‘In de begrotingsberekeningen zit een systeemfout’, raast Van Overtveldt, die het ‘kotsbeu is dat men zegt dat hij niet kan tellen’. ‘Wij zijn het ook beu’, reageert de oppositie, ‘want de fout ligt bij u, het systeem werkt.’
Sylvie Van Ginneken
‘J’en ai marre.’ Gisteren bereikten de frustraties van minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) een kookpunt. De steeds terugkerende mantra ‘de minister kan niet tellen’ heeft diep op hem ingehakt. Dat de ramingen voor de begroting en het werkelijke cijfer zo ver uit elkaar liggen, heeft niets te maken met onkunde, schreef hij. ‘Al jarenlang worden de inkomsten serieus overschat. In de berekeningen zit een systeemfout. Mijn collega’s die ook in de vorige regering zaten, weten dat zeer goed’, argumenteerde hij.
Betekent dat dan dat de politiek de ogen al jarenlang sluit en telkens een schietgebedje doet dat het nattevingerwerk in de buurt komt van het finale cijfer? Volgens de SP.A is die insinuatie ongehoord en onwaar. ‘De fout ligt niet bij het systeem, maar bij Van Overtveldt’, reageerde John Crombez op Radio 1. ‘De vorige regeringen slaagden er dikwijls wel in om nauwkeurige ramingen te maken.’
De boodschap is met andere woorden: de vorige ministers (en hun diensten) konden beter tellen. Al valt er over de begrotingsoefeningen van Van Overtveldts voorgangers ook een en ander te zeggen.
1. Geens bleef kalm
Nog niet zo lang geleden, in 2013, moest de regering-Di Rupo in allerijl op zoek naar 2,8 miljard euro om de begroting op koers te houden. De reden klinkt u waarschijnlijk bekend in de oren: de fiscale ontvangsten vielen lelijk tegen.
Een groot verschil met Van Overtveldt: toenmalig minister van Financiën Koen Geens (CD&V) werd niet verweten dat hij niet kon tellen. Ten eerste had hij nog maar net de fakkel overgenomen van partijgenoot Steven Vanackere, die ontslag had genomen. Bovendien viel de groei lelijk tegen, waardoor Geens wat ademruimte kreeg.
Oké, we liegen: er zijn twee grote verschillen. Geens liet zich absoluut niet in de gordijnen jagen. Een zoektocht naar miljarden? ‘Daar dient een begrotingscontrole voor’, zei hij stoïcijns.
2. Vanackere werd er moe van
CD&V’er Steven Vanackere heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat minister van Financiën zijn niet bepaald zijn droomjob was. Maar ondanks de onderhandelingsmarathons die de minister moest doorstaan, was hij ‘altijd moe’, maar niet ‘het moe’. Eind 2011 kreeg Vanackere wel al een grote opdoffer. Het begrotingstekort van dat jaar viel groter uit dan verwacht. Vanackere moest meteen een inschattingsfout van 2,2 miljard euro rechtzetten.
Optimistisch bleef hij wel. In het begin van zijn begrotingslijdensweg hoopte hij nog dat alles in evenwicht zou zijn tegen 2015. ‘Een helse klus, maar niets is onmogelijk’, klonk het destijds.
3. Reynders zei foert tegen Europa
Toegegeven: wie van 1999 tot 2011 minister van Financiën is, heeft meer kans om er eens naast te zitten. Didier Reynders (MR) moest in 2009 een begrotingstekort incasseren dat 5,9 procent van het bbp bedroeg (terwijl het door Europa opgelegde maximum tegenwoordig 3 procent bedraagt). Een jaar eerder schatte Reynders het tekort nog tussen de 1 en 2 procent van het bbp in, oftewel zo’n 14 miljard euro minder.
Reynders maakte zich ook geen zorgen toen in september 2009 het hele bedrag dat de regering had ingecalculeerd om de impact van de financiële crisis op te vangen, was opgesoupeerd voor dat jaar. ‘Voor bepaalde posten is nog een recuperatie voorzien, terwijl er voor andere verdere verliezen zullen worden geleden’, klonk het.
Dat ons land de norm van 3 procent niet ging halen tegen 2012, vond Reynders geen punt: ‘Het zal 2013 zijn. Anders is het echt niet te doen.’