uitspraak van de Raad en hopen dat het recht geschiedt", stelt Franckens woordvoerster Katrien Jansseune.
Hoe vaak het gebeurt dat iemand die om veiligheidsredenen wordt uitgewezen in beroep gaat, is niet bekend.