Mondelinge vraag betreffende de delegatie van 7 Nederlandstalige griffiers binnen het arrondissement Brussel aan de heer Koen Geens minister van justitie.
Meneer de minister,
Eerder dit jaar gebeurde in het arrondissement Brussel een opmerkelijke transfer. Zeven Nederlandstalige griffiers werden tegen de wil van de hoofdgriffier op bevelschrift van de voorzitter van het Hof van Beroep overgeplaatst naar de Franstalige rechtbanken.
Deze transfer is omstreden niet alleen omdat hij mogelijk niet wettelijk is maar ook omdat het leegzuigen van de Nederlandstalige rechtbank ten voordele van de Franstalige rechtbanken tot gevolg had dat de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg niet meer naar behoren kan functioneren. Het parket van Halle-Vilvoorde die een kordaat vervolgingsbeleid wil instellen kreeg zo te horen dat door haar gewenste zittingen niet zullen kunnen worden georganiseerd.
Ik ondervroeg u eerder hierover en u antwoordde dat u de procureur-generaal opdracht zou geven de wettelijkheid te onderzoeken. Deze zou de hete aardappel hebben doorgeschoven naar de Procureur des Konings.
Sinds de kwestie van de delegatie aan het licht kwam, zijn intussen bijna twee maanden verstreken.
Meneer de minister,
Wat is momenteel de stand van zaken? Wat is de inhoud van het laatste advies dat u ontvangen hebt en welk is uw reactie daarop?
Alvast bedankt voor uw antwoord
Kristien Van Vaerenbergh
Antwoord van de Minister:
Ik ontving effectief een antwoord op mijn vraag om advies van de procureur-generaal bij het Hof van beroep van Brussel. Hij put naar eigen zeggen geen bevoegdheid uit artikel 399 van het Gerechtelijk Wetboek omdat het volgens hem niet de bedoeling van de wetgever van 1 december 2013 was om de nieuwe bevoegdheid van de Eerste Voorzitter van het Hof van Beroep (artikel 328, vierde lid van het Gerechtelijk Wetboek) te onderwerpen aan de toezichtsrol van de Procureur Generaal
Op basis van alle verstrekte informatie kom ik tot de volgende bevindingen.
Artikel 328, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het gerechtelijk wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde, luidt thans als volgt:
"Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter, op advies van de hoofdgriffier en in voorkomend geval van de voorzitter, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, opdracht geven aan:
1 ° een personeelslid van niveau A of B, zonder zijn toestemming, zijn ambt uit te oefenen in een andere griffie van het rechtsgebied voor een periode van ten hoogste een jaar. De opdracht kan
worden hernieuwd ingeval de betrokkene daarin toestemt;
2° een personeelslid van niveau A of B, zonder zijn toestemming, zijn functie uit te oefenen in een andere griffie van het arrondissement voor een hernieuwbare periode van ten hoogste een jaar;
3° een personeelslid van niveau C of D, zonder zijn toestemming, zijn functie uit te oefenen in een andere griffie van de afdeling, of in een andere griffie van het arrondissement Brussel, Waals-Brabant of Leuven voor een hernieuwbare periode van ten hoogste een jaar. ".
Doel van de wetswijziging was onbetwistbaar de voormalige delegatiebevoegdheid van de procureurs-generaal met betrekking tot griffiers over te hevelen naar de Eerste Voorzitters bij de hoven van beroep in het licht van het nieuwe gerechtelijk landschap.
De precisering “met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken” werd met de wet van 1 december 2013 in artikel 328, vierde lid, opgenomen. Een soortgelijke precisering vinden we trouwens ook onder meer in artikel 98 van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de delegatie van rechters en in artikel 100 met betrekking tot de subsidiaire benoeming van rechters.
Het ontbreken van een dergelijke precisering in de oudere versie van artikel 328 van het Gerechtelijk Wetboek was klaarblijkelijk de reden dat de wetgever artikel 64 in de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel (BHV-wet) heeft voorzien.
Het uitgangspunt van de wetgever bij het aannemen van artikel 64 van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel was een strikte taalscheiding. Delegaties van een Nederlandstalige rechtbank naar een Franstalige rechtbank werden daarom enkel onder strikte voorwaarden toegelaten, en beperkt tot overtallen. De ratio legis was eenvoudig. De inwerkingtreding van de BHV-wet was destijds gekoppeld aan het bereiken van 90% invulling van alle kaders. Met de mogelijkheid tot delegatie van de ene naar de andere rechtbank heeft men een mechanisme willen inbouwen om overtallen uit de Nederlandstalige rechtbank te kunnen benutten in de Franstalige rechtbank en op die wijze de inwerkingtreding van de wet te versnellen.
