Ik heb nooit iemand als Jean-Luc Dehaene gekend. Direct en authentiek, doodeerlijk, briljant verstandig, scout voor het algemeen belang, bijzonder loyaal en steeds paraat. De beste en de grootste Belgische premier die van zijn regering een ploeg van vertrouwen maakte, die anderen kon laten voorgaan en toch zijn schouders leende, ook nog de laatste jaren. Hij was een voorbeeld voor iedereen, en ik heb hem altijd als eerste genoemd als ik naar een model gevraagd werd.
Sterke bomen sterven staande. Zij blijven een voorbeeld tot het einde. Ze geven moed in plaats van er te vragen. Ze nemen geen afscheid, maar ze getuigen wel liefdevol, je weet maar nooit. Ze geven geen raad, ze vertellen een boodschap, schijnbaar vrijblijvend, maar diep geëngageerd, al was het maar door het verweerd verleden dat ze uitstralen.
Sterk dat was Jean-Luc Dehaene. Ruwe schors, maar een blanke pit. Na gewetensonderzoek, over een leven lang, concludeerde hij: "ik moet me bij niemand verontschuldigen". Hij trok een Regering, een partij, een land, zelfs als hij niet leidde, geen premier of voorzitter was. Dan steunde en duwde hij zo hard dat hij opnieuw trok, zonder dat iedereen het zag, maar hij deed het wel. Gezien worden interesseerde hem niet. Als hij het goede maar kon doen. Want elkeen telde voor hem, hij kende en maakte geen onderscheid tussen mensen. Kracht voor tien, intelligentie voor meer dan zoveel, en moed voor een heel leger.
Een boom, dat was hij ook. Een rode beuk, met diep vertakte wortels, die vanachter een dicht gebladerte naar de sterren kijkt, om de weg vooruit te zien, ver vooruit. Om dan opnieuw met de voeten op de grond voort te gaan, immer voort.
Kabinetschef in de jaren 70, minister in de jaren 80, premier in de jaren 90, groot Europees voortrekker in de 21ste eeuw. Wat een voorzitter van de Europese Commissie ging aan hem verloren. Dehaene na Delors, het zou Europa beter gewapend hebben tegen de financiele crisis. Maar hij was tevreden met Belgie en hervormde niettemin Europa en stutte zijn partij.
Ik vertel graag twee anekdotes die Jean-Luc ten voeten uit typeren. De eerste gaat over de verkiezingen van 2003 waar we na een harde oppositiekuur van vier jaar hoopten het verloren dioxineterrein opnieuw in te halen. Ik werd gevraagd door Stefaan De Clerck om lijstduwer te staan bij de opvolgers op de Senaatslijst. Gek gepiekerd, want ik wilde helpen maar vreesde dat ik weinig effectief zou zijn, toog ik naar het stadhuis van Vilvoorde. Burgemeester Dehaene gaf me de raad het niet te doen: ik moest me sparen voor als ze me echt nodig hadden. Terwijl ik later die dag terug naar Leuven reed, hoorde ik op de radio dat 'mijn' plaats op de opvolgerslijst zou genomen worden door Dehaene. Ik was verlost, en de partij dolgelukkig. Nog later vernam ik dat Herman Van Rompuy - die na mij in de Vilvoordse wachtzaal zat - hem overtuigd had.
Een tweede anekdote is maar enkele weken oud, en houdt verband met ons verkiezingscongres van 26 april 2014. In de benedenhal van het Concertgebouw in Brugge hoorde ik plots nadrukkelijk en bij herhaling 'Koen' roepen. Het was Jean-Luc die, pas geopereerd, met de camera's in zijn zog probeerde mij bij te benen en van de persaandacht te laten genieten. We praatten voor de camera's en samen met Celie gingen we naar boven en dronken we koffie. Hij was de held van ons verkiezingscongres. Aan het einde schudde hij mij de hand en hij zei goedmoedig: "geef er nu maar een lap op". Het zal niet mankeren, en bedankt voor alles, Jean-Luc. Diepste respect en medeleven aan Celie, Tom, en de ganse familie.