Eind vorig jaar heeft de regering beslist om de bestaande vrijstelling voor intresten van gereglementeerde spaarboekjes, die tot vandaag enkel geldt voor de Belgische, uit te breiden naar boekjes die onder vergelijkbare voorwaarden worden aangehouden bij financiële instellingen in om het even welke lidstaat van de Europese Economische Ruimte. Die uitbreiding maakt deel uit van een wetsontwerp dat eerstdaags bij het parlement wordt ingediend en is het gevolg van rechtspraak van het Europees Hof. Intussen heeft ook het Grondwettelijk Hof zich in de discussie gemengd. Het heeft gemeend enkele wetsbepalingen te moeten vernietigen in verband met het tarief van de personenbelasting en de roerende voorheffing op de interesten van spaarboekjes die de vrijgestelde grens overschrijden. Kort gezegd is die vernietiging mee gebaseerd op de Europese rechtspraak die de Belgische fiscale regeling inzake gereglementeerde spaarboekjes strijdig heeft bevonden met de Europese wetgeving.
Om dat te verhelpen is een parlementair initiatief in voorbereiding om de uitbreiding van de regeling inzake gereglementeerde spaarboekjes met terugwerkende kracht twee jaar eerder te laten in werking treden. Aldus kunnen, daar waar nodig, de tarieven die de vorige twee jaar van kracht waren, ook met terugwerkende kracht worden hersteld, zonder dat er nog strijdigheid is met het Europees recht. Op die manier zullen er geen verliezers, maar ook geen winnaars zijn. De toestand, zoals hij bestond voor het arrest van het Grondwettelijk Hof, zal op die manier gewoon worden geconsolideerd en bevestigd.
Ik deel de vrees van de heer Daems niet dat deze regeling aanleiding zou geven tot wat hij het “uitvlaggen” van Belgische banken noemt. De uitbreiding van de vrijstelling van gereglementeerde spaarboekjes zal immers slechts gelden onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de spaarboekjes die aangehouden worden bij een financiële instelling die in een andere lidstaat gevestigd is, wat de basisvereisten betreft, aan identieke voorwaarden beantwoorden, als die welke in België gelden, en dat zij wat de andere voorwaarden betreft, aan analoge voorwaarden beantwoorden.
Het verheugt me in het bijzonder dat de heer Daems een eventuele uitbreiding van de vrijstelling voor gereglementeerde spaarboekjes naar sommige andere producten, waaronder schuldinstrumenten van de Belgische overheid, zeer genegen is en dat hij een dergelijke uitbreiding zelf als een win-winsituatie blijft beschouwen. In dit verband heb ik enkele maanden geleden zeer concrete voorstellen gedaan die evenwel zeer tot mijn spijt, en ik neem aan, ook tot zijn spijt, de eindmeet niet hebben gehaald.