Het betreft dus een “lex specialis” waarop het principe “lex specialis derogat legi generali” van toepassing is. Thans zijn er geen overtallen meer waardoor deze bepaling buiten werking is getreden. Alhoewel de ratio legis van deze bepaling erin bestond de inwerkingtreding van de wet sneller te bewerkstelligen en dus thans voorbijgestreefd is, was het uitgangspunt in elk geval een taalscheiding waarop een tijdelijke uitzondering werd voorzien.
Met de nieuwe versie van artikel 328, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoerd bij wet van 1 december 2013, werd de wil van een strikte taalscheiding opgenomen onder de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. De precisering “met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken” legt evenwel niet expliciet verbod op tweetalige griffiers te delegeren naar een anderstalige rechtbank, er wordt enkel gevraagd rekening te houden met de wet van 15 juni 1935.
Die wet van 15 juni 1935 blijkt nu weliswaar heel duidelijk wat de strikte taalvoorwaarden voor benoeming van magistraten betreft (artikel 43), maar niet wat de benoeming van griffiers of hun delegartie betreft (artikel 53).
Het argument van de Eerste Voorzitter dat er in casu slechts sprake is van delegaties en niet van benoemingen en dat zijn interventie aan de strekking van de taalwet ontsnapt, wordt dus niet ontkracht door de letterlijke lezing van artikel 328, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, iuncto artikel 53 van de wet van 15 juni 1935.
Gelet op de scheiding der machten is het mij niet toegestaan tussen te komen in de organisatie of werking van de hoven en rechtbanken. Het parlement heeft de externe controle immers toevertrouwd aan de Hoge Raad voor de Justitie.
Mondelinge vraag betreffende het veiligheidskorps te Brussel aan de heer Koen Geens minister van justitie.
Meneer de minister,
Vorige week was er een nieuwe aflevering in de soap rond het Brusselse veiligheidskorps. Het veiligheidskorps werd ingezet voor de overbrenging van gedetineerden naar de rechtbank. Door personeelsgebrek konden ze bijgevolg niet meer instaan voor de bewaking van het Portalis-gebouw. Het resultaat hiervan laat zich raden: de jeugdrechtbank werd gesloten en alle zittingen werden opgeschort.
Een pijnlijke dag voor de magistraten, hun griffiers maar evenzeer voor de rechtzoekende en het imago van justitie in het algemeen.
Ik hoorde op de radio echter de aankondiging dat u wou voorzien in 20 extra personeelsleden voor het veiligheidskorps.
Procureur-generaal Delmulle pleitte dan weer de hele beveiliging van de Brusselse justitie door 1 dienst te laten uitvoeren. Hij verwijst hiermee ongetwijfeld ook naar de spanningen die er geregeld zijn bij de samenwerking tussen het veiligheidskorps en de politie. Uw voorganger minister Turtelboom liet een audit uitvoeren omtrent deze samenwerking en deze audit leidde tot een reorganisatie en een duidelijke afbakening van de bevoegdheden tussen beide diensten.
Meneer de minister,
1. Klopt dit, komen er 20 extra personeelsleden? Wanneer start de selectie- en aanwervingsprocedure? Tegen wanneer zullen deze inzetbaar zijn?
2. Hoeveel personeelsleden telt het veiligheidskorps momenteel? Hoeveel van hen zijn langdurig ziek (> 1 maand)?
3. Hoe evalueert u de gevolgen op het terrein van de reorganisatie tengevolge de audit? Zijn de spanningen tussen beide diensten intussen verminderd?
4. Hoe staat u tegenover de idee van de procureur-generaal om de veiligheid binnen de Brusselse justitie door 1 dienst te laten uitvoeren?
Alvast bedankt voor uw antwoord
Kristien Van Vaerenbergh
Antwoord van de Minister:
Chers collègues,
J’ai demandé à traiter ces questions ensemble. Toutes ont trait en effet au débat sensible autour de la sécurité du Campus Poelaert.
Le Palais de Justice de Bruxelles est placé depuis le 16 janvier en niveau 3 ‘grave’, et fait l’objet de mesures de protection permanentes de la part de la police de Bruxelles, appuyée par l’armée dans l’exécution de cette mission. Cette garde armée de l’accès public du Palais de Justice vient en complément de mesures de sécurité habituellement prises à l’égard d’audiences à risque dans le cadre de la police des cours et tribunaux.
Ainsi, les procès auxquels vous vous référez font l’objet de mesures particulières à l’intérieur du Palais de Justice. Lorsque les moyens de la police locale sont insuffisants, elle peut faire appel à l’appui de la police fédérale ainsi qu’à l’appui d’autres zones de police.
En termes d’infrastructure, la majorité des bâtiments de justice présentent des caractéristiques techniques qui ne facilitent pas toujours la mise en œuvre de mesures de sécurité physique optimales. Compte tenu de celles-ci, des mesures de type organisationnel ont néanmoins été prises, notamment au travers de la réduction du nombre d’accès aux bâtiments, comme c’est le cas au Palais de Justice de Bruxelles.
Depuis octobre 2014, l’analyse de risque de la police de Bruxelles a conclu à la nécessité de procéder au contrôle approfondi des usagers du Palais de Justice en les soumettant à une détection métal ainsi qu’à un contrôle de leurs bagages aux rayons X. Une entrée professionnelle séparée a cependant été aménagée pour le personnel de la Justice, les avocats et d'autres groupes professionnels. La police de Bruxelles a confié cette mission aux agents du Corps de sécurité mis à sa disposition afin de l’appuyer dans sa mission de faire comparaître les détenus devant les cours et tribunaux.
Cela représentait une charge supplémentaire, ce qui a transformé la gestion quotidienne en une tâche difficile, compte tenu surtout du problème de personnel déjà connu. Le corps de sécurité effectue une tâche difficile mais nécessaire.
Zoals ik reeds eerder heb gezegd komen er inderdaad 20 extra personeelsleden bij voor het Veiligheidskorps dit jaar. De aanwervingsprocedures worden opgestart. In 1e instantie zal de stafdienst P&O bekijken of er nog personen in de wervingsreserves zitten die op korte termijn aangeworven kunnen worden. Om voor alle taken ingezet te kunnen worden is het noodzakelijk dat er verschillende opleidingen gevolgd worden. De basisopleiding duurt 46 dagen (aaneensluitend) met 10 dagen stage waarbij de agenten nog niet 100 procent meedraaien aangezien ze samenwerken met ervaren collega’s. Het Veiligheidskorps telt momenteel 419 leden, wat komt op 409,75FTE’s. Daarvan zijn er momenteel 11 langdurig ziek.
D’autres problèmes sont réapparus plus récemment, en raison de la charge de travail accrue. En effet, du fait du nombre plus élevé d’audiences et de procès d’assises, et d’un important procès pour terrorisme, il a été énormément fait appel au corps de sécurité et à la police. Je déplore qu’à un moment où on enregistre, au Palais de Justice Poelaert, un pic de procès ordinaires, d'assises et de terrorisme, celui-ci ait été, pour des raisons de sécurité, rendu inaccessible au public et aux personnes qui avaient été convoquées pour un procès. Je peux cependant comprendre que, dans ces circonstances inhabituelles et difficiles (niveau de sécurité 3 pour le Palais de Justice Poelaert), il n’est pas facile d'assurer la continuité alors que, suite entre autres à des absences pour cause de maladie, une pleine occupation ne peut pas être garantie.
Daarom was er gisteren een probleem met betrekking tot de toegankelijkheid van het paleis. Dit zou moeten opgelost zijn, ook al besef ik dat we dit stap voor stap moeten oplossen. Om de continuïteit van de werking van Justitie te garanderen en om deze uitzonderlijke toestand tijdelijk het hoofd te bieden, zal het Veiligheidskorps voor een beperkte periode (tot de start van het gerechtelijk verlof) ondersteund worden met gekwalificeerd personeel van een bewakingsfirma. Deze mensen zullen onder leiding van het Veiligheidskorps het scantoestel bemannen.
Om tot een structurele oplossing te komen is er een permanent overleg met alle betrokken actoren. De betrokken actoren zijn uiteraard het veiligheidskorps, de politie en de betrokken gerechtelijke diensten en hun korpschefs.
Ik ben ook voorstander om het veiligheidsbeleid anders te gaan uitwerken. Zoals gezegd maakt dit deel uit van het masterplan, maar ik ben principieel helemaal akkoord met één commandolijn. Waar het geheel zich moet bevinden maakt deel uit van actuele onderhandelingen.
Enfin, je tiens également à souligner que je développe actuellement un masterplan des bâtiments de justice, lequel prend notamment en considération cette dimension sécuritaire. Dans ce contexte, tout comme dans celui de la réforme des arrondissements judiciaires, l’une des questions qui se pose à nous est la réduction éventuelle du nombre d’implantations afin de faire bénéficier les justiciables et les magistrats d’un niveau de sécurité compatible avec les menaces actuelles et futures